Geloofsportret
Murilo Vicente Leite Ribeiro
Goiânia (Brazilië)
Toen Murilo zich op zestienjarige leeftijd liet dopen, was zijn hele familie tegen zijn beslissing. Toen hij op zending geroepen werd, gooiden zijn ouders zijn zondagse kleren weg en verboden hem op zending te gaan. Hij bracht uiteindelijk zijn familie tot de kerk, maar hij voelde zich onwaardig omdat hij geen zending had vervuld.
Fotograaf Cody Bell
Ik heb de kerk leren kennen toen ik 14 was. Mijn vrienden waren lid en stelden me voor aan de zendelingen. Ik wilde eerst niets van hun boodschap weten omdat mijn familie een ander geloof aanhing.
Twee jaar later werd ik uitgenodigd om voetbal te spelen met de leden van de kerk. Ik was dol op voetbal en wilde graag meespelen. Ik werd ook uitgenodigd om de seminarielessen bij te wonen. Ik wilde meer over de kerk weten.
Ik sprak met de zendelingen en zij vertelden mij over het eerste visioen. Dat veranderde mijn leven. Ik werd er enorm door geraakt. Ik begon in hun bijzijn te huilen. Ik was onder de indruk en geëmotioneerd. Na de eerste les nodigden ze mij uit om mij te laten dopen en ik aanvaardde de uitnodiging.
Mijn ouders stonden negatief tegenover de kerk en kwamen niet naar mijn doopdienst. Dat was erg zwaar voor mij. Mijn broer Joaquim was de enige van mijn familie die op die dag bij mij was.
Na mijn doop kreeg ik met veel moeilijkheden te kampen. Ik geloofde in het herstelde evangelie, maar mijn familie deelde mijn visie nog niet. Ik probeerde het uit te leggen, maar mijn ouders begrepen het niet. Ik bleef naar de kerk gaan, hoewel mijn ouders vonden dat ik mijn familie in de steek liet. Maar eigenlijk wilde ik graag dat ze met mij mee naar de kerk kwamen.
Toen het tijd werd om op zending te gaan, vond ik dat ik er klaar voor was. Ik had twee jaar lang de seminarielessen gevolgd, ik woonde de lessen ter voorbereiding op een zending bij en ik ging naar het instituut. Ik voelde me geestelijk sterk, maar mijn ouders verzetten zich steeds heviger. Heel mijn familie spande samen om mij van de kerk los te weken.
Ik diende mijn zendingsaanvraag in en kreeg mijn oproep voor het zendingsgebied Recife (Brazilië). Ik vertelde mijn ouders dat ik naar Recife ging om als zendeling Jezus Christus te vertegenwoordigen. Mijn vader ruziede met mij en mijn moeder gooide zelfs mijn zondagse kleding en kerkboeken weg. Ze waren razend.
Ik ging niet op zending. Het was de moeilijkste periode van mijn leven. Ik wilde zo graag een zending vervullen, maar ik stuitte op fel verzet. Ik had niets verkeerds gedaan, maar ik raakte ontmoedigd en depressief, en ik kreeg thuis nog steeds tegenstand te verduren. Mijn ouders hoopten dat ik zou toegeven en niet meer naar de kerk zou gaan.
Ik had het erg moeilijk als jongeman die geen zending vervulde. Ik voelde mij minderwaardig tegenover mijn vrienden die op zending waren, en ik voelde me eenzaam in de kerk. Sommige mensen dachten dat ik niet op zending ging omdat ik onwaardig was. Maar ik deed mijn best om standvastig in het geloof te blijven.
In die periode ontmoette ik Kelly, met wie ik later zou trouwen. Toen ik haar ontmoette, verdween mijn depressie en zag ik in dat ik een kind van God was. Kelly was geen lid van de kerk toen we verkering kregen. We trouwden en de maand daarna doopte ik haar. Een jaar later zijn we in de Sydneytempel aan elkaar verzegeld. Het was een bijzonder en heilig moment voor mij.
Toen onze eerste baby, Rafael, werd geboren, namen we hem mee naar de kerk voor een zegen. Mijn ouders waren bij die zegen aanwezig. Dat was de eerste keer dat ze mee naar de kerk kwamen. Daaropvolgend kregen ze thuis de zendelingenlessen. Uiteindelijk had ik het voorrecht om mijn ouders en mijn jongere broer te dopen.
Het was grappig om te zien hoe methodisch mijn vader dit aanpakte. Hij zei: ‘Zoon, wanneer ga je mij dopen?’ Nadat ik hem bij zijn doop had ondergedompeld, omhelsde hij mij. Het was een onvergetelijk moment!
Toen we jaren later een nieuw ringpresidium zouden krijgen, maakte ik kennis met ouderling Jairo Mazzagardi van de Zeventig. Hij vroeg naar mijn zending.
Ouderling Mazzagardi zei: ‘Broeder Murilo, ik zie dat u zich hebt laten dopen toen u zestien was, maar dat u geen zending hebt vervuld.’
‘Ik heb geen zending vervuld’, antwoordde ik, en ik begon te huilen.
‘Maar ik doe alles wat ik kan opdat de Heer mij zal vergeven. Ik heb zeven maanden als gemeentepresident gediend en ik probeer een zendeling te zijn en mijn best te doen. Ik werk hard om anderen te helpen. Ik wil dat de Heer mij vergeeft. Ik wil op de laatste dag onbesmet staan.’
Hij zei: ‘Broeder Murilo, kijk niet achterom, kijk vooruit. Wie achterom kijkt, loopt achteruit, en wie vooruit kijkt, loopt voorwaarts. U bent rein.’
Ik was zo blij toen ik dat hoorde dat ik moest huilen. Pas toen voelde ik, voor het eerst na jaren, de vrede van de Heer.
Het was alsof er een zware last van mijn schouders werd genomen.
Hij zei dat ik mijn vrouw moest gaan halen en riep mij vervolgens als ringpresident.
Ouderling Mazzagardi zei verder: ‘Uw ervaringen zullen u als ringpresident van nut zijn. U kunt jonge mensen bijstaan die het moeilijk hebben of die niet door hun ouders worden gesteund. U hebt niet de kans gekregen om op zending te gaan, maar dit is nu uw zending. U zult jonge mensen begeleiden bij de voorbereiding op hun zending.’
Als ringpresident is het een van mijn doelen om jongemannen en jongevrouwen te stimuleren een zending te vervullen. De Heer geeft mij telkens in wat ik tegen deze jonge mensen moet zeggen. Ik ben de Heer dankbaar dat Hij mij de kans geeft om anderen voor een zending te laten kiezen.