‘Voorbereidend lesmateriaal – Les 5: Het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon’, Fundamenten van de herstelling – materiaal voor de leerkracht (2019)
‘Voorbereidend lesmateriaal – Les 5’, Fundamenten van de herstelling – materiaal voor de leerkracht
Voorbereidend lesmateriaal – Les 5
Het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon
Voordat Moroni de kroniek van de Nephieten verborg, profeteerde hij dat die in de laatste dagen tevoorschijn zou komen: ‘Want niemand kan macht hebben om die aan het licht te brengen, tenzij God hem die verleent’ (Mormon 8:15). Waarom zou onze hemelse Vader een jonge, ongeletterde boerenjongen uitgekozen hebben om een van de invloedrijkste boeken van onze tijd te vertalen en uit te geven?
Deel 1
Hoe heeft Joseph Smith het Boek van Mormon door de macht van God tevoorschijn gebracht?
Er vonden verschillende wonderbaarlijke gebeurtenissen plaats toen het Boek van Mormon tevoorschijn werd gebracht, wat bewijst dat het door de macht van God is vertaald. (Zie Heiligen: de geschiedenis van De Kerk van Jezus Christus in de laatste dagen, deel 1, Het waarheidsvaandel, 1815–1846 [2018], hoofdstuk 3, hoofdstuk 4–6.)
Een engel bezocht Joseph Smith en vertelde hem over de oude kroniek.
Op de avond van 21 september 1823 verscheen de engel Moroni aan Joseph. Hij zei dat God een werk voor Joseph te doen had (zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:33).
Joseph Smith vertaalde het boek, ondanks dat hij jong was en weinig onderwijs had genoten.
Joseph Smith was 17 toen de engel Moroni hem de eerste keer bezocht en hij de gouden platen de eerste keer zag. Van zijn 18e tot zijn 21e kreeg hij elk jaar bezoek van Moroni, die hem ‘aanwijzingen en kennis’ gaf (Geschiedenis van Joseph Smith 1:54). Toen hij 21 was, mocht Joseph de platen meenemen zodat ze vertaald konden worden. Toen hij 22 was, vertaalde hij een deel van de platen, terwijl Martin Harris als schrijver fungeerde. (Dat manuscript telde 116 bladzijden. Het ging verloren en werd niet opnieuw vertaald.) Toen hij 23 was, vertaalde hij de rest van de platen, terwijl Oliver Cowdery en anderen als schrijvers fungeerden.
Emma Smith, de vrouw van de profeet Joseph Smith, heeft gezegd: ‘Joseph Smith kon [in die tijd] geen helder geformuleerde brief schrijven of dicteren, laat staan een boek als het Boek van Mormon dicteren. En hoewel ik nauw betrokken was bij wat er zich afspeelde en bij de vertaling van de platen aanwezig was, bleef het voor mij, en voor ieder ander, “wonderlijk en wonderbaar”. Het Boek van Mormon komt van God – ik heb daar geen enkele twijfel over.’ (‘Last Testimony of Sister Emma’, The Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 290.)
Joseph Smith rondde de vertaling in bijzonder korte tijd af.
Volgens een schatting deed Joseph Smith er ‘maximaal 65 werkdagen’ over om een ‘boek te vertalen dat in zijn huidige uitgave 531 pagina’s bevat. Dat betekent ongeveer acht pagina’s per dag. Denk daar eens aan als u een boek vertaalt of uw studie van het Boek van Mormon plant.’ (Russell M. Nelson, ‘A Treasured Testament’, Ensign, juli 1993, 61–62.)
Joseph Smith maakte bij het vertalen geen notities en las het manuscript niet na.
Vlak voordat ze in 1879 stierf, beschreef Emma het vertaalproces aan haar zoon, Joseph Smith III.
[Ik] geloof dat de kerk op aanwijzing van God is gesticht. Ik heb er het volste vertrouwen in. […]
[Joseph] had geen enkel manuscript, noch enig boek om uit te lezen [toen hij vertaalde]. […]
Als hij zoiets had gehad, had hij dat niet voor mij kunnen verbergen. […]
De platen lagen vaak op tafel zonder enige poging om ze te verbergen, gewikkeld in een linnen tafelkleedje dat ik hem had gegeven. Op een keer voelde ik de platen die zo op tafel lagen en ik volgde met mijn vingers de vorm en omtrek ervan. Ze leken net zo plooibaar te zijn als dik papier, en maakten een ritselend metaalachtig geluid wanneer de randen met de duim bewogen werden, zoals men soms met de duim langs de bladranden van een boek gaat. […]
Ik ben ervan overtuigd dat niemand het manuscript had kunnen dicteren, tenzij hij geïnspireerd was; want toen ik voor hem schreef, dicteerde je vader mij urenlang; en na het eten, of na een onderbreking, begon hij altijd waar hij opgehouden was zonder het manuscript in te kijken of een deel te laten voorlezen. Dat was gebruikelijk voor hem. Het was onwaarschijnlijk dat een geleerd iemand dit kon doen; en voor iemand die zo onwetend en ongeleerd was als hij, was het eenvoudigweg onmogelijk. (Emma Smith, in ‘Last Testimony of Sister Emma’, The Saints’ Herald, 1 oktober 1879, 289, 290.)
Joseph Smith kreeg hulpmiddelen om hem bij het vertalen te helpen.
Joseph vertaalde het Boek van Mormon niet op de traditionele manier. Het is niet zo dat hij de brontaal op de platen kende en die taal dan naar het Engels vertaalde. Hij zette de tekst door openbaring van de ene taal naar de andere over – door ‘de gave en de macht van God’ (Leer en Verbonden 135:3).
Joseph en zijn schrijvers hebben twee voorwerpen beschreven die ze bij de vertaling van het Boek van Mormon hebben gebruikt. Een van die voorwerpen, in het Boek van Mormon de ‘uitleggers’ (Mosiah 8:13) genoemd, is bij de heiligen der laatste dagen tegenwoordig beter bekend als de ‘Urim en Tummim’ (Geschiedenis van Joseph Smith 1:35). Oliver Cowdery zei dat als Joseph ‘door’ de Urim en Tummim keek, hij ‘de Hervormd-Egyptische karakters die op de platen waren gegraveerd in het Engels [kon] lezen’. (‘De vertaling van het Boek van Mormon’, Evangelieverhandelingen, KerkVanJezusChristus.org.)
Volgens sommige latere beschrijvingen gebruikte Joseph soms een ander hulpmiddel om het Boek van Mormon te vertalen. Dat hulpmiddel was een kleine ovalen steen, ook wel ‘zienersteen’ genoemd, die hij enkele jaren vóór hij de gouden platen kreeg, gevonden had. Volgens die beschrijvingen stopte Joseph de uitleggers of de zienersteen in een hoed, zodat het licht van buitenaf werd geblokkeerd en hij de woorden die erop verschenen beter kon lezen. (Zie ‘De vertaling van het Boek van Mormon’, KerkVanJezusChristus.org; zie ook Richard E. Turley jr., Robin S. Jensen en Mark Ashurst-McGee, ‘Joseph de ziener’, Liahona, oktober 2015, 13.)
Meer dan een jaar na de publicatie van het Boek van Mormon werd Joseph in een vergadering gevraagd om meer details over het tot stand komen van het Boek van Mormon te vertellen. Volgens de notulen van de vergadering zei hij dat ‘het niet de bedoeling was om de wereld alle details rond het tevoorschijn komen van het Boek van Mormon te vertellen’ en ‘dat het niet gepast was dat hij deze dingen vertelde’. (‘Notulen, 25–26 oktober 1831’, in Minute Book 2, 13, josephsmithpapers.org.)
Ouderling Neal A. Maxwell van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd:
Velen die het Boek van Mormon lezen, willen begrijpelijkerwijs graag meer weten over het tevoorschijn komen ervan, met inbegrip van het feitelijke vertaalproces. […] Wat we […] weten over het daadwerkelijke verschijnen van het Boek van Mormon is afdoende, maar niet volledig. […]
Wellicht worden de details van de vertaling ons […] onthouden omdat het de bedoeling is dat wij ons in de essentie van het boek verdiepen en ons niet nodeloos bekommeren om het proces waardoor wij het hebben ontvangen. (Neal A. Maxwell, ‘By the Gift and Power of God’, Ensign, januari 1997, 39, 41.)
Deel 2
In welke zin bewijzen de getuigenissen van de getuigen van het Boek van Mormon dat het waar is?
Bij het vertalen van het Boek van Mormon kwamen Joseph Smith en Oliver Cowdery erachter dat de Heer de platen aan drie bijzondere getuigen zou laten zien (zie Ether 5:2–4). Oliver, David Whitmer en Martin Harris werden ‘door een geïnspireerd verlangen ertoe bewogen de drie bijzondere getuigen te willen zijn’ (Leer en Verbonden 17, inleiding).
In juni 1829 kregen Oliver, David en Martin de platen op wonderbaarlijke wijze te zien. Ze getuigden dat ‘een engel van God uit de hemel neerdaalde, en ze meebracht en voor onze ogen neerlegde, zodat wij de platen en de graveersels erop aanschouwden en zagen’ (Het getuigenis van drie getuigen’, Boek van Mormon).
Vlak nadat de drie getuigen hun ervaring met de engel hadden gehad, ging Joseph Smith terug naar zijn ouders in het huis van de familie Whitmer en riep uit: ‘Vader, Moeder! U weet niet hoe blij ik ben. De Heer heeft ervoor gezorgd dat drie andere mensen dan ikzelf de platen hebben gezien, en zij hebben een engel gezien, en zullen moeten getuigen van de waarheid van wat ik heb gezegd, want zij weten nu zelf dat ik er niet op uit ben om de mensen te misleiden. Ik voel me verlost van een last die bijna ondraaglijk voor me werd. Mijn ziel is verheugd dat ik niet meer helemaal alleen in de wereld ben.’ (‘Lucy Mack Smith, History, 1845’, 153–154, josephsmithpapers.org.)
Later toonde Joseph de platen aan acht andere getuigen. Ze getuigden: ‘Wij hebben [de platen] bevoeld; en wij hebben ook de graveersels daarop gezien, […] en weten zeker dat [Joseph] Smith de platen heeft, waarvan wij hebben gesproken’ (‘Het getuigenis van acht getuigen’, Boek van Mormon).
Ondanks meningsverschillen met Joseph Smith die ertoe leidden dat alle drie getuigen van de kerk zijn afgedwaald (Oliver Cowdery en Martin Harris hebben zich later opnieuw laten dopen), heeft geen van hen ooit zijn getuigenis van het Boek van Mormon verloochend. Ook de acht getuigen zijn altijd achter hun getuigenis van de platen blijven staan, ook al namen enkelen van hen uiteindelijk afstand van de kerk. De talloze verklaringen die ze in de loop der jaren ondanks hun veranderde houding tegenover Joseph Smith en de kerk hebben afgelegd, vormen samen een krachtig getuigenis van de betrouwbaarheid van hun verklaringen in het Boek van Mormon. (‘Witnesses of the Book of Mormon’, Church History Topics, ChurchofJesusChrist.org.)