Les 7
Jezus Christus — Gods eniggeboren Zoon in het vlees
Inleiding
In tijden van weleer was het nieuws van de geboorte van de Heiland een blijde boodschap die door velen verkondigd werd — God had zijn Zoon gestuurd om de wereld te verlossen. ‘De levende Christus: het getuigenis van de apostelen’ verklaart dat Jezus ‘de Eerstgeborene van de Vader, de Eniggeboren Zoon in het vlees, de Verlosser van de wereld’ is. (Liahona, april 2000, 2–3.) In deze les komen de cursisten erachter waarom het cruciaal was dat Jezus uit een sterfelijke moeder en een onsterfelijke Vader geboren moest worden.
Achtergrondinformatie
-
Robert E. Wells, ‘Our Message to the World’, Ensign, november 1995, 65–66.
Lessuggesties
Mattheüs 1:18–24; Lukas 1:26–35; Mosiah 3:7–8
‘Eniggeborene van de Vader’
Begin de les met het vertonen van de video ‘De geboorte van Jezus Christus’ (2:59). (Download en bekijk de video vóór de les.)
Na de video vraagt u:
-
Welke aspecten van de geboorte van de Heiland zijn belangrijk voor je en waarom?
Vertel de cursisten dat ze in deze les een aspect van de geboorte van Jezus Christus gaan bespreken waardoor we pas echt beseffen waarom de Heiland in staat was zijn rol in het plan van onze hemelse Vader te vervullen.
Laat een cursist Mattheüs 1:18–19 voorlezen en vraag de klas zich de situatie in deze verzen voor te stellen. (Noot: visualiseren is een Schriftstudiemethode waardoor een verhaal in de Schriften als het ware tot leven komt.) Vraag de cursisten vervolgens hoe ze zich zouden voelen als zij zich in een vergelijkbare situatie als Jozef bevonden. Vraag de cursisten om Mattheüs 1:20–24 door te lezen en aan te geven waarom Jozef besloot Maria niet ‘onopgemerkt [te] verlaten’ (vers 19), ofwel zijn verloving of ondertrouw met Maria buiten de openbaarheid nietig te laten verklaren. (Noot: de cursisten krijgen meer begrip van de Schriften als u moeilijke woorden en uitdrukkingen toelicht. Deze verzen kunt u als volgt toelichten: (1) de naam Jezus [Yeshua in het Aramees] betekent ‘Jehova is heil’ of ‘Jehova redt’; (2) de Schrifttekst waarnaar verwezen wordt in Mattheüs 1:22–23 is Jesaja 7:14; en (3) de naam Immanuel betekent ‘God met ons’.)
Laat een cursist Lukas 1:26–30 voorlezen. Vraag de klas mee te lezen en te letten op wat er over Maria wordt gezegd. Vraag de cursisten naar hun bevindingen. Vraag vervolgens een cursist Lukas 1:31–35 voor te lezen terwijl de klas meeleest. Vraag:
-
Hoe bevestigen deze verzen wie de Vader van Jezus is?
Teken het volgende schema op het bord:
Stel iemand uit de klas de volgende vragen:
-
Welke trekken heb je van je vader geërfd? Welke trekken heb je van je moeder geërfd?
Zet de antwoorden van de cursist op het bord (zie het getoonde voorbeeld):
Veeg het vorige schema uit en teken het volgende op het bord:
Laat het volgende citaat van ouderling James E. Talmage (1862–1933) van het Quorum der Twaalf Apostelen zien en door een cursist voorlezen:
‘Dat Kind, dat uit Maria zou worden geboren, was door Elohim, de eeuwige Vader, verwekt, niet met schending van een natuurwet maar overeenkomstig een hogere manifestatie daarvan; […] In zijn wezen werden de machten van het Godschap en de hoedanigheid en mogelijkheden van de sterfelijkheid verenigd, en wel door de gebruikelijke werking van de fundamentele wet van overerving, door God verklaard, door de wetenschap aangetoond en door de wijsbegeerte onderschreven, dat levende wezens zich volgens hun eigen soort voortplanten. Het Kind Jezus zou de lichamelijke, verstandelijke en geestelijke eigenschappen, trekken en vermogens erven die zijn ouders kenmerkten — de een onsterfelijke en verheerlijkt — God, de ander menselijk een vrouw.’ (Jesus the Christ, 3e editie [1916], 81.)
-
Welke belangrijke eigenschappen erfde de Heiland van beide ouders?
Zet tijdens de antwoorden van de cursisten onder ‘Maria’ de eigenschappen die Jezus Christus van zijn moeder erfde op het bord (zoals de sterfelijkheid — het vermogen om pijn te ondergaan en om te sterven). Noteer onder ‘hemelse Vader’ de eigenschappen die Jezus van zijn Vader erfde (zoals de machten van het Godschap — onsterfelijkheid of het vermogen om voor altijd te leven; zie Johannes 10:17–18).
Laat vervolgens een cursist Mosiah 3:7–8 voorlezen. Vraag:
-
Waarom had de Heiland de vermogens van zowel de sterfelijkheid als onsterfelijkheid nodig om de verzoening tot stand te brengen? (Uit de antwoorden van de cursisten moet blijken dat ze de volgende waarheid begrijpen: Als de eniggeboren Zoon van God in het vlees was Jezus Christus in staat het zoenoffer te volbrengen, waarvoor Hij meer moest verdragen dan een sterveling dat kon, en waardoor Hij zijn rol in het plan van onze hemelse Vader vervulde. Daarnaast had Jezus macht over de dood, zodat Hij het vermogen had om uit de dood op te staan. Zie erop toe dat de cursisten begrijpen dat als Jezus Christus uit twee sterfelijke ouders geboren zou zijn, Hij de dood niet had kunnen overwinnen en de oneindige pijn en foltering van de verzoening niet had kunnen doorstaan. Als Hij uit twee onsterfelijke ouders geboren was, zou Hij niet aan lichamelijk lijden en de dood onderhevig geweest zijn.)
Zet deze cruciale leer verder kracht bij door elke cursist een kopie van het volgende citaat van ouderling Robert E. Wells van de Zeventig te geven, met voldoende tijd om het te lezen en te overpeinzen:
‘Het goddelijke Zoonschap van Jezus Christus […] is de basis van ons begrip van het hele heilsplan. Hij is de eerstgeboren Zoon van de Vader in het voorsterfelijk bestaan en de eniggeboren Zoon van de Vader op aarde. God de eeuwige Vader is de letterlijke Ouder van onze Heer en Heiland Jezus Christus en van zijn andere geestkinderen. […]
‘Het “goddelijke Zoonschap” omvat ook de benaming “eniggeboren Zoon in het vlees”. […] Deze titel geeft aan dat Jezus’ stoffelijke lichaam verwekt is door een sterfelijke moeder en een onsterfelijke, eeuwige Vader; dit feit is een van de pijlers van de verzoening, een verheven daad die een gewoon mens niet had kunnen volbrengen. Christus had de macht om zijn leven af te leggen en het weer op te nemen omdat Hij de onsterfelijkheid van zijn hemelse Vader in Zich had. Door Maria, zijn moeder, droeg Christus ook de sterfelijkheid, of de macht om te sterven, in Zich.
‘Deze oneindige verzoening van Christus en zijn goddelijke Zoonschap vormen samen de allerbelangrijkste leerstelling van het hele christendom.’ (“Our Message to the World,” Ensign, november 1995, 65).
Besluit dit gedeelte van de les met het stellen van de volgende vragen:
-
Hoe kunnen je vertrouwen en geloof in de Heiland toenemen als je de eigenschappen herkent die Jezus van Maria geërfd heeft?
-
Hoe kunnen je vertrouwen en geloof in de Heiland toenemen als je de eigenschappen herkent die Jezus van zijn hemelse Vader geërfd heeft?
1 Nephi 11:13–21
Nephi zag de goedgunstigheid van God
Vertel de cursisten dat we in het Boek van Mormon lezen dat Nephi een visioen zag waarin hij over de ouders van Jezus Christus leerde. Maar we kunnen nog meer uit zijn visioen halen. Vraag enkele cursisten beurtelings een vers uit 1 Nephi 11:13–21 voor te lezen. Laat de anderen in de klas meelezen en belangrijke leerstellingen in deze passage benoemen. Leg uit dat het woord goedgunstigheid in dit geval inhield dat de Zoon van God bereid was van een hogere naar een lagere sfeer, staat of toestand af te dalen.
-
Wat werd Nephi duidelijk over wie de ouders van Jezus Christus zouden worden? (Maak de cursisten de volgende leer duidelijk: God, de eeuwige Vader, en Maria zijn de ouders van de sterfelijke Jezus Christus.)
-
Als je denkt aan de lessen in deze cursus tot nu toe, waaruit zou de goedgunstigheid van Jezus Christus dan mede uit zijn geboorte blijken?
Laat het volgende citaat van broeder Tad R. Callister, algemeen zondagsschoolpresident, zien en door een cursist voorlezen:
‘God de Zoon verruilde zijn hemelse woning met alle celestiale pracht en praal voor een aards verblijf met alle primitieve omstandigheden van dien. Hij, “de Koning des hemels” (Alma 5:50), “de almachtige Heer die regeert” (Mosiah 3:5), verliet een troon om in een kribbe te belanden. Hij verruilde de heerschappij van een god voor de afhankelijkheid van een baby. […] Die ruil was van een ongeëvenaarde dimensie. […] De grote Jehova, schepper van ontelbare werelden, oneindig in deugd en macht, deed in doeken gewikkeld en in een kribbe zijn intrede in deze wereld.’ (The Infinite Atonement [2000], 64.)
Laat de cursisten inzien dat de goedgunstigheid van God de Vader eveneens uit de geboorte van Jezus Christus blijkt. Lees daartoe het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen voor:
‘De goedgunstigheid van God (ofwel de Vader) blijkt uit het feit dat Hij, een verheven, volmaakt, verheerlijkt Persoon, de persoonlijke en letterlijke Vader van een sterfelijke Nazaat geboren uit een sterfelijke vrouw werd.’ (Mormon Doctrine, 2e editie [1966], 155.)
Vraag de cursisten tot slot naar hun gedachten en gevoelens over en voor de Heiland terwijl ze zijn goedgunstigheid en de wonderlijke aard van zijn geboorte overdenken. Vraag wie zijn of haar getuigenis van de Heiland wil geven om de les van vandaag mee te besluiten.
Leesstof voor de cursisten
-
Mattheüs 1:18–24; Lukas 1:26–35; Johannes 10:17–18; 1Nephi 11:13–21; Mosiah 3:7–8.
-
Robert E. Wells, ‘Our Message to the World’, Ensign, november 1995, 65–66.