2010
De verdediging
Maart 2010


De verdediging

Als ik nu maar kon uitleggen waarom ik nooit naar feestjes ging.

Waarom kom je nooit eens langs?’ gilde het meisje. ‘Wil je er niet bij horen?’

Het was aan het eind van de lente en het schooljaar was bijna voorbij. In de pauzes voetbalden we bij de school. Ik stond in het doel. Ik mag wel zeggen dat ik mijn doel met verve verdedigde. Deze wedstrijd was echter anders, omdat ik ook de aanvallen vanaf de achterlijn moest opvangen.

Tussen de aanvallen van de tegenstander door werd ik ondervraagd door een paar meisjes uit mijn klas die aan de achterlijn stonden. Om aan hun kruisverhoor te ontkomen, had de tegenstander voor mijn part een strafschoppenserie mogen nemen, maar zoveel geluk had ik die dag niet.

‘Waarom zien we jou nooit op onze feestjes?’ ging ze verder. ‘Heb je geen zin in een beetje pret?’

Een beetje pret!, dacht ik. Een feestje met klasgenoten en onnozele spelletjes, waarin je zomaar in ongemakkelijke situaties terecht kon komen was niet mijn idee van pret. Dan bleef ik liever thuis.

‘We proberen elkaar allemaal beter te leren kennen, maar jij bent er nooit’, kwam er weer een aanval van de achterlijn.

‘Dat klopt!’, zei ik. En de reden daarvoor zou ik hebben uitgelegd als ik het gevoel had gehad dat zij en de anderen het zouden begrijpen. Maar dat betwijfelde ik. Hoe kon dat ook? Ik was de enige heilige der laatste dagen op school en geen van hen begreep veel van de kerk en haar normen.

‘Vind je de meisjes in de klas niet aardig?’, vroeg ze.

‘Het heeft niets met aardig vinden te maken’, zei ik. ‘Ik zou mij niet op mijn gemak voelen.’

‘Maar waarom dan niet?’, viste ze.

Mijn elftal was de bal kwijtgeraakt en de tegenstander kwam mijn kant op.

‘Waarom zou je je niet op je gemak voelen?’, vroeg ze nogmaals.

Alles op het veld leek zich in slow motion af te spelen toen ik mij op de bal concentreerde. Het enige wat ik hoorde was haar stem, en haar ‘waarom’ dat in mijn hoofd bleef stuiteren. De tegenstander legde aan voor een schot en ik zag dat hij loeihard op het doel schoot. Maar ik liet mij niet verrassen. Het was een schuiver, waar ik als een snoek naar dook, klemvast. ‘Yes! Weer een aanval afgeslagen’, dacht ik, met een lach om de mond. Ik stond weer op en gooide de bal naar een van mijn medespelers, waarna ik mij weer op mijn andere tegenstanders richtte.

‘En?’, vroeg ze.

Ik was met mijn hoofd nog helemaal bij de redding die ik net verricht had. ‘De reden dat ik niet naar je feestjes kom, is …’, begon ik, toen moest ik even nadenken.

‘Is’, herhaalde ze enigszins ongeduldig.

Ik keek het veld weer in en zag de tegenstander mijn kant op komen. Mijn hart begon sneller te kloppen, want ik wist dat ik mijn zin zou moeten afmaken. ‘Is omdat ik wil wachten op iemand die bijzonder voor mij is!’, gooide ik eruit.

‘Wat!’ riep ze uit.

De tegenspelers naderden mijn strafschopgebied en ik moest heel goed opletten. De bal werd hard ingeschoten, ik had het nakijken. De tegenstander juichte, terwijl de meisjes in lachen uitbarstten.

‘Wachten op iemand die bijzonder is’, giechelde ze. ‘En hoe heet ze dan?’

Ik voelde me opgelaten. Hoewel ik aan niemand in het bijzonder dacht, wist ik gewoon dat ik op zekere dag mijn toekomstige vrouw zou ontmoeten, en dat ik waardig wilde zijn om haar mee naar de tempel te nemen. Daarom ging ik niet naar hun feestjes toe.

Mijn handen gloeiden nog na en mijn hart klopte nog snel toen ik later naar huis liep, maar toch had ik een glimlach op mijn gezicht. Ik mocht die dag dan wel vernederd zijn op het veld, ik was toch als overwinnar uit de strijd gekomen.

Illustraties Sal Velluto