Les 4
Jehova heeft de aarde geschapen
Inleiding
‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’ verklaart: ‘Onder leiding van zijn Vader heeft [Jezus Christus] de aarde geschapen. “Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is” (Johannes 1:3)’ (Liahona, april 2000, 2). Als de cursisten de eeuwige doeleinden van de schepping van de aarde gaan begrijpen, kunnen ze vastbeslotener leven om aan het doel van hun eigen schepping te beantwoorden.
Achtergrondinformatie
-
Russell M. Nelson, ‘De schepping’, Liahona, juli 2000, 102–105.
-
Lees eventueel Neal A. Maxwell, ‘Our Creator’s Cosmos’, in By Study and by Faith: Selections from the Religious Educator, red. Richard Neitzel Holzapfel en Kent P. Jackson (2009), 37–50.
Lessuggesties
Genesis 1:1; Johannes 1:1–3; Hebreeën 1:1–2; Jakob 4:9; Leer en Verbonden 38:1–3; 76:22–24; 104:14–17; Mozes 1:30–33; 2:1
Jehova heeft de aarde geschapen
Toon een voorwerp dat iemand voor u gemaakt heeft (als cadeau wellicht). Vertel de klas welke gevoelens het voorwerp en de maker ervan bij u oproepen. Vraag dan:
-
Wanneer heeft iemand iets voor jou gemaakt? Hoe voel je je jegens de persoon die het heeft gemaakt?
Vraag de cursisten de volgende teksten met elkaar te vergelijken: Genesis 1:1; Johannes 1:1–3; Efeze 3:9; Hebreeën 1:1–2; en Mozes 2:1. Vraag ze vervolgens op het bord de overeenkomsten en verschillen te noteren die ze tussen deze passages opmerken. (Noot: als de cursisten Schriftteksten met elkaar leren vergelijken, worden leerstellingen en beginselen vaak duidelijker.) Vraag dan:
-
Wie heeft volgens deze teksten de aarde geschapen? (Beklemtoon dat Jehova de aarde op aanwijzing van de Vader geschapen heeft, of zoals ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘De hele schepping is door [onze hemelse Vader] ontworpen.’ (‘De schepping’, Liahona, juli 2000, 102.)
Geef de cursisten de tijd om het volgende door te lezen en te vergelijken: Leer en Verbonden 76:22–24; 104:14–17; en Mozes 1:30–33, en te letten op wat Jehova nog meer geschapen heeft. Wijs er indien nodig op dat Hij ontelbare werelden geschapen heeft en dat ‘de aarde is vol, en er is meer dan genoeg’ (LV 104:17). Help de cursisten deze zinsnede aan de hand van de volgende vraag te analyseren:
-
Wat moet de Heiland op basis van deze zinsnede hebben geweten toen Hij de aarde schiep? (Hij moet hebben geweten hoeveel mensen gedurende de verschillende perioden van de geschiedenis op aarde zouden leven en wat hun behoeften zouden zijn.)
Leg de cursisten uit dat weten wie de aarde geschapen heeft nog niet zegt door welke macht de aarde geschapen is. Laat de cursisten de volgende teksten vergelijken en naar elkaar verwijzen: Mormon 9:16–17; Leer en Verbonden 38:1–3; en Jakob 4:9 en nagaan hoe de aarde geschapen werd. Vraag de cursisten in hun eigen woorden uit te leggen wat deze verzen betekenen. Laat dan het volgende citaat zien:
‘Jezus Christus heeft deze wereld met alles wat daarop leeft geschapen. Hij heeft ook vele andere werelden geschapen. Dat heeft Hij gedaan met de macht van het priesterschap en onder leiding van onze hemelse Vader’ (Evangeliebeginselen [2009], 23).
Beklemtoon dat de Schriften feitelijk weinig details geven over hoe de aarde geschapen is, hoewel we de belofte hebben dat die kennis op een dag geopenbaard wordt (zie LV 101:32–34). In de Schriften staat veel meer over het doel van de schepping.
Bespreek de volgende vragen klassikaal:
-
Wat leer je uit de wereld en de scheppingen van God om je heen over de Heiland, over zijn priesterschap en over zijn status in de voorsterfelijke wereld?
-
Hoe worden je gevoelens voor en getuigenis van Jezus Christus door kennis van die waarheden beïnvloed?
-
Hoe kijk je door kennis van die waarheden anders tegen de aarde aan?
Maak de cursisten voordat u verder gaat duidelijk dat de Heiland weliswaar de aarde geschapen heeft, maar dat onze hemelse Vader de Vader van onze geest is en het stoffelijke lichaam van Adam en Eva schiep.
1 Nephi 17:36; 2 Nephi 2:23–25; Leer en Verbonden 49:16–17; Mozes 1:27–33, 39
Het doel van de schepping van de aarde
Deel de cursisten op in tweetallen en vraag ze de volgende teksten te onderzoeken: Mozes 1:27–33, 39; 1 Nephi 17:36; en Leer en Verbonden 49:16–17. U kunt de cursisten voorstellen om woorden en zinsneden in deze verzen te markeren waarmee ze een antwoord op de volgende vraag kunnen formuleren: Hoe zou je aan een vriend of vriendin uitleggen waarom de aarde geschapen is? Nodig enkele tweetallen uit om hun antwoorden aan de klas te vertellen. De cursisten moeten begrijpen dat Jehova de aarde heeft geschapen als plek waarop Gods kinderen kunnen leven en vooruitgang maken naar het eeuwige leven. Vraag:
-
Wat betekent de zinsnede ‘mate der mensen’ in Leer en Verbonden 49:17? (Zie indien nodig het commentaar bij Leer en Verbonden 49:16–17 in De Leer en Verbonden — lesboek voor de cursist [(Lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2001), 106].)
Laat de cursisten 2 Nephi 2:18–25 lezen, en vraag:
-
Hoe zouden de omstandigheden in de Hof van Eden de vooruitgang van Adam en Eva in het heilsplan van onze hemelse Vader hebben belemmerd?
-
Hoe heeft de val van Adam ertoe bijgedragen dat de aarde aan het doel van haar schepping beantwoordt? (Adam en Eva konden daardoor kinderen krijgen.)
-
Hoe kunnen de gevolgen van de val, beschreven in vers 23, onze vooruitgang in het plan van onze hemelse Vader bevorderen?
Geef alle cursisten een exemplaar van de volgende citaten van ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen en zuster Julie B. Beck, voormalig algemeen ZHV-presidente. Geef de cursisten voldoende tijd om deze citaten te lezen en de rol van de schepping in Gods plan voor het heil van zijn kinderen te overdenken.
‘Dus, net zo zeker als het heil door de verzoening komt, komt het heil ook door de val. […]
‘Bedenk ook dat de val mogelijk werd gemaakt doordat een oneindige Schepper […] de aarde en de mens en alle levensvormen in een dusdanige toestand maakte dat ze konden vallen. […] Alles werd zo geschapen dat het kon vallen of veranderen, en zo werd het soort bestaan geïntroduceerd dat nodig was om alle voorwaarden van het eeuwige heilsplan van de Vader in werking te stellen.
‘Deze eerste tijdelijke schepping van alle dingen […] was paradijselijk van aard. In de tijd van de hof van Eden verkeerden alle levensvormen in een hogere en andere staat dan nu het geval is. Door de komende val zouden zij neerwaarts, voorwaarts en verder gaan. De dood en de voortplanting moesten nog in de wereld komen.’ (Bruce R. McConkie, ‘Christ and the Creation’, Ensign, juni 1982, 9.)
‘De theologie van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is op het gezin gericht en gebaseerd op de schepping, de val en de verzoening. De schepping van de aarde zorgde voor een plek waar gezinnen konden leven. God schiep een man en een vrouw die de twee essentiële helften van een gezin vormden. Het hoorde bij het plan van onze hemelse Vader dat Adam en Eva verzegeld zouden worden en een eeuwig gezin zouden vormen.
‘De val was een manier waarop het gezin kon groeien. Adam en Eva kozen als leidinggevenden in hun gezin voor deze aardse ervaring. Door de val konden ze zonen en dochters krijgen.
‘Door de verzoening kan het gezin voor eeuwig verzegeld worden. Daardoor kan het gezin eeuwig groeien en volmaakt worden. Het plan van geluk, ook wel het heilsplan genoemd, was een plan voor gezinnen. Het opkomende geslacht dient te begrijpen dat de belangrijkste pilaren van onze theologie op het gezin gericht zijn.’ (Julie B. Beck, ‘De leer van het gezin’, Liahona, maart 2011, 32.)
-
Welk inzicht krijg je door deze citaten in de essentiële rol van de schepping in Gods grotere plan voor het heil van zijn kinderen?
-
Waarom is het belangrijk om te begrijpen dat de aarde met de verhoging van mensen en gezinnen als doel werd geschapen? (Terwijl de cursisten antwoorden, zet u het volgende beginsel op het bord: Naarmate we de eeuwige doeleinden van de schepping van de aarde beter begrijpen, kunnen we meer verlangen ontwikkelen om aan het doel van onze schepping te beantwoorden.
Leg de cursisten uit dat de verzegelbevoegdheid van het priesterschap het mogelijk maakt dat man en vrouw en ouders en kinderen na de dood samen kunnen zijn. Zonder de verzegelbevoegdheid die door Elia werd teruggebracht, konden Gods kinderen niet alle zegeningen van de verhoging ontvangen. Evenmin zou aan dit doel van de schepping van de aarde worden beantwoord, ofwel de aarde zou volgens de Leer en Verbonden ‘volkomen worden verwoest’ (LV 2:3; zie ook Maleachi 4:6).
Besluit de les met uw getuigenis van deze belangrijke waarheden: (1) Jehova heeft de aarde op aanwijzing van de vader geschapen; (2) Hij schiep de aarde als plek waarop Gods kinderen kunnen leven en vooruitgang maken naar het eeuwige leven; en (3) als we de eeuwige doeleinden van de schepping van de aarde gaan begrijpen, kunnen we meer verlangen ontwikkelen om aan het doel van onze schepping te beantwoorden.
Laat de cursisten bedenken hoe zij hun dankbaarheid voor de scheppingen van Jezus Christus kunnen uiten. Moedig de cursisten aan om te handelen naar de ingevingen van de Geest die ze tijdens de les hebben gevoeld.
Leesstof voor de cursisten
-
Genesis 1:1; Johannes 1:1–3; Hebreeën 1:1–2; Mozes 2:1; Mormon 9:16–17; Leer en Verbonden 38:1–3; 76:22–24; 104:14–17; Jakob 4:9; Leer en Verbonden 101:32–34; Mozes 1:27–33, 39; 1 Nephi 17:36; Leer en Verbonden 49:16–17.
-
Russell M. Nelson, ‘De schepping’, Liahona, juli 2000, 102–105.