‘Voorbereidend lesmateriaal – Les 26: De kerk in het westen’, Fundamenten van de herstelling – materiaal voor de leerkracht (2019)
‘Voorbereidend lesmateriaal – Les 26’, Fundamenten van de herstelling – materiaal voor de leerkracht
Voorbereidend lesmateriaal – Les 26
De kerk in het westen
De heiligen die de vallei van het Great Salt Lake en de omliggende streken bereikten, kregen met allerlei beproevingen te maken. De weersomstandigheden waren erbarmelijk, krekels vernielden de oogst, het was extreem droog en de leden hadden honger. Maar Brigham Young ‘maakte […] zich minder zorgen over de oogst en over het geld dan over de steun aan zijn mensen in hun groei naar een heilig volk.
Hij wist uit ervaring dat zij zouden groeien als zij hard werkten en verantwoordelijkheid op zich namen. “Dit is een goede plek om heiligen te maken”, zei hij in 1856 tijdens een bijeenkomst tegen de aanwezige leden (DNW [Deseret News Weekly], 10 september 1856, 5).’ (Leringen van kerkpresidenten: Brigham Young [1997], 9.) Ondanks deze beproevingen gaven de meeste heiligen in deze beginjaren blijk van een groot geloof in de Heer. Helaas vond in deze periode ook een tragische gebeurtenis plaats, het bloedbad bij Mountain Meadows. Van die gebeurtenis leren we belangrijke lessen die we nu kunnen toepassen.
Deel 1
Wat kunnen we leren van de vroegere heiligen over de Heer dienen en zijn koninkrijk opbouwen?
De winter van 1848–1849 was erg koud en er was weinig voedsel. Daarom wilden sommige heiligen verdertrekken naar Californië om goud te gaan mijnen. President Brigham Young heeft geprofeteerd:
‘Sommigen hebben me gevraagd of [naar Californië] gaan een goed idee was. Ik heb geantwoord dat God deze plek [het Grote Bekken] heeft aangewezen voor de vergadering van zijn heiligen, en dat mensen hier een beter leven zullen hebben dan in de goudmijnen. […] God heeft mij laten zien dat dit de plek is waar zijn volk zich moest vestigen. Hier zullen ze voorspoedig zijn. […] God [zal] het klimaat matigen en wij zullen hier een stad bouwen en een tempel voor de allerhoogste God. Wij zullen onze nederzettingen naar het oosten en het westen, naar het noorden en het zuiden uitbreiden, we zullen honderden dorpen en steden bouwen, en duizenden heiligen zullen uit alle landen ter wereld hierheen komen.’ (In James S. Brown, Life of a Pioneer: Being the Autobiography of James S. Brown [1900], 121–122.)
Tegen de tijd dat Brigham Young in 1877 sterft, is deze profetie voor de heiligen der laatste dagen op wonderbaarlijke wijze in vervulling gegaan. Geïnspireerd door hun geloof in de Heer en zijn profeet hebben zich tussen de 60.000 en 70.000 pioniers in de Salt Lake Valley gevestigd, waar ze tussen de 350 en 400 nederzettingen hebben gesticht in Utah, Arizona, Californië, Idaho, Nevada en Wyoming.
Dankzij het Permanent emigratiefonds, dat in het leven was geroepen om arme immigrerende kerkleden te helpen, konden 30.000 heiligen de overtocht maken vanuit de Britse eilanden, Scandinavië, Zwitserland, Duitsland en Nederland. Overal ter wereld gingen zendelingen het evangelie van Jezus Christus prediken. De heiligen wijdden hun tijd aan de bouw van tempels in Salt Lake City, Logan en St. George. Bovenal lieten de heiligen een erfgoed van geloof, opoffering en onwrikbare toewijding aan de zaak van Jezus Christus en zijn herstelde evangelie na. (Zie ‘Brigham Young’, Newsroom Topics, newsroom.churchofjesuschrist.org.)
Kies een van de volgende verhalen van trouwe heiligen die in de begintijd van de kerk naar Utah gingen. Lees het verhaal en bereid je voor om in de klas te vertellen wat je hebt geleerd over de Heer dienen en zijn koninkrijk opbouwen.
Lucy Meserve Smith
Lees over Lucy Meserve Smith en andere vrouwen van de kerk die begaan waren met de handkarpioniers en ze wilden helpen. Het verhaal staat in Dochters in mijn koninkrijk: de geschiedenis en het werk van de zustershulpvereniging [2011], 41–42. Lees vanaf ‘Lucy Meserve Smith gaf bijvoorbeeld leiding’ tot het einde van het hoofdstuk.
John Moyle
Lees het inspirerende verhaal van John Moyle, die elke week naar Salt Lake City reisde om aan de tempel te werken, ook al was hij door een ongeluk een been kwijtgeraakt. Het staat in de toespraak van Dieter F. Uchtdorf ‘Tillen uit stand’ (Liahona, november 2008, 55). Lees het gedeelte onder het kopje ‘Voorbeeld van John Rowe Moyle’.
Je kunt ook de video ‘Only a Stonecutter’ (15:00) bekijken.
Joseph Millett
Lees over de bereidheid van Joseph Millett om bloem te schenken aan een man die hem door de Heer was gestuurd, in Boyd K. Packer, ‘Hulde voor de gewone mensen van de kerk’, De Ster, oktober 1980, 110–111. Lees vanaf ‘Ik zal iets citeren uit het dagboek van Joseph Millett’ tot en met de alinea die begint met ‘De Heer kende Joseph Millett’.
Je kunt ook de video ‘The Joseph Millett Story’ (6:14) bekijken.
Charles Walker en Charles Rich
Lees over het geloof van twee mannen en hun gezinnen die gehoor gaven aan de oproep om nieuwe nederzettingen voor de aankomende heiligen te bouwen. Het verhaal staat in Ons erfgoed: een beknopte geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen [1996], 88–89. Lees vanaf ‘Op algemene conferenties las president Young de namen voor’ tot en met de alinea die begint met ‘We hebben veel ontberingen geleden’.
Deel 2
Wat was de aanleiding voor het bloedbad bij Mountain Meadows?
Rond 1850 hadden meningsverschillen en communicatiestoornissen tot toenemende spanningen tussen de heiligen der laatste dagen en ambtenaren van de Amerikaanse overheid geleid. De Amerikaanse president, James Buchanan, geloofde ten onrechte dat de heiligen rebelleerden. Daarom stuurde hij 1500 militairen naar Salt Lake City om de zogenaamde opstand de kop in te drukken.
In toespraken tot de heiligen beschreven president Young en andere kerkleiders de naderende troepen als vijanden. Ze waren bang dat de troepen de heiligen uit Utah zouden verdrijven, zoals eerder in Ohio, Missouri en Illinois gebeurd was. President Young riep de heiligen op om graan op te slaan zodat ze te eten hadden in het geval ze voor de troepen moesten vluchten. Als gouverneur van het territorium Utah gaf hij de militie tevens de opdracht zich voor te bereiden om het territorium te verdedigen. Om bloedvergieten te vermijden, waren de andere heiligen erop voorbereid hun huis en land achter te laten en desnoods te verwoesten.
In die periode kwam een huifkarrenkonvooi met emigranten dat vanuit Arkansas westwaarts naar Californië trok, Utah binnen. Sommige lieden in het huifkarrenkonvooi raakten gefrustreerd omdat het maar niet lukte om het zo broodnodige graan van de heiligen te kopen.
De gemoederen liepen hoog op in Cedar City, de laatste nederzetting in Utah op de route naar Californië. Het kwam tot schermutselingen, en sommige emigranten in het konvooi dreigden dat ze zich bij de naderende overheidstroepen tegen de heiligen zouden aansluiten. Het huifkarrenkonvooi trok verder, maar sommige kolonisten en leiders in Cedar City wilden de mannen die hen hadden bedreigd en beledigd achtervolgen en bestraffen.
Isaac Haight, burgemeester van Cedar City, majoor van de militie en ringpresident, vroeg aan William Dame, de militiecommandant, die in de nabijgelegen nederzetting Parowan woonde, toestemming om de militie bijeen te roepen en de schuldigen uit het huifkarrenkonvooi ter verantwoording te roepen. Maar Dame wees hun verzoek af, en gaf ze de raad de dreigementen van de emigranten te negeren.
Isaac Haight en andere leiders in Cedar City sloegen die raad echter in de wind en besloten enkele Paiute-indianen uit de streek over te halen het huifkarrenkonvooi aan te vallen en hun vee te stelen, en sommige of alle mannen te doden. Isaac Haight vroeg John D. Lee, een kerklid en majoor van de militie ter plaatse, die aanval te leiden. Ze beraamden een plan om de Paiute-indianen er later de schuld van te geven.
Isaac Haight legde zijn plan voor aan een raad met plaatselijke leiders in de kerk, gemeenschap en militie. Sommige leden van de raad keurden het plan ten zeerste af en vroegen Haight of hij president Brigham Young had geraadpleegd. Haight zei van niet en stemde ermee in een ijlbode naar Salt Lake City te sturen met een brief waarin de situatie werd uitgelegd en om nadere aanwijzingen werd gevraagd. Boodschappers te paard hadden ongeveer een week nodig om Salt Lake City te bereiken en met president Youngs instructies terug te keren.
Maar kort voordat de ijlbode vertrok, vielen John D. Lee en een groep indianen overhaast het kamp van de emigranten aan op een plek die Mountain Meadows werd genoemd. Lee wilde het doen voorkomen alsof alleen de plaatselijke Paiute-indianen verantwoordelijk waren. Sommige emigranten werden gedood of raakten gewond, en de rest verweerde zich tegen de aanvallers en wist Lee en de indianen terug te dringen. De emigranten plaatsten hun huifkarren snel ter bescherming in een cirkelvormige wagenburg.
Op een gegeven moment kregen twee emigranten de militieleden in de gaten. De militieleden openden het vuur, waarbij één man werd gedood. De andere man kon ontsnappen.
In een poging om te voorkomen dat het nieuws zich zou verspreiden dat er kerkleden betrokken waren bij de aanvallen op het huifkarrenkonvooi, beraamden Isaac Haight, John D. Lee en andere lokale kerk- en militieleiders een plan om alle resterende emigranten, op kleine kinderen na, te vermoorden. ‘Opnieuw vroegen ze Dame toestemming om de militie in te schakelen, en opnieuw riep Dame een […] raad bijeen, die oordeelde dat men manschappen moest sturen om de getergde emigranten in vrede verder te laten trekken. Haight zei later verdrietig: “Ik zou er alles voor over hebben als wij ons toen bij het advies van de raad hadden neergelegd.”’ (Richard E. Turley jr., ‘The Mountain Meadows Massacre’, Ensign, september 2007, 18.)
Na de raadsvergadering slaagde Isaac Haight erin om Dame de zaak opnieuw te laten bekijken, en Haight vertrok in de overtuiging dat hij de toestemming had om hun plan door de militie te laten uitvoeren. John D. Lee ging met een witte vlag naar de emigranten om hun een staakt-het-vuren aan te bieden. Hij zei dat de militie hen tegen verdere aanvallen zou beschermen en veilig terug naar Cedar City zou begeleiden.
Toen de emigranten naar Cedar City liepen, keerden de militieleden zich om en schoten ze op hen. Enkele indianen die door de kolonisten gerecruteerd waren, kwamen uit hun schuilplaats gesneld om aan de aanval mee te doen. Van de ongeveer 140 emigranten in het huifkarrenkonvooi bleven slechts 17 kleine kinderen gespaard.
Twee dagen na het bloedbad kwam de boodschap met het antwoord van president Young aan, met daarin de instructie het huifkarrenkonvooi met rust te laten. ‘Toen Haight Youngs woorden las, huilde hij als een kind en kon hij alleen de woorden uitbrengen: “Te laat, te laat.”’ (Richard E. Turley jr., ‘The Mountain Meadows Massacre’, Ensign, september 2007, 20.)
De keuzes van sommige kerkleiders en kolonisten in het zuiden van het territorium Utah hebben tot het tragische bloedbad bij Mountain Meadows geleid. Leiders van de kerk en het territorium in Salt Lake City losten in 1858 het conflict met de Amerikaanse overheid daarentegen door vredesbesprekingen en onderhandelingen op. Tijdens dit conflict – later de oorlog in Utah genoemd – was er wel sprake van schermutselingen maar nooit van veldslagen tussen de troepen van de Verenigde Staten en de militieleden van Utah.
Op 11 september 2007 sprak president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium bij het gedenkteken voor het bloedbad bij Mountain Meadows. Hij zei:
Het evangelie van Jezus Christus dat wij aanhangen, verafschuwt het koelbloedig vermoorden van mannen, vrouwen en kinderen. Het bepleit vrede en vergeving. Wat lang geleden door leden van de kerk is gedaan, is een afschuwelijke en niet goed te praten afwijking van de christelijke leer en christelijk gedrag. […] Wij spreken onze diepe spijtbetuiging uit voor het bloedbad dat […] in deze vallei is aangericht en voor het overmatig en onuitsprekelijk leed van de slachtoffers en hun nakomelingen. (Henry B. Eyring, ‘150th Anniversary of Mountain Meadows Massacre’, newsroom.ChurchofJesusChrist.org.)