Terug naar huis
Wat kunnen we een enorme invloed laten gelden in het leven van zovelen (…) als we de uitnodiging van de Heiland, ‘hoed mijn schapen’ serieus nemen.
Het wordt in de winter erg koud in mijn woonplaats Minas in Uruguay. Als de zon onderging legde mijn moeder altijd een paar houtblokken in de open haard om zo de eetkamer warm te houden, en een voor een kwamen wij — mijn ouders, zusters en ik — als we klaar waren met onze taken, daar bijeen. Die gezellige, door de open haard verwarmde kamer en de aanwezigheid van mijn ouders en zussen doordrongen mij van gevoelens die ik voor eeuwig zal koesteren.
Toen mijn vrouw en ik een gezinnetje stichtten, kwamen wij, waar we ook woonden, ook vaak bij elkaar, hetzij verwarmd door een open haard of door de warmte die we altijd voelen als we met onze kinderen zijn herenigd.
Wat een prachtig gevoel! Wat een lieflijke plek is ons huis, ons gezin, ons toevluchtsoord.
Door de jaren heen heeft ons gezin in verschillende landen gewoond, en in elk van die landen kregen wij in de kerk dezelfde warme gevoelens van de leden in de wijken die wij bezochten.
Ieder lid van de kerk zou de kans moeten hebben om die behaaglijke gevoelens te ervaren, en zij kunnen dat gevoel ervaren doordat wij ons op heractivering en zendingswerk werpen.
Laat ik u vertellen wat er in een paar ringen en districten in Peru heeft plaatsgevonden en daarbij ontkom ik er niet aan dat ik een paar families noem: de familie Causo, de familie Banda, de familie Vargas, en de lijst gaat maar door. Er staan ruim zeventienhonderd namen op van leden die naar huis zijn teruggekeerd. Het gaat om leden uit verschillende wijken, gemeenten, ringen en districten, verspreid over Peru, die door hun ringpresidenten, bisschoppen en leidinggevenden van quorums en hulporganisaties werden uitgenodigd om terug naar huis te komen. Zij accepteerden de uitnodiging die zij kregen van de priesterschapsleiders, voltijdzendelingen en anderen die het op zich namen om hen terug naar de kerk te begeleiden en tot Christus te brengen. Tot ieder van hen zeggen we: ‘Welkom. Welkom thuis!’
Wat maakte het voor deze mensen mogelijk om naar terug huis te komen? Het was het gezamenlijke initiatief van veertien ringen en vier districten in een zendingsgebied, die een jaar lang alles in het werk stelden om de terugkomst van deze mensen door heractivering en de verordeningen van de doop en bevestiging teweeg te brengen.
Dat initiatief was geënt op de woorden van de Heiland: ‘Hebt gij Mij waarlijk lief? (…) Hoed mijn schapen’ (Johannes 21:16). En op de lering van president Thomas S. Monson, die heeft gezegd: ‘In de loop der jaren hebben we de minderactieven, gekrenkten, criticasters en overtreders opgeroepen om terug te komen. ‘Kom terug en vergast u aan de tafel van de Heer. Proef opnieuw van de zoete en verzadigende vruchten van omgang met de heiligen”’ (‘Terugkijken en vooruitgaan’, Liahona, mei 2008, p. 89).
Alma, die zich grote zorgen maakte over de ziel van zijn broeders, bad tot de Heer en zei:
‘O Heer, wilt Gij ons geven dat wij erin zullen slagen hen wederom tot U te brengen in Christus.
‘Zie, o Heer, hun ziel is kostbaar en velen van hen zijn onze broeders; daarom, o Heer, geef ons kracht en wijsheid om dezen, onze broeders, wederom tot U te kunnen brengen’ (Alma 31:34–35).
President Angel Alarcón van de ring Puente Piedra in Lima (Peru) vertelde mij de volgende ervaring: ‘Elke zaterdagochtend bezochten de zendelingen, een bisschop en enkele leidinggevenden van hulporganisaties en ik van half negen tot twaalf uur minderactieve leden, niet-leden en nieuwe bekeerlingen.’
Op dit punt van zijn relaas dacht ik aan de woorden van een lofzang:
Zielslief heeft ’t hart van de Herder,
zielslief de lamm’ren der kooi;
enk’len gaan dwalen en dolen,
honger en loude ten prooi.
Ziet hoe de Herder der schapen
zoekt naar het lam dat daar dwaalt,
’t weerbrengt met grote verheuging,
d’eind’loze losprijs betaalt.
(‘Zielslief heeft ’t hart van de Herder’, lofzang 154.)
Broeder Vargas, die in een moeilijk bereikbaar gebied woont, kreeg op zaterdagmorgen een telefoontje. Het was president Alarcón, die met zijn mobieltje zijn komst aankondigde. Broeder Vargas antwoordde toen: ‘Wat een verrassing; mijn huis is moeilijk te bereiken.’
Waarop de ringpresident zei: ‘Nou, ik sta nu voor je deur en ik wil met je spreken. We kunnen niet zonder je en nodigen je uit om morgen naar onze kerkdiensten te komen.’
Daarop zij de man die al vele jaren niet naar de kerk was gekomen: ‘Ik zal er zijn.’ Zo begon hij aan zijn reis snaar huis.
‘Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest,
‘naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij hebt Mij bezocht. (…)
‘In zoverre gij dit aan één van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan’ (Matteüs 25:35–36, 40).
Toen ik een paar weken geleden daar de kerkdienst bijwoonde, had ik de kans om een broeder te ontmoeten die voor het eerst na vele jaren weer in de kerk was. Zijn vrouw, die geen lid van de kerk was, vergezelde hem.
Toen ik aan hem vroeg waarom hij terug was gekomen, zei hij: ‘Mijn vriend Fernando en deze goede bisschop hebben mij uitgenodigd en ik ben daar op ingegaan. Ik leerde de kerk vele jaren geleden kennen en er brandt nog steeds een vlammetje in mijn hart. Misschien niet groot, maar het is er wel.’
Ik antwoordde: ‘Wij, je broeders, zullen die vlam aanwakkeren, zodat zij blijft branden.’ Toen omhelsden wij elkaar.
De interesse, aandacht en zorg jegens onze broeders zijn zielsdiepe manifestaties van onze liefde voor onze hemelse Vader. In feite uiten we onze liefde voor God wanneer we dienen en wanneer dat zich concentreert op het welzijn van onze medemens.
Koning Benjamin heeft erover gesproken: ‘En zie, ik vertel u deze dingen opdat gij wijsheid zult leren; opdat gij zult leren dat wanneer gij in dienst van uw medemensen zijt, gij louter in dienst van uw God zijt’ (Mosiah 2:17).
Wat kunnen we een enorme invloed laten gelden in het leven van zoveel minderactieve gezinnen, en in het leven van mensen die de kerk niet kennen, als we de uitnodiging van de Heiland, ‘Hoed mijn schapen’ serieus nemen en het iedereen mogelijk maken ‘tot Christus te komen’!
Deze paar ervaringen laten zien wat duizenden broeders in alle rust doen: zij accepteren de uitnodiging van de Heer om zijn schapen te hoeden. Laten we niet vergeten dat liefde en dienen een paar zijn die elkaars gezelschap zoeken.
O, dat eenieder van ons, als prachtige uiting van onze liefde voor onze hemelse Vader, de verantwoordelijkheid neemt die ieder lid van deze kerk draagt, om de mensen die hier nu niet bij ons zijn, op te zoeken. Als we door deze liefdedienst slechts één ziel tot de kerk brengen en als we dat voorrang in ons leven geven, hoeveel vreugde zal dat dan wel niet teweegbrengen bij ons en bij hen die we tot Christus helpen terugkeren!
Hoort gij zijn roepstem niet noden,
pleiten zo zacht en zo teer:
Wilt gij mijn schapen niet zoeken,
brengt gij ’t verloor’ne niet weer?
(Lofzang 154.)
Ik getuig dat we de zoons en dochters van een liefdevolle hemelse Vader zijn, die ieder van ons bij naam kent.
Ik geef u mijn getuigenis van de liefde van onze Vader en onze Heiland. Hij heeft ons eerst liefgehad en heeft ons zijn Zoon gegeven, zodat wij, dankzij Hem, naar huis kunnen terugkeren. Ik uit mijn liefde voor Hem, mijn Heiland, mijn Heer en mijn Meester, mijn Verlosser. In de naam van Jezus Christus. Amen.