2008
Tot we elkaar weerzien
November 2008


Tot we elkaar weerzien

Mogen wij goede burgers zijn van het land waar wij wonen en goede buren in onze woonplaats, en mogen wij niet alleen onze medeleden de hand reiken, maar ook mensen van andere godsdiensten.

Thomas S. Monson

Broeders en zusters, u bent het vast met me eens als ik zeg dat dit een bijzonder inspirerende conferentie was. We hebben de Geest van de Heer de afgelopen twee dagen overvloedig gevoeld, ons hart is geraakt en ons getuigenis van dit goddelijke werk is gesterkt. Ik ben ervan overtuigd dat ik namens de leden van de kerk overal spreek als ik mijn dank uit tegenover de broeders en zusters die tot ons hebben gesproken. Ik moet ook denken aan de woorden van Moroni in het Boek van Mormon: ‘En hun bijeenkomsten werden door de kerk geleid naar de werkingen van de Geest en door de macht van de Heilige Geest; want zoals de macht van de Heilige Geest hen leidde — zij het om te prediken of aan te sporen of te bidden of te smeken of te zingen — zo werd het gedaan.’1

Mogen wij ons nog lang herinneren wat we tijdens deze algemene conferentie hebben gehoord. Alle boodschappen die we hebben gehoord, worden in de Ensign en de Liahona van volgende maand gepubliceerd. Ik spoor u aan om ze te bestuderen en de leringen te overpeinzen.

Tegenover de broeders die deze conferentie zijn ontheven, spreken wij onze grote waardering uit voor de vele jaren dat zij zich vol toewijding van hun taken gekweten hebben. Alle leden van de kerk hebben baat gehad bij de talloze bijdragen die u hebt gedaan.

Ik verzeker u dat onze hemelse Vader zich bewust is van de moeilijkheden waarmee wij tegenwoordig geconfronteerd worden in de wereld. Hij heeft ieder van ons lief en zal ons zegenen als we ernaar streven zijn geboden te onderhouden en tot Hem te bidden.

Wij zijn een wereldwijde kerk, broeders en zusters. Onze leden zijn verspreid over de hele wereld. Mogen wij goede burgers zijn van het land waar wij wonen en goede buren in onze woonplaats, en mogen wij niet alleen onze medeleden de hand reiken, maar ook mensen van andere godsdiensten. Mogen wij in alles eerlijke en integere mensen zijn.

Er zijn in de wereld mensen die honger hebben; er zijn er die berooid zijn. Samen kunnen we lijden verlichten en de behoeftigen helpen. Naast de diensten die u al voor elkaar verricht, kunnen wij met uw gaven aan de fondsen van de kerk bijna onmiddellijk reageren als er waar ook ter wereld rampen voorkomen. Wij zijn bijna altijd de eerste ter plaatse om alle mogelijke hulp te bieden. We danken u voor uw milddadigheid.

Velen hebben ook nog andere moeilijkheden. Vooral onder de jongeren zijn er die zich jammer genoeg hebben ingelaten met dingen zoals drugs, onzedelijkheid, bendes en alle ernstige problemen die hiermee gepaard gaan. Daarnaast zijn er mensen die eenzaam zijn, onder wie weduwen en weduwnaars die verlangen naar het gezelschap en de goede zorgen van andere mensen. Mogen wij altijd denken aan de behoeften van de mensen om ons heen en klaar staan om hen de helpende hand en een liefhebbend hart te bieden.

Broeders en zusters, wat zijn wij gezegend dat de hemelen echt openstaan, dat de herstelde Kerk van Jezus Christus momenteel op aarde is, en dat de kerk op de rots van openbaring is gebouwd. Wij weten dat voortgaande openbaring het levensbloed van het evangelie van Jezus Christus is.

Mogen wij allen veilig thuiskomen. Mogen wij in vrede, harmonie en liefde samenleven. Mogen wij er dagelijks naar streven om het voorbeeld van de Heiland te volgen.

God zegene u, broeders en zusters. Ik dank u dat u voor mij en voor de andere algemene autoriteiten bidt. Wij zijn u erg dankbaar.

In een van de toneelstukken van Christopher Marlowe, De tragische geschiedenis van Doctor Faustus, is er een personage, dr. Faustus, die besluit God te negeren en het pad van Satan te volgen. Aan het eind van zijn slechte leven, geconfronteerd met gemiste kansen en een zekere straf, beklaagt hij zich: ‘[Er is] een brandender zielenleed dan [vlammend] vuur: eeuwige verbanning uit Gods tegenwoordigheid.’2

Broeders en zusters, net zoals eeuwige verbanning uit de tegenwoordigheid van God het meest brandende zielenleed betekent, is het eeuwig leven in Gods tegenwoordigheid ons liefste doel.

Met heel mijn hart en ziel bid ik dat wij mogen volharden in het nastreven van die allerkostbaarste prijs.

Ik getuig tot u dat dit werk waar is, dat onze Heiland leeft, en dat Hij deze kerk hier op aarde leidt. Ik neem nu afscheid van u, geliefde broeders en zusters, tot wij elkaar over een half jaar weerzien. In de naam van Jezus van Nazaret, onze Heiland, onze Verlosser, die wij dienen. Amen.

Noten

  1. Moroni 6:9.

  2. Zie ‘Deviled Marlowe’, Time, 16 oktober 1964, p. 77.