2017
Bij ’s Heren vaan: lessen van Zionskamp
July 2017


Bij ’s Heren vaan: lessen van Zionskamp

Uit de devotionaltoespraak ‘Who’s on the Lord’s Side? Now Is the Time to Show’ [‘Wie staat bij ’s Heren vaan? Daar komt het thans op aan.’] tijdens de onderwijsweek aan de Brigham Young University–Idaho op 30 juli 2010.

Door de expeditie van Zionskamp in 1834 onder leiding van de profeet Joseph Smith werd duidelijk welke deelnemers aan de kant van de Heer wilden staan. Verdiepen we ons in de geschiedenis van Zionskamp, dan krijgen we waardevolle, tijdloze lessen uit deze belangrijke episode in de kerkgeschiedenis die op onze eigen situatie toepasselijk zijn.

Wat was Zionskamp?

De profeet Joseph Smith ontving in 1831 een openbaring waarin Independence in Jackson County (Missouri) als locatie voor Zion aangewezen werd. Dit moest de centrale vergaderplaats voor de heiligen der laatste dagen en de plek voor het nieuwe Jeruzalem worden, waarover zowel in de Bijbel als het Boek van Mormon gesproken wordt (zie LV 57:1–3; zie ook Openbaring 21:1–2; Ether 13:4–6). In de zomer van 1833 bestond de populatie van Jackson County voor ongeveer een derde uit mormoonse kolonisten. De snel toenemende aantallen, de potentiële politieke invloed, en de kenmerkende religieuze en politieke opvattingen van deze nieuwkomers baarden de andere kolonisten in het gebied zorgen. Zij eisten dan ook dat de kerkleden hun woningen en landerijen verlieten. Toen zij niet op dit ultimatum ingingen, vielen de inwoners van Missouri de nederzettingen in november 1833 aan. De heiligen werden tot vertrekken gedwongen.

exiled Saints

Voorwaarts, stadig voorwaarts, Glen Hopkinson.

In februari 1834 gebood de Heer in een openbaring dat Zionskamp gevormd moest worden (zie LV 103). Dit leger van de Heer had als eerste taak de mormonen in Jackson County tegen nog meer aanvallen te beschermen. De militie van Missouri had zich ertoe verplicht om de kolonisten eerst veilig terug naar hun woningen en landerijen te begeleiden. Het kamp moest ook geld, goederen en morele steun aan de berooide heiligen brengen. Zo gebeurde het dat een groep vrijwilligers van ruim tweehonderd heiligen onder leiding van de profeet Joseph Smith zo’n 1450 kilometer van Kirtland (Ohio) naar Clay County (Missouri) reisde. Hyrum Smith en Lyman Wight recruteerden nog een groepje vrijwilligers in het territorium Michigan. Zij voegden zich bij de groep van de profeet in Missouri. Brigham Young, Heber C. Kimball, Wilford Woodruff, Parley P. Pratt, Orson Hyde en vele andere bekenden uit onze kerkgeschiedenis namen aan Zionskamp deel.

Ik ga niet alle details van deze zware reis beschrijven of alle geestelijke hoogtepunten weergeven. Ik zet wel wat belangrijke gebeurtenissen uit de expeditie van Zionskamp op een rij:

  • Gouverneur Daniel Dunklin van Missouri weerhield de beloofde militiebegeleiding die de mormoonse kolonisten nodig hadden om naar hun landerijen terug te keren.

  • Onderhandelingen tussen kerkleiders, functionarissen van de staat Missouri en de inwoners van Jackson County om een gewapend conflict te voorkomen en geschillen over eigendomsrechten op te lossen, liepen helaas stuk.

  • De Heer gebood Joseph Smith uiteindelijk Zionskamp te ontbinden. Hij gaf aan waarom het leger van de Heer zijn beoogde doel niet bereikt had (zie LV 105:6–13, 19).

  • De Heer droeg de heiligen op om goodwill in het gebied te kweken. Dit ter voorbereiding op de tijd waarop Zion met juridische in plaats van militaire middelen teruggewonnen zou worden (zie LV 105:23–26, 38–41).

Zions leger werd eind juni 1834 in kleinere groepen opgesplitst. Begin juli 1834 werd tot definitieve ontbinding overgegaan. De meeste vrijwilligers keerden naar Ohio terug.

Wat kunnen we van Zionskamp leren?

etching of zions camp

Het was de bedoeling om de heiligen naar hun landerijen in Jackson County te laten terugkeren. Dat was niet gelukt. Sommigen vonden Zionskamp daarom een mislukte en nutteloze onderneming. Een broeder in Kirtland die niet het geloof had om met het kamp mee te gaan, kwam Brigham Young bij zijn terugkeer uit Missouri tegen. Hij vroeg: ‘“En, wat heeft deze nutteloze tocht naar Missouri met Joseph Smith je opgeleverd?” “Alles waarvoor we gingen”, antwoordde Brigham Young direct. “Ik zou de ervaring die ik in die expeditie opgedaan heb, niet voor alle rijkdom van Geauga County willen ruilen.”’ Kirtland lag toen in die county.1

Denk eens goed na over Brigham Youngs antwoord: ‘Alles waarvoor we gingen.’ Wat leren we zoal van een onderneming die het beoogde doel niet bereikt had, maar de eerste heiligen toch levenslange zegeningen opleverde, wat ook voor ons kan gelden?

Naar mijn mening zijn er minstens twee grote lessen in broeder Brighams antwoord op die tergende vraag te onderscheiden: (1) de les van beproeving, zifting en voorbereiding, en (2) de les van de kerkleiders gadeslaan, van ze leren en ze volgen. Ik zeg met klem dat deze lessen voor ons tegenwoordig minstens zo belangrijk zijn om te leren en toe te passen als ze zo’n 180 jaar geleden voor de vrijwilligers in Zionskamp waren.

De les van beproeving, zifting en voorbereiding

De getrouwe heiligen die in het leger van de Heer marcheerden, werden getoetst en beproefd. De Heer heeft verklaard: ‘Ik heb hun gebeden gehoord en zal hun offer aannemen; en het is raadzaam in mijn bestel dat zij tot zover worden gebracht ter beproeving van hun geloof’ (LV 105:19).

De fysieke en geestelijke moeilijkheden van Zionskamp hielden daadwerkelijk het ziften van de tarwe en het onkruid in (zie Mattheüs 13:25, 29–30; LV 101:65), het scheiden van de schapen en de bokken (zie Mattheüs 25:32–33), oftewel het scheiden van wie geestelijk sterk en zwak waren. Iedere man en vrouw in het leger van de Heer stond dus voor de vraag: ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’2

Toen Wilford Woodruff zijn zaken regelde om zich bij Zionskamp aan te sluiten, waarschuwden zijn vrienden en buren hem om een dergelijke gevaarlijke reis niet te ondernemen. Zij adviseerden hem: ‘Je moet niet gaan, anders leg je het loodje.’ Hij antwoordde: ‘Als ik wist dat ik bij mijn eerste stap in de staat Missouri een kogel door het hart kreeg, zou ik toch gaan.’3 Wilford Woodruff wist dat hij geen kwade gevolgen te vrezen had zolang hij trouw en gehoorzaam was. Hij stond duidelijk bij ’s Heren vaan.

Het kwam er voor die trouwe mannen en vrouwen in de zomer van 1834 inderdaad ‘op aan’.4 Maar de beslissing om met de profeet Joseph naar Missouri te marcheren, was niet per se een eenmalig, allesomvattend of direct antwoord op de vraag: ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’ Daar kwam het voor die heiligen dikwijls op aan. Er was volop sprake van mentale en lichamelijke vermoeidheid, bebloede en beblaarde voeten, ontoereikend voedsel en vuil water, talloze teleurstellingen, verdeeldheid en opstandigheid binnen het kamp, en bedreigingen van buitenaf door kwaadaardige vijanden.

Het kwam er op aan in het licht van de ervaringen en ontberingen van ieder uur, iedere dag en iedere week. Het ging om de combinatie van de vele ogenschijnlijk onbeduidende keuzes en daden van deze toegewijde heiligen die het definitieve antwoord gaven op de vraag: ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’

Hoe kwamen de beproevingen en zifting de voorbereiding van de deelnemers aan Zionskamp ten goede? Het is opvallend dat acht kerkleiders die in 1835 tot het Quorum der Twaalf Apostelen en alle Zeventigers die toen geroepen werden, aan Zionskamp hadden deelgenomen. De profeet Joseph Smith verklaarde tijdens een bijeenkomst na de roeping van de Zeventigers:

‘Broeders, sommigen van u zijn boos op mij, omdat u niet in Missouri hebt gevochten; maar ik kan u vertellen dat God u niet wilde laten strijden. Hij kon zijn koninkrijk niet organiseren met twaalf mannen die de deur van het evangelie voor de volken van de aarde openen, en met zeventig mannen onder hun leiding die in hun voetspoor volgen, tenzij Hij die koos uit een groep mannen die hun leven wilden geven en net zo’n groot offer als Abraham gebracht hadden.

‘Nu heeft de Heer zijn Twaalf en zijn Zeventig, en er zullen andere quorums der Zeventig worden geroepen.’5

Zionskamp was echt een louterende ervaring voor de vrijwilligers in het algemeen en voor vele toekomstige leiders van de kerk van de Heer in het bijzonder.

De vrijwilligers in het leger van de Heer deden ervaringen op waardoor ze op grotere, toekomstige migraties van kerkleden voorbereid waren. Meer dan twintig deelnemers aan Zionskamp gaven later leiding aan twee grote migraties. De eerste lag maar vier jaar in de toekomst en betrof de verhuizing van acht- tot tienduizend mensen van Missouri naar Illinois6. De tweede migratie vond twaalf jaar later plaats. Die betrof de grote trek westwaarts van ongeveer vijftienduizend heiligen der laatste dagen van Illinois naar de Salt Lake Valley en andere valleien in de Rocky Mountains. Zionskamp bewees de kerk als voorbereidende training een grote dienst. Het kwam er in het jaar 1834 op aan. Het was ook een voorbereidende tijd voor 1838 en 1846.

Ook wij worden persoonlijk en als gezin beproefd, gezift en voorbereid, net zoals de leden van Zionskamp. In de Schriften en de leringen van de kerkleiders wordt vaak beloofd dat geloof in de Heer Jezus Christus; het sluiten, nakomen en indachtig zijn van heilige verbonden; en gehoorzaamheid aan Gods geboden ons zullen sterken en voorbereiden op de beproevingen en toetsen van dit leven. We zullen ze dan onder ogen zien, overwinnen en ervan leren.

De leiders van de kerk van de Heer hebben duidelijk op beproevingen gewezen die ons in deze tijd te wachten staan. President Ezra Taft Benson (1899–1994) liet in 1977 als president van het Quorum der Twaalf Apostelen in een bijeenkomst van regionale vertegenwoordigers een profetische stem van waarschuwing horen. Ik citeer nu uitgebreid uit president Bensons boodschap. Let goed op zijn nog steeds actuele raad:

‘Iedere generatie heeft zijn eigen beproevingen en de kans om zichzelf te bewijzen. Weet u wat een van onze zwaarste beproevingen is? Hoor de woorden van Brigham Young: “De grootste angst die ik heb aangaande dit volk is dat zij in dit land rijk worden, God en zijn volk vergeten, dik worden, en zichzelf de kerk uit schoppen en de hel ingaan. Dit volk doorstaat geweld door benden, beroving, armoede en allerlei vervolging, en blijft getrouw. Maar mijn grootste angst is dat zij rijkdom niet kunnen verdragen.”’

President Benson vervolgt: ‘Wij hebben wellicht de moeilijkste beproevingen te doorstaan, want het kwaad is subtieler, geraffineerder. Het ziet er allemaal minder dreigend uit en het is moeilijker te onderkennen. Elke beproeving van onze rechtschapenheid gaat met een zekere worsteling gepaard. Maar deze beproeving lijkt helemaal geen beproeving of worsteling in te houden en kan wel eens de bedrieglijkste van alle beproevingen zijn.

‘Weet u wat vrede en voorspoed met een volk kunnen doen — ze kunnen het in slaap sussen. In het Boek van Mormon worden wij gewaarschuwd hoe Satan ons in de laatste dagen bedachtzaam ter helle wil voeren. De Heer heeft enkele potentiële geestelijke reuzen op aarde geplaatst. Die heeft Hij zo’n zesduizend jaar voor deze tijd bewaard om het koninkrijk te laten zegevieren, maar de duivel probeert ze in slaap te sussen. De tegenstander weet dat hij ze waarschijnlijk niet tot grote verkeerde daden kan aanzetten. Hij laat dan ook een diepe slaap over hen komen, net zoals dat bij Gulliver gebeurde, terwijl hij ze met kleine nalatigheden insnoert. En wat heb je aan een slaperige, uitgeschakelde, lauwe reus als leider?

women sitting in front of computer

‘We hebben te veel potentiële geestelijke reuzen die hun gezin, het koninkrijk en het land krachtiger naar een hoger plan zouden moeten tillen. Er zijn velen die menen dat ze goede mannen en vrouwen zijn, maar ze moeten érgens goed voor zijn: sterke patriarchen, onverschrokken zendelingen, kloekmoedige tempelwerkers, trouwe patriotten, toegewijde quorumleden. Kortom, we moeten uit een geestelijke slaap wakker geschud worden.’7

Bedenk dat de beproevingen van rijkdom, voorspoed en gemak tegenwoordig minstens zo intens kunnen zijn als de vervolging en fysieke moeilijkheden van de heiligen die vrijwillig met Zionskamp mee marcheerden. De profeet Mormon vatte de cirkelgang van hoogmoed zo treffend in Helaman 12 samen:

‘En aldus kunnen wij zien hoe vals, en ook hoe onbestendig, het hart der mensenkinderen is; ja, wij kunnen zien dat de Heer in zijn grote, oneindige goedheid hen zegent en voorspoedig maakt die hun vertrouwen in Hem stellen.

‘Ja, en wij kunnen zien, juist wanneer Hij zijn volk voorspoedig maakt, ja, door de opbrengst van hun velden en van hun kleinvee en runderen, en door goud en door zilver en door allerlei kostbaarheden van iedere soort en bewerking; en wanneer Hij hun leven spaart en hen uit de handen van hun vijanden verlost; wanneer Hij het hart van hun vijanden verzacht, zodat zij hun niet de oorlog verklaren; ja, kortom, wanneer Hij alles doet voor het welzijn en het geluk van zijn volk; ja, dat is wanneer zij hun hart verstokken en de Heer, hun God vergeten, en de Heilige onder de voeten treden — ja, en wel wegens hun gemak en hun buitengewoon grote voorspoed’ (Helaman 12:1–2).

Let in het bijzonder op de laatste woorden in het laatste vers: ‘en wel wegens hun gemak en hun buitengewoon grote voorspoed’.

President Harold B. Lee (1899–1973) heeft eveneens gesproken over de collectieve beproeving van gemak die we in deze tijd meemaken: ‘We worden beproefd, we worden getoetst, we staan tegenwoordig aan enorme beproevingen bloot. We beseffen misschien de ernst van de beproevingen niet eens die we ondergaan. Toen was er sprake van moordpartijen, terreurdaden en geweld. Ze werden naar de woestijn verdreven, leden honger, hadden geen kleren en leden kou. Ze kwamen hier in dit beloofde land aan. Wij zijn gezegend door wat zij ons hebben nagelaten. Maar wat doen we ermee? Wij baden tegenwoordig in weelde, zoals we dat in de wereld nog nooit hebben meegemaakt. Het lijkt erop dat dit wel eens de grootste beproeving kan zijn die we ooit in de kerk hebben meegemaakt.’8

Deze leringen van hedendaagse en vroegere profeten over beproevingen en toetsen in de laatste dagen zijn ontnuchterend en stemmen tot nadenken. Maar ze hoeven ons niet te ontmoedigen of angst aan te jagen. Voor wie ogen hebben om te zien en oren om te horen, zetten geestelijke waarschuwingen tot meer waakzaamheid aan. U en ik leven in ‘een dag van waarschuwing’ (LV 63:58). En omdat we zijn en worden gewaarschuwd, moeten we, de aansporing van de apostel Paulus indachtig, ‘waakzaam [zijn] met alle volharding’ (Efeze 6:18). Als we waakzaam zijn en ons voorbereiden, hoeven we werkelijk niet te vrezen (zie LV 38:30).

Wie staat bij ’s Heren vaan? Het komt er thans op aan dat we die geïnspireerde waarschuwingen serieus ter harte nemen. Het komt er thans op aan dat we waakzaam en voorbereid zijn om de hedendaagse beproevingen van voorspoed en hoogmoed, van rijkdom en gemak, en van een verstokt hart te weerstaan en dat we de Heer onze God niet vergeten. Het komt er thans op aan dat we te allen tijde trouw zijn in alles wat onze hemelse Vader en zijn geliefde Zoon ons ook toevertrouwen — en dat we de geboden van God onderhouden en oprecht voor Hem wandelen (zie Alma 53:20–21).

De les van de kerkleiders gadeslaan, van ze leren en ze volgen

De trouwe heiligen in het leger van de Heer waren in de gezegende situatie dat ze de kerkleiders konden gadeslaan, van ze konden leren en ze konden volgen. Wij hebben tegenwoordig veel baat bij het voorbeeld en de getrouwheid van de godvrezende leden van Zionskamp.

Wilford Woodruff reisde op advies van Parley P. Pratt in april 1834 naar Kirtland (Ohio) om zich bij Zionskamp aan te sluiten. Broeder Woodruffs verslag van zijn eerste ontmoeting met de profeet Joseph Smith is leerzaam voor ons allemaal:

Hier sprak ik voor het eerst in levende lijve met onze geliefde profeet Joseph Smith. Hij was door God gekozen om zijn openbaringen in deze laatste dagen voort te brengen. Mijn eerste kennismaking voldeed niet aan de vooringenomen sektarische opvattingen van hoe een profeet zou moeten zijn en eruit zou moeten zien. Het geloof van sommigen had erdoor ondermijnd kunnen worden. Ik trof hem en zijn broer Hyrum aan terwijl ze met pistolen op een doel aan het schieten waren. Toen ze het schieten staakten, werd ik aan broeder Joseph voorgesteld. Hij schudde me uiterst hartelijk de hand. Hij nodigde me uit om bij hem thuis in te trekken terwijl ik in Kirtland verbleef. Die uitnodiging nam ik maar wat graag aan. Ik ben tijdens dat verblijf een hoop wijzer geworden en erg gezegend.’9

Het valt mij op dat broeder Woodruff, die een tijdje bij de profeet in huis woonde en ongetwijfeld een uitgelezen kans had om hem in zijn dagelijkse doen en laten gade te slaan, gezegend was met ogen om verder te kijken dan ‘de vooringenomen sektarische opvattingen van hoe een profeet zou moeten zijn en eruit zou moeten zien’. Dergelijke verkeerde opvattingen ontnemen velen in de huidige wereld het juiste perspectief, zowel binnen als buiten de herstelde kerk van de Heer.

Ik ben in 2004 tot het Quorum der Twaalf Apostelen geroepen. Daardoor heb ik een geheel eigen kijk gekregen op de betekenis van onze kerkleiders gadeslaan, van ze leren en ze volgen. Ik zie nu dagelijks de individuele persoonlijkheid, de verschillende voorkeuren en het edele karakter van de leiders van deze kerk. Sommige mensen vinden de menselijke beperkingen en tekortkomingen van de kerkleiders verontrustend en geloofsondermijnend. Maar ik vind die zwakheden juist geloofsversterkend. Het door de Heer geopenbaarde patroon van bestuur in zijn kerk ondervangt de gevolgen van menselijke gebreken. Ik beschouw het echt als een wonder om te zien dat de Heer zijn wil door zijn dienstknechten tot stand brengt, ondanks de fouten en tekortkomingen van zijn gekozen leiders. Deze mannen hebben nooit beweerd dat ze volmaakt zijn. Dat zijn ze ook niet. Maar ze zijn wel door God geroepen.

Wilford Woodruff was priester toen hij met het leger van de Heer naar Missouri marcheerde. Hij verklaarde later als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen: ‘We deden ervaring op die we op geen enkele andere wijze hadden kunnen opdoen. We hadden het voorrecht […] om zo’n vijftienhonderd kilometer met [de profeet] af te leggen. We zagen hoe de Geest van God op hem inwerkte, hoe hij de openbaringen van Jezus Christus ontving en hoe die openbaringen in vervulling gingen. […] Als ik niet met Zionskamp was meegegaan, was ik hier vandaag niet geweest.’10

Joseph Smith nodigde op de laatste zondag in april 1834 enkele leiders van de kerk uit om vrijwilligers van Zionskamp toe te spreken die in een schoolgebouw bijeengekomen waren. De profeet stond op nadat de leiders hun boodschap overgebracht hadden. Hij gaf te kennen dat hij door de woorden opgebouwd was. Vervolgens profeteerde hij:

‘Ik wil voor de Heer tot u zeggen dat u niet meer van de bestemming van deze kerk en dit koninkrijk weet dan een baby die op zijn moeders schoot ligt. U begrijpt het niet. […] We zien hier vanavond maar een handjevol priesterschapsdragers, maar deze kerk zal Noord- en Zuid-Amerika vullen — ze zal de wereld vullen.’11

Mannen zoals Brigham Young, Heber C. Kimball, Orson Pratt en Wilford Woodruff luisterden naar en leerden veel van de profeet die avond. Jaren later droegen ze aan de vervulling van zijn profetische woorden bij. Wat waren die mannen in de gezegende situatie dat ze de profeet konden gadeslaan, van hem konden leren en hem konden volgen.

President Nelson with young man

We moeten allemaal voor ogen houden dat we zowel van de leringen van de kerkleiders als van hun voorbeeld kunnen leren. De profeet Joseph Smith schetste een magistraal visioen met betrekking tot de groei van de kerk. Laten we in dat licht eens naar zijn krachtige voorbeeld kijken wat de uitvoering van alledaagse maar noodzakelijke taken betreft. George A. Smith beschreef de reactie van de profeet op de dagelijkse moeilijkheden tijdens de mars naar Missouri in zijn dagboek.

‘De profeet Joseph onderging alle vermoeienissen van de hele tocht. Hij trof niet alleen de nodige voorzieningen voor het kamp en had niet alleen de leiding, maar hij liep ook het grootste deel en kreeg blaren op zijn bebloede, pijnlijke voeten […]. Maar de hele tocht kwam er geen klacht over zijn lippen, terwijl de meeste mannen bij hem klaagden over pijnlijke tenen, blaren, lange afstanden, karig proviand, de slechte kwaliteit van het brood, onsmakelijke maïskoek, ranzige boter, scherpe honing, bedorven spek en kaas enz. Er kon zelfs geen hond naar hen blaffen of ze beklaagden zich daarover bij Joseph. Als ze hun tent moesten opslaan bij water van slechte kwaliteit, ontstond er bijna een opstand. Toch waren wij Zionskamp, en velen van ons baden niet, waren onnadenkend, onverschillig, onvoorzichtig, dwaas of boosaardig, al beseften we dat niet. Joseph moest geduld met ons hebben en ons als kleine kinderen onderrichten.’12

Joseph was een krachtig voorbeeld van het beginsel waarin Alma onderwees: ‘Want de prediker was niet beter dan de toehoorder, evenmin was de leraar beter dan de leerling; […] en arbeidden zij allen, ieder naar zijn kracht’ (Alma 1:26).

Ik heb sinds mijn roeping als algemeen autoriteit geprobeerd sommige kerkleiders op leeftijd gade te slaan en van hen te leren. Zij moesten met de bij hun leeftijd horende ongemakken of de aanhoudende eisen van lichamelijke beperkingen en constante pijn omgaan. U kunt en zult nooit weten hoezeer sommige van deze mannen ongezien en in stilte lijden terwijl zij met heel hun hart, macht, verstand en sterkte in de openheid dienen. Ik heb met president Gordon B. Hinckley (1910–2008), president James E. Faust (1920–2007), ouderling Joseph B. Wirthlin (1917–2008), president Boyd K. Packer (1924–2015), ouderling L. Tom Perry (1922–2015), ouderling Richard G. Scott (1928–2015) en andere medeapostelen mogen dienen en ze gadegeslagen. Ik kan duidelijk en met volle overtuiging verklaren dat de kerkleiders met wie ik samenwerk, echte strijders zijn, edele en grote geestelijke strijders, in de meest ware en bewonderenswaardige betekenis van dat woord! Dankzij hun geduld, doorzettingsvermogen en moed kunnen zij ‘standvastig in Christus voorwaarts streven’ (2 Nephi 31:20). Dat is onze navolging waard.

President Lee waarschuwde voor nog een collectieve beproeving die in deze generatie steeds meer de kop opsteekt: ‘We hebben tegenwoordig met nog een beproeving te maken — een periode van wat we wereldwijsheid kunnen noemen. Er zijn in deze tijd veel schrandere mensen die niet naar de ootmoedige profeten van God willen luisteren. […] Deze beproeving is behoorlijk zwaar.’13

De beproeving van wereldwijsheid gaat samen met de beproeving van voorspoed en gemak. Het is dan ook erg belangrijk dat wij de kerkleiders gadeslaan, van ze leren en ze volgen.

members of the First Presidency

‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’ Het komt er thans op aan dat we op de raad van de levende apostelen en profeten acht slaan. Zij zijn in deze laatste dagen door God geroepen om zijn werk op aarde aan te sturen en te besturen. Het komt er thans op aan dat we geloven: ‘[Gods] woord zal niet voorbijgaan maar zal geheel worden vervuld, hetzij door [zijn] eigen stem, hetzij door de stem van [zijn] dienstknechten, dat is hetzelfde’ (LV 1:38). Daar komt het thans op aan. Dit is het moment!

Ons eigen Zionskamp

Er komt een moment in ons leven dat ons gevraagd wordt met ons eigen Zionskamp te marcheren. De timing voor die oproep zal uiteenlopen en de obstakels die we op de reis tegenkomen, zullen verschillend zijn. Maar onze constante en consistente reactie op deze onvermijdelijke oproep verschaft uiteindelijk het antwoord op de vraag: ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’

Daar komt het thans, vandaag, morgen en voor eeuwig op aan. Mogen wij de met elkaar verweven lessen van beproeving, zifting en voorbereiding, en van de kerkleiders gadeslaan, van ze leren en ze volgen altijd indachtig zijn.

Noten

  1. Brigham Young, in B. H. Roberts, A Comprehensive History of the Church, deel 1, 370–371.

  2. ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’ Heilige lofzangen, nr. 154.

  3. The Discourses of Wilford Woodruff, red. G. Homer Durham (1946), 306.

  4. ‘Wie staat bij ’s Heren vaan?’ Heilige lofzangen, nr. 154.

  5. Joseph Smith, in Joseph Young sr., History of the Organization of the Seventies (1878), 14; zie ook History of the Church, deel 2, 182.

  6. Zie Alexander L. Baugh, ‘From High Hopes to Despair: The Missouri Period, 1831–39’, Ensign, juli 2001, 44.

  7. Ezra Taft Benson, ‘Our Obligation and Challenge’, seminar voor regionaal vertegenwoordigers, 30 september 1977, 2–3; niet-gepubliceerd typoscript.

  8. Harold B. Lee, ‘Christmas address to Church employees’, 13 december 1973, 4–5; niet-gepubliceerde transcriptie.

  9. Wilford Woodruff, in Matthias F. Cowley, Wilford Woodruff: History of His Life and Labors (1909), 39.

  10. Wilford Woodruff, in The Discourses of Wilford Woodruff, 305.

  11. Joseph Smith in Leringen van kerkpresidenten: Wilford Woodruff (2004), 27; zie ook Joseph Smith, geciteerd door Wilford Woodruff, in Conference Report, april 1898, 57.

  12. George A. Smith, ‘My Journal’, Instructor, mei 1946, 217.

  13. Harold B. Lee, ‘Sweet Are the Uses of Adversity’, Instructor, juni 1965, 217.