Algemene conferentie
‘Ik ben het’
Algemene oktoberconferentie 2024


‘Ik ben het’

De naastenliefde van Christus, die blijkt uit zijn volledige trouw aan Gods wil, hield stand en houdt nog steeds stand.

Het is de sabbatdag en wij zijn bijeengekomen om over Christus en Die gekruisigd te spreken. Ik weet dat mijn Verlosser leeft.

Denk eens aan dit voorbeeld uit de laatste week van Jezus’ sterfelijke leven. Een menigte had zich verzameld, waaronder Romeinse soldaten gewapend met stokken en zwaarden. Dit ernstige gezelschap, onder leiding van dienaars van de overpriesters met fakkels in de hand, was niet op weg om een stad te veroveren. Vanavond waren ze op zoek naar slechts één man, een man die niet gewapend was, geen militaire training had gehad en nooit aan veldslagen had deelgenomen.

Toen de soldaten dichterbij kwamen, stapte Jezus in een poging om zijn discipelen te beschermen naar voren en zei: ‘Wie zoekt u?’ Ze antwoordden: ‘Jezus de Nazarener.’ Jezus zei: ‘Ik ben het. […] Toen Hij dan tegen hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen op de grond.’

Ik vind dit een van de meest aangrijpende regels in de Schriften. Deze regel zegt mij onder andere onomwonden dat alleen al de aanwezigheid van de Zoon van God – de grote Jehova van het Oude Testament en de goede Herder van het Nieuwe Testament, die ongewapend is – dat alleen al het horen van de stem van deze Toevlucht voor de storm, deze Vredevorst, genoeg is om tegenstanders te doen terugdeinzen, ze over elkaar te laten struikelen en de hele groep te laten wensen dat ze die avond keukendienst hadden gekregen.

Slechts enkele dagen eerder, toen Hij triomferend de stad binnenkwam, ‘raakte heel de stad in opschudding’, en vroeg: ‘Wie is Dat?’ Ik kan me alleen maar voorstellen dat ‘Wie is Dat?’ ook de vraag was die deze verwarde soldaten nu stelden!

Het antwoord op die vraag kon niet aan zijn uiterlijk worden afgelezen, want Jesaja had zo’n zeven eeuwen eerder geprofeteerd: ‘Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben.’ Het was zeker niet aan zijn mooie kleding of grote rijkdom te zien, want die had Hij niet. Het bleek niet uit een beroepsopleiding in de plaatselijke synagogen, want we hebben geen bewijs dat Hij daar ooit gestudeerd heeft, hoewel Hij zelfs in zijn jeugd al uitstekend geschoolde Schriftgeleerden en juristen in verwarring kon brengen en hen met zijn leer ‘als gezaghebbende’ kon verbazen.

Van zijn onderwijs in de tempel tot zijn triomfale intocht in Jeruzalem en deze laatste, niet legitieme arrestatie kwam Jezus regelmatig in moeilijke, vaak slinkse situaties terecht, waarin Hij altijd de bovenhand had. De enige verklaring die wij voor zijn overwinningen hebben, is zijn goddelijke DNA.

Toch hebben velen in de loop van de geschiedenis ons beeld van Hem en zijn getuigenis van wie Hij was afgezwakt en zelfs gebagatelliseerd. Zij hebben zijn deugdzaamheid gereduceerd tot louter preutsheid, zijn gerechtigheid tot louter woede, zijn barmhartigheid tot louter toegeeflijkheid. Wij mogen ons niet schuldig maken aan dergelijke vereenvoudigde versies van Hem, waarmee leringen die we ongemakkelijk vinden gemakshalve worden genegeerd. Die oversimplificatie is zelfs toegepast op zijn meest bepalende deugd: zijn liefde.

Jezus heeft tijdens zijn sterfelijke zending verklaard dat er twee grote geboden zijn. Deze zijn verkondigd tijdens deze conferentie en zullen voor eeuwig verkondigd worden: ‘De Heere, uw God, liefhebben [en] uw naaste liefhebben als uzelf.’ Als we de Heiland in deze twee cruciale, onlosmakelijk met elkaar verbonden regels trouw willen volgen, moeten we stevig vasthouden aan wat Hij daadwerkelijk heeft gezegd. En wat Hij daadwerkelijk heeft gezegd, is: ‘Als u Mij liefhebt, neem dan Mijn geboden in acht.’ Op diezelfde avond zei Hij dat we elkaar moeten liefhebben, ‘zoals Ik u liefgehad heb’.

In die Schriftteksten zijn die bepalende zinsneden die ware, christelijke liefde definiëren – soms naastenliefde genoemd – absoluut essentieel.

Wat definiëren ze? Hoe had Jezus lief?

Ten eerste had Hij lief met heel zijn ‘hart, macht, verstand en kracht’, waardoor Hij in staat was om de diepste pijn te genezen en de hardste realiteit te verwoorden. Kortom, Hij is iemand die genade kon verlenen en tegelijkertijd de waarheid kon bekrachtigen. Zoals Lehi zie toen hij zijn zoon Jakob zegende: ‘Daarom komt er verlossing in en door de heilige Messias; want Hij is vol genade en waarheid.’ Zijn liefde laat een bemoedigende omhelzing toe wanneer die nodig is en een bittere beker wanneer die moet worden gedronken. Dus proberen we lief te hebben – met geheel ons hart, macht, verstand en kracht – want dat is de manier waarop Hij ons liefheeft.

Het tweede kenmerk van Jezus’ goddelijke naastenliefde was zijn gehoorzaamheid aan elk woord dat uit Gods mond kwam, waarbij Hij zijn wil en gedrag altijd op die van zijn hemelse Vader afstemde.

Toen Hij na zijn opstanding op het westelijk halfrond aankwam, zei Christus tegen de Nephieten: ‘Zie, Ik ben Jezus Christus. […] Ik heb gedronken uit die bittere beker die de Vader Mij heeft gegeven […] waarmee Ik Mij in alle dingen aan de wil van de Vader heb onderworpen vanaf het begin.’

Van de ontelbare manieren waarop Hij Zichzelf had kunnen voorstellen, deed Jezus dat door zijn gehoorzaamheid aan de wil van de Vader kenbaar te maken. En dan te bedenken dat deze eniggeboren Zoon van God Zich niet lang daarvoor, in zijn grootste nood, totaal verlaten had gevoeld door zijn Vader. De naastenliefde van Christus, die blijkt uit zijn volledige trouw aan Gods wil, hield stand en houdt nog steeds stand, niet alleen in gemakkelijke en comfortabele tijden, maar vooral tijdens de donkerste en moeilijkste.

In de Schriften staat dat Jezus ‘een Man van smarten’ was. Hij moest verdriet, vermoeidheid, teleurstelling en ondraaglijke eenzaamheid doorstaan. In deze tijden en alle andere tijden faalt de liefde van Jezus nooit, en die van zijn Vader ook niet. Met zo’n volwassen liefde – het soort liefde dat een voorbeeld is, versterkend en gevend is – zal de onze ook niet falen.

Dus als het soms moeilijker lijkt te worden naarmate u harder uw best doet; als, terwijl u aan uw beperkingen en tekortkomingen probeert te werken, er iemand of iets is waardoor uw geloof op de proef wordt gesteld; als u, terwijl u hard werkt, nog steeds momenten van angst hebt, bedenk dan dat het voor enkele zeer trouwe en geweldige mensen in elk tijdperk ook zo is geweest. Vergeet ook niet dat er een kracht in het heelal is die vastbesloten is om alle goede dingen die u probeert te doen tegen te werken.

Dus in overvloed en armoede, bij persoonlijke waardering en openbare kritiek, met de goddelijke elementen van de herstelling en de menselijke zwakheden die er onvermijdelijk deel van uitmaken, blijven we op koers met de ware kerk van Christus. Waarom? Omdat we ons, net als onze Verlosser, voor de hele cursus hebben ingeschreven – niet voor een korte inleidende toets, maar tot en met het eindexamen. Het fijne hieraan is dat de Meester ons allemaal al de antwoorden heeft gegeven voordat de cursus begon. Bovendien zijn er veel docenten die ons herhaaldelijk aan deze antwoorden herinneren. Maar dat gaat natuurlijk niet goed als we blijven spijbelen.

‘Wie zoekt u?’ Met heel ons hart antwoorden we: ‘Jezus de Nazarener.’ Als Hij zegt: ‘Ik ben het’, buigen we onze knieën en belijdt onze tong dat Hij de levende Christus is, dat alleen Hij de verzoening voor onze zonden tot stand heeft gebracht, dat Hij ons heeft gedragen, zelfs toen we dachten dat Hij ons had verlaten. Als we voor Hem staan en de wonden in zijn handen en voeten zien, gaan we begrijpen wat het voor Hem betekende om onze zonden op Zich te nemen en bekend te raken met verdriet, om volledig gehoorzaam te zijn aan de wil van zijn Vader – en dat alles uit reine liefde voor ons. Om anderen bekend te maken met geloof, bekering, de doop, de gave van de Heilige Geest, en onze zegeningen in het huis des Heren ontvangen; dat zijn de fundamentele ‘beginselen en verordeningen’ die uiteindelijk onze liefde voor God en onze naasten kenmerken en de ware kerk van Christus karakteriseren.

Broeders en zusters, ik getuig dat De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen het werktuig van God voor onze verhoging is. Het evangelie dat zij verkondigt is waar, en het priesterschap dat haar autoriteit geeft, komt rechtstreeks van God. Ik getuig dat Russell M. Nelson een profeet van God is, net zoals zijn voorgangers dat waren en zijn opvolgers zullen zijn. En op een dag zal die profetische leiding een generatie voortbrengen die onze Bode van het heil zal zien neerdalen als de ‘bliksem vanuit het oosten’. Dan zullen we uitroepen: ‘Jezus de Nazarener.’ Hij zal met uitgestrekte armen en ongeveinsde liefde antwoorden: ‘Ik ben het.’ Dat beloof ik met de apostolische kracht en autoriteit van zijn heilige naam, Jezus Christus. Amen.

Afdrukken