Les 18
De Heiland diende in de geestenwereld
Inleiding
Hedendaagse apostelen hebben het volgende aangaande de Heiland getuigd: ‘Zijn plaatsbekledende lijden was zijn gift aan allen die ooit op aarde zouden leven.’ (‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’, Liahona, april 2000, 2.) Dankzij het zoenoffer van de Heiland en zijn bediening in de geestenwereld krijgen alle kinderen van God die ooit op aarde geleefd hebben de kans om het evangelie aan te nemen of te verwerpen. In deze les leren de cursisten over de taak van de Heiland in de geestenwereld en onze taak met betrekking tot de verlossing van de doden.
Achtergrondinformatie
-
Spencer J. Condie, ‘Het bezoek van de Heiland aan de geestenwereld’, Liahona, juli 2003, 26–30.
-
Richard G. Scott, ‘De vreugdevolle verlossing van de doden’, Liahona, november 2012, 93–95.
Lessuggesties
Lukas 23:39–43; Leer en Verbonden 138:11–24
Jezus Christus bezocht de geestenwereld
Laat desgewenst de plaat ‘De begrafenis van Christus’ zien (Evangelieplatenboek [2009], nummer 58; zie ook LDS.org) en ‘Maria en de opgestane Heer Jezus Christus’ (Evangelieplatenboek, nummer 59).
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Spencer J. Condie van de Zeventig voorlezen:
‘Christelijke genootschappen erkennen de dood en de opstanding van Jezus als essentiële elementen van hun geloof. Maar wat de onsterfelijke geest van Jezus na zijn dood en voor zijn opstanding deed, is een raadsel voor iedereen, behalve voor de heiligen der laatste dagen. En de betekenis van wat Hij in die uren heeft gedaan, biedt de leerstellige grondslag voor het bouwen van tempels op aarde. En een getuigenis van wat Hij heeft gedaan, kan een grote troost zijn voor hen die om de dood van een dierbare rouwen.’ (‘Het bezoek van de Heiland aan de geestenwereld’, Liahona, juli 2003, 26.)
Verwijs naar de afbeeldingen en vraag:
-
Wat deed Jezus in de periode tussen zijn begrafenis en zijn opstanding?
Laat de cursisten als achtergrondinformatie de volgende Schrifttekst lezen: Lukas 23:39–43.
-
Wat zei de Heiland tegen de misdadiger aan het kruis? (Wijs erop dat de profeet Joseph Smith een betere weergave gaf van de woorden die de Heiland sprak, namelijk: ‘Heden zult u met Mij in de wereld der geesten zijn.’ [In History of the Church, 5:424–425]. De woorden van de Heiland tegen de misdadiger worden door vele christenen verkeerd begrepen, alsof iemand zich vlak voor zijn of haar dood van ernstige zonden bekeren kan. In de Schriften staat echter dat we onze bekering niet moeten uitstellen.)
-
In welk opzicht wijzen die woorden op wat de Heiland zou gaan doen terwijl zijn lichaam in het graf lag? (Zie ook 1 Petrus 4:6.)
Vertel de cursisten dat president Joseph F. Smith een openbaring ontving waarin Jezus Christus’ bezoek aan de geestenwereld beschreven wordt. Om ervoor te zorgen dat de cursisten de context van deze openbaring begrijpen, vat u de inleiding en de eerste 10 verzen samen van Leer en Verbonden 138. Vraag enkele cursisten daarna beurtelings een vers voor te lezen uit Leer en Verbonden 138:11–12, 15–16, 18–19, 23–24. Bespreek de volgende vragen:
-
Wat deed de Heiland volgens dit visioen in de periode tussen zijn begrafenis en opstanding? (De cursisten moeten verwoorden dat Jezus de rechtvaardige geesten in de geestenwereld bezocht terwijl zijn lichaam in het graf lag.)
-
Waarom waren die rechtvaardige geesten met vreugde en blijdschap vervuld? (Maak de cursisten bij het geven van hun antwoorden de volgende waarheid duidelijk: Overeenkomstig Gods plan konden de doden die op aarde trouw geweest waren, na de opstanding van Jezus Christus uit de dood verlost worden. Wijs er desgewenst op dat er pas na de dood en opstanding van de Heiland zendelingen naar de geestenwereld werden gestuurd om daar te prediken [zie Lukas 16:19–31; Mozes 7:36–39].)
Leer en Verbonden 138:20–37
Alle kinderen van God krijgen de kans om het evangelie te horen
Vraag de cursisten Leer en Verbonden 138:20–21, 25–28 door te lezen en te letten op de vraag waarover president Smith nadacht. (Noot: Maak de cursisten terwijl ze de Schriften bestuderen het belang duidelijk van goede vragen stellen en naar antwoorden zoeken. Wijs de cursisten erop dat veel openbaringen die in de Schriften opgetekend zijn, ten gevolge van een oprechte vraag tot stand kwamen.) Laat de cursisten na hun reacties Leer en Verbonden 138:29–30 doorlezen en letten op hoe de geesten in de gevangenis het evangelie zouden horen. Vraag:
-
Wat deed de Heiland onder de rechtvaardigen terwijl Hij de geestenwereld bezocht? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: Jezus organiseerde in de geestenwereld het verlossingswerk voor de doden.)
Verdeel de cursisten in tweetallen. Vraag ze Leer en Verbonden 138:30–37 te bestuderen en het belang van het woord alle te bespreken in de verzen 30, 31 en 37. Vraag na enige tijd:
-
Wat had de bediening van de Heiland in de geestenwereld ten doel? (De cursisten dienen de volgende waarheid te verwoorden: De Heiland verschafte alle kinderen van God een manier om het evangelie te horen en een volheid van vreugde te ontvangen.)
-
Waarom moet het evangelie aan al Gods kinderen gepredikt worden? (Zie LV 138:33–34; 1 Petrus 3:18–20.)
-
Wat zegt dat ons over de uitwerking van het verzoeningswerk van Jezus Christus? (De invloed van de verzoening reikt tot in de geestenwereld toe.)
Lees desgewenst het volgende citaat van president Joseph Fielding Smith (1876–1972) voor:
‘Hoe zit het met de ontelbare duizenden die overleden zijn en nooit van Christus gehoord hebben, nooit de gelegenheid tot bekering en vergeving van hun zonden gehad hebben, nooit een ouderling van de kerk met het gezag ontmoet hebben? Sommige van onze christelijke buren zullen zeggen dat ze voor altijd verloren zijn. […]
‘Zou dat eerlijk zijn? Zou dat rechtvaardig zijn? Nee! De Heer geeft ieder mens de gelegenheid om over het eeuwig leven te horen en dat, ofwel een plaats in zijn koninkrijk, te ontvangen.’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], 2:132.)
-
Waarom doen die waarheden over de geestenwereld ertoe? Wat maakt het uit of iemand die waarheden aangaande de geestenwereld wel of niet kent?
-
Hoe kan kennis van de bediening van de Heiland in de geestenwereld je tot troost zijn?
Wij kunnen de doden helpen verlossen
Geef elke cursist een kopie van het bijbehorende uitreikblad ‘Het werk voor de doden in de laatste dagen’. Deel de klas op in groepjes of tweetallen. Laat ze de citaten op het uitreikblad lezen en de beloofde zegeningen bespreken voor wie aan het verlossingswerk van de doden deelnemen.
Stel na voldoende tijd de volgende vragen:
-
Hoe draagt onze deelname aan familiehistorisch en tempelwerk ertoe bij dat overledenen toegang krijgen tot de zegeningen van het zoenoffer van Jezus Christus?
-
In welke opzichten draagt onze deelname aan plaatsvervangende verordeningen voor de doden ertoe bij dat wij meer op de Heiland gaan lijken? (Maak de cursisten bij het geven van hun antwoorden het volgende beginsel duidelijk: Als we deelnemen aan tempelverordeningen voor onze overleden verwanten, maken we mede hun verlossing mogelijk en worden we tegen de tegenstander gesterkt.)
Lees desgewenst de volgende uitleg van president Gordon B. Hinckley (1910–2008) voor over hoe plaatsvervangend werk voor de doden op het verlossingswerk van de Heiland lijkt:
‘Wat er zich in het huis des Heren afspeelt […] staat dichter bij de geest van offerande van de Heer dan enige andere bezigheid die mij bekend is. Waarom? Omdat het werk verricht wordt door hen die hun tijd en middelen overvloedig beschikbaar stellen, zonder enige verwachting van dankbetuiging of beloning, om voor anderen te doen wat zij niet zelf kunnen doen.’ (‘A Century of Family History Service’, Ensign, maart 1995, 62–63; zie ook Obadja 1:21).
Vestig de aandacht van de cursisten weer op het uitreikblad en vraag:
-
Wanneer heb je een van de beloofde zegeningen gezien of gevoeld voor wie aan het verlossingswerk van de doden deelnemen?
Laat de cursisten de volgende vraag overdenken:
-
Welke belofte zou je graag nu in vervulling zien gaan en wat ben je bereid ervoor te doen?
Spoor de cursisten aan de consulent familiegeschiedenis in hun wijk te raadplegen over hoe ze werk voor hun overleden voorouders kunnen doen. Lees Leer en Verbonden 128:22 voor en getuig van de eeuwige bediening van Jezus Christus en het heilige werk voor de doden dat reeds vóór de grondlegging der wereld werd ingesteld.
Leesstof voor de cursisten
-
Lukas 23:39–43; 1 Petrus 3:18–20; 4:6; Leer en Verbonden 128:15, 22; 138:1–37.
-
Spencer J. Condie, ‘Het bezoek van de Heiland aan de geestenwereld’, Liahona, juli 2003, 26–30.