2008
Ouderling Jay E. Jensen
November 2008


Ouderling Jay E. Jensen

van het Presidium der Zeventig

Elder Jay E. Jensen

Ouderling Jay Edwin Jensen, die onlangs tot het Presidium der Zeventig is geroepen, herinnert zich dat hij eens als president van het zendingsgebied Cali (Colombia) enkele dagen had besteed aan het oplossen van een probleem en op de vlucht terug naar het zendingshuis zijn Schriften opensloeg.

In Leer en Verbonden 3:5 trok deze zinsnede zijn aandacht: ‘Denk ook aan de beloften die u werden gedaan.’

‘We komen in het leven telkens moeilijkheden tegen, maar de Heer leek me eraan te herinneren dat de beloften altijd groter zijn’, aldus ouderling Jensen.

Zijn ouders, Ruel Whiting en Ethel Otte Jensen, waren de eersten die ouderling Jensen vertelden over de beloften van de Heer. Hij is op 5 februari 1942 geboren als zesde in een gezin met tien kinderen, waar ‘men het evangelie leerde en naleefde’, aldus ouderling Jensen.

Teruggekeerd uit de Spaanstalige Amerikaanse Zending, waar hij van 1961 tot en met 1963 op zending was, trad hij op 1 november 1963 in de Mantitempel (Utah) met Lona Lee Child in het huwelijk. Ze hebben zes kinderen. Hij behaalde aan de Brigham Young University zijn bachelors-, masters- en doctorsgraden.

Hij was eerst werkzaam als seminarieleerkracht, vervolgens als directeur leerplannen voor het seminarie en instituut, als directeur training voor de afdeling zendingswerk, en als directeur schriftencoördinatie voor de afdeling leerplannen van de kerk.

Ouderling Jensen is bisschop geweest, raadgever in het presidium van het opleidingscentrum voor zendelingen in Provo, hogeraadslid, groepsleider hogepriesters, jongemannenpresident, zondagsschoolleerkracht en zendingspresident. Hij werd op 6 juni 1992 geroepen als lid van het Tweede Quorum der Zeventig en op 1 april 1995 als lid van het Eerste Quorum der Zeventig.

Wat hij uit een leven vol dienstbaarheid heeft geleerd, wordt geïllustreerd door die ervaring die hij als zendingspresident met de Schriften had. ‘Gods woord [heeft] grote kracht’, zegt hij (zie Alma 31:5). Net als Gideon in het Boek van Mormon hoopt hij dat zijn woorden de Koning en de leden van zijn koninkrijk ‘van nut zijn geweest’ (Mosiah 22:4).