Tot we elkaar weerzien
De mensen in de laatste huifkar
Uit een toespraak van de algemene conferentie in oktober 1947, ‘To Them of the Last Wagon’ [Aan de mensen in de laatste huifkar].
In die laatste huifkar heerste toewijding, trouw en integriteit, en, bovenal, geloof in de algemene autoriteiten en in Gods macht.
Ik wil graag iets zeggen over die laatste huifkar in elk huifkarrenkonvooi dat langzaam over de vlakten trok. […]
Achteraan in de laatste huifkar konden ze niet altijd de kerkleiders helemaal vooraan zien, en de blauwe hemel was vaak aan hun oog onttrokken door zware, dichte stofwolken die van de grond opstoven. Toch gingen zij in de laatste huifkar dag aan dag door, moe en uitgeput, met zere voeten, soms bijna ontmoedigd, gedragen door hun geloof dat God van hen hield, dat het herstelde evangelie waar was en dat de Heer de kerkleiders aan het hoofd van de colonne leiding gaf. Soms, als het geloof van de mensen in de laatste huifkar het sterkst was, zagen ze even een glimp van het celestiale koninkrijk. Maar het leek zo ver weg, en dat beeld verdween weer snel omdat hun behoeften, vermoeidheid, hartzeer en soms ontmoediging zich zo vaak voordeden.
Als dat beeld weer verdween, zonk de moed hen in de schoenen. Maar dan gingen zij opnieuw in gebed en weer op pad, met weinig lof of aanmoediging, noch ophemeling. […] Maar in die laatste huifkar heerste toewijding, trouw en integriteit, en, bovenal, geloof in de algemene autoriteiten en in Gods macht en goedheid. […]
Door stof en vuil […] kropen ze voort, totdat ze de vallei ingingen waar ze verwelkomd werden, konden uitrusten en zich konden vestigen. […]
Maar honderden van deze standvastige zielen die onwankelbaar geloof en moed hadden, waren nog niet op hun uiteindelijke bestemming aangekomen.
Broeder Brigham [Young] riep hen opnieuw om voor het vaandel van het koninkrijk van God op pad te gaan en zich in nabij- en verafgelegen valleien in de bergen te vestigen. Ze spanden opnieuw hun ossen en paarden in […] en gingen langzaam op weg naar nieuwe valleien. Ze vertrouwden weer op de wijsheid en goddelijke leiding van hun Mozes. […]
En duizenden van deze tienduizenden, vanaf het begin tot nu, alle uitverkorenen van God, voldeden aan hun nederige roeping en bestemming, net als broeder Brigham en de anderen aan hun roeping voldeden. En God zal ze daarvoor belonen. Zij waren pioniers in woord, daad, gedachte en geloof, net zoals mensen van aanzien. De bouw van dit imperium tussen de bergen is niet door een kleine groep in een hoekje tot stand gebracht, maar door al die mensen die uit verschillende landen kwamen, hard werkten en getrouw hun door God geroepen leiders volgden. […]
Ten aanzien van deze nederige zielen […] spreek ik mijn nederige liefde, respect en eerbiedige huldeblijk uit.