Les 21
Jezus Christus stichtte zijn kerk
Inleiding
Tijdens de drie jaar van zijn aardse bediening verleende Jezus Christus priesterschapssleutels aan zijn twaalf apostelen. Met die sleutels werd De Kerk van Jezus Christus ‘gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten’ (Efeze 2:20). In deze les komt aan de orde hoe de Heiland zijn apostelen en zijn kerk na zijn opstanding bleef leiden en besturen door de bediening van de Heilige Geest, zodat zij konden bijdragen aan de vervulling van het verbond van Abraham om het verstrooide Israël te vergaderen.
Achtergrondinformatie
-
Jeffrey R. Holland, ‘Profeten, zieners en openbaarders’, Liahona, november 2004, 6–9.
Lessuggesties
Mattheüs 10:1–4; 16:19; 17:3–7; 18:18; Efeze 2:19–20; 4:11–14
Jezus Christus stichtte zijn kerk op een fundament van apostelen en profeten
Laat de cursisten een sleutel of sleutelbos zien en vraag wat het woord sleutels in de context van het evangelie betekent. Vraag enkele cursisten beurtelings een of meer verzen in de volgende tekstenreeks voor te lezen. Laat de klas meelezen en de belangrijkste gebeurtenis vaststellen waar elke tekst naar verwijst.
-
Mattheüs 10:1–4 (Apostelen geroepen en gemachtigd)
-
Mattheüs 16:19 (Priesterschapssleutels worden aan Petrus beloofd [zie Gids bij de Schriften, ‘Sleutels van het priesterschap’; scriptures.lds.org].)
-
Mattheüs 17:3–7 (‘De Heiland, Mozes en Elias [Elia] hebben de sleutels aan Petrus, Jakobus en Johannes gegeven toen zij op de berg voor hen verheerlijkt werden.’ [Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 113).
-
Mattheüs 18:18 (Op aarde en in de hemel binden en ontbinden verwijst naar priesterschapssleutels die ook aan de andere apostelen beloofd werden.)
Leg desgewenst uit dat de genoemde of veronderstelde ‘sleutels’ in deze Schriftteksten met de verzegelbevoegdheid te maken hebben. (Zie Boyd K. Packer, The Holy Temple [1980], 81–87.)
Vraag de cursisten:
-
Wat wordt er met sleutels van het priesterschap bedoeld?
-
Waarom is het belangrijk dat apostelen priesterschapssleutels bezitten?
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen:
‘“Priesterschapssleutels zijn het gezag dat God aan priesterschaps[dragers] geeft om het gebruik van zijn priesterschap op aarde te regelen en te besturen.” [Handboek 2: de kerk besturen [2010], 2.1.1]. Elke handeling of verordening die in de kerk wordt verricht, gebeurt na de directe of indirecte autorisatie van de persoon die daarvoor de sleutels draagt. Ouderling M. Russell Ballard heeft het zo uitgelegd: ‘Wie priesterschapssleutels hebben […] maken het voor allen die getrouw onder hun leiding werkzaam zijn letterlijk mogelijk om priesterschapsgezag uit te oefenen en toegang tot priesterschapsmacht te hebben.’ [M. Russell Ballard,‘Mannen en vrouwen in het werk van de Heer’, , Liahona, april 2014, 48]’ (‘De sleutels en het gezag van het priesterschap’, Liahona, mei 2014, 49.)
-
In welke opzichten zijn priesterschapssleutels individuele kerkleden tot zegen?
Laat een cursist Efeze 2:19–20 voorlezen. Vraag de klas vervolgens:
-
Wat komen we uit deze Schrifttekst over het fundament van de kerk van de Heiland te weten? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk: Jezus Christus, die zelf de hoeksteen is, stichtte zijn kerk op een fundament van apostelen en profeten.)
-
Wat heeft een gebouw aan een fundament en een hoeksteen? (Het fundament biedt het gebouw sterkte en steun. Als eerste steen in een fundament is de hoeksteen het referentiepunt voor alle andere stenen in het fundament. De hoeksteen bepaalt ook de positie van het hele gebouw. De muren worden er eveneens mee op hun plek verankerd.)
Laat de cursisten met de persoon naast hen de volgende vragen bespreken:
-
In welke opzichten is Jezus Christus de ‘hoeksteen’ van de kerk?
-
Wat leren we uit deze Schrifttekst over de relatie tussen de Heiland (de hoeksteen) en de apostelen en profeten (het fundament)?
Laat een cursist Efeze 4:11–14 voorlezen. Laat de klas meelezen en letten op redenen die Paulus gaf waarom we apostelen, profeten en andere kerkleiders nodig hebben om de heiligen te leiden.
Laat de volgende uitspraak van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen zien en laat een cursist die voorlezen:
‘Om een kerk te vestigen die onder zijn leiding voortgezet zou worden, ook als Hij niet meer op aarde zou zijn, ging Jezus “naar het gebergte […] om te bidden, en Hij bracht de nacht door in het gebed tot God.
‘“En toen het dag geworden was, riep Hij zijn discipelen tot Zich en koos er twaalf uit, die Hij ook apostelen noemde” [Lukas 6:12–13].
‘Later verkondigde Paulus dat de Heiland, die wist dat Hij zou sterven, dat had gedaan om de kerk “het fundament van de apostelen en profeten” te geven [zie Efeze 2:19–20]. Deze broeders en de andere functionarissen van de kerk zouden onder leiding van de herrezen Christus werkzaam zijn.
‘Waarom? Onder andere, zodat “wij niet meer onmondig [zijn], op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer, door het valse spel der mensen, in hun sluwheid, die tot dwaling verleidt” [Efeze 4:14].’ (‘Profeten, zieners en openbaarders’, Liahona, november 2004, 6–7.)
-
Op wat voor manieren heb je gezien dat hedendaagse apostelen en profeten als fundament sterkte en stabiliteit aan de kerk bieden?
Handelingen 2:1–6, 14–26; 4:1–13, 18–21; Handelingen 10:9–20, 25–28, 34–35, 44–48; Handelingen 15:1–20
Jezus Christus leidde de apostelen door de Heilige Geest
Laat een cursist Handelingen 1:12 voorlezen. Vraag de klas vervolgens:
-
Hoe bleef de herrezen Jezus Christus zijn apostelen volgens Lukas na zijn hemelvaart leiden? (Hij gaf geboden en instructies door de Heilige Geest.)
Getuig dat Jezus Christus de apostelen na zijn opstanding en hemelvaart door de bediening van de Heilige Geest leidde. Teneinde de cursisten voorbeelden van die leiding duidelijk te maken, verdeelt u de klas in vier groepen en geeft u ze de volgende opdrachten:
-
Bestudeer Handelingen 2:1–6, 14–26 en let op hoe de Heilige Geest Petrus en de apostelen op de pinksterdag tot hulp was.
-
Bestudeer Handelingen 4:1–13, 18–21 en let op hoe de Heilige Geest Petrus hielp op de Joodse leiders te reageren.
-
Bestudeer Handelingen 10:9–20, 25–28, 34–35, 44–48 en let op hoe een belangrijke verandering in de kerk aan Petrus geopenbaard werd.
-
Bestudeer Handelingen 15:1–20 en let op hoe eerdere openbaring van Jezus Christus door de Heilige Geest Petrus’ besluit en de steun van andere kerkleiders voor dat besluit op de conferentie in Jeruzalem beïnvloedde.
Vraag cursisten uit elke groep na voldoende tijd samen te vatten wat ze gelezen hebben en uit te leggen hoe Jezus Christus kerkleiders door de bediening van de Heilige Geest leidde. Leg uit dat de Heilige Geest zijn taken op aanwijzing van de Heiland verricht (zie Johannes 16:13–14).
Gebruik desgewenst 3 Nephi 19:7–9, 19–20 om aan te tonen dat kerkleiders over wie we in het Boek van Mormon lezen ook hulp van de Heilige Geest bij hun bediening ontvingen.
Bespreek de volgende vraag met de cursisten:
-
Hoe zou je aan iemand uitleggen waarom het belangrijk is om te weten dat Jezus Christus zijn apostelen na zijn dood bleef leiden?
Jezus Christus geeft kerkleiders heden ten dage aanwijzingen door de Heilige Geest
Laat de volgende citaten van president Thomas S. Monson en president Henry B. Eyring van het Eerste Presidium zien (of deel ze aan de klas uit) en door een cursist voorlezen:
‘Ik getuig […] dat onze Heiland, Jezus Christus, aan het hoofd van deze kerk staat, die zijn naam draagt. ‘De heerlijkste ervaringen in het hele leven zijn de influisteringen van de Geest waarmee Hij ons leidt om zijn werk voort te stuwen.’ (Thomas S. Monson, ‘Terugkijken en vooruitgaan’, Liahona, mei 2008, 88.)
‘[President Thomas S. Monson] heeft in mijn aanwezigheid openbaring en inspiratie ontvangen, wat voor mij een bevestiging is dat God [de priesterschapssleutels die de profeet draagt,] respecteert. Ik ben een ooggetuige.’ (Henry B. Eyring, ‘De ware en levende kerk’, Liahona, mei 2008, 24.)
-
In welke opzichten illustreren die citaten een verband tussen de nieuwtestamentische kerk en De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen? (Maak de cursisten de volgende waarheid duidelijk:Net zoals Jezus Christus zijn apostelen in de tijd van het Nieuwe Testament aanwijzingen gaf, geeft Hij de kerkleiders in deze tijd op diverse manieren aanwijzingen, waaronder de bediening van de Heilige Geest.)
Laat een cursist het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen voorlezen. Vraag de klas na te gaan waarom kerkleiders zich door de Heiland moeten laten leiden.
‘Het apostolische en profetische fundament van de kerk is om altijd tot zegen te zijn, maar vooral in tijden van tegenspoed of gevaar, als we ons als een kind voelen, verward en verdwaald, misschien een beetje angstig, als de onoprechte mensen om ons heen of de duivel met al zijn geslepenheid ons proberen te verwarren of te misleiden. Met het oog op die tijden zijn het Eerste Presidium en het Quorum der Twaalf Apostelen door God geroepen en door u gesteund als ‘profeten, zieners en openbaarders’, met de president van de kerk als de profeet, ziener en openbaarder, de senior apostel — de enige man met de bevoegdheid om alle sleutels van openbaring en bestuur ten behoeve van de kerk te gebruiken. In het Nieuwe Testament, in het Boek van Mormon en in deze tijd zijn deze functionarissen de bouwstenen van de ware kerk, rondom de hoeksteen, “de rots van onze Verlosser, de Christus, de Zoon van God” [Helaman 5:12].’ (‘Profeten, zieners en openbaarders’, Liahona, november 2004, 7.)
Stel dan naar behoefte enkele of alle van de volgende vragen:
-
Wat zou het betekenen dat de presiderende functionarissen van de kerk als bouwstenen ‘rondom’ de hoeksteen, Jezus Christus, zijn geplaatst?
-
Welke bewijzen heb je gezien of wanneer heb je gevoeld dat de Heiland degenen leidt die tegenwoordig de kerk presideren?
-
Op welke manieren heeft het bijwonen van de algemene conferentie je nader tot Christus gebracht en op het fundament van apostelen en profeten doen bouwen?
Laat de volgende vragen zien of zet ze op het bord. Laat de cursisten over de vragen nadenken en in hun aantekenschrift of Schriftendagboek een plan noteren om op die gebieden vooruitgang te maken.
Leesstof voor de cursisten
-
Mattheüs 10:1–4; 16:19; 17:3–7; 18:18; Handelingen 2:1–6, 14–26; 4:1–13, 18–21; Handelingen 10:9–20, 25–28, 34–35, 44–48; Handelingen 15:1–11, 13–19; Efeze 2:19–20; 4:11–14.
-
Jeffrey R. Holland, ‘Profeten, zieners en openbaarders’, Liahona, november 2004, 6–9.