2008
De waarheid Gods zal voorwaarts gaan
November 2008


De waarheid Gods zal voorwaarts gaan

Dit is Gods werk, en Gods werk kan niet worden verijdeld. Maar er is nog veel werk te doen.

M. Russell Ballard

Broeders en zusters, op 19 juli van dit jaar plaatsten de Sons of the Utah Pioneers in het This is the Place Heritage Park in Salt Lake City een standbeeld van de profeet Joseph Smith en zijn opvolger, president Brigham Young. Dit standbeeld, Eyes Westward getiteld, beeldt die twee grote profeten uit met een landkaart van de westelijke territoriums in de hand.

Veel mensen, ook onder de heiligen der laatste dagen, vergeten dat Joseph Smith zich er zeer goed van bewust was dat de kerk op den duur naar het uitgestrekte Amerikaanse westen zou uitwijken. In augustus 1842 profeteerde hij ‘dat de heiligen nog veel leed zouden moeten doorstaan en naar de Rocky Mountains zouden worden verdreven. Velen zouden afvallen, anderen zouden door onze vervolgers gedood worden, of door blootstelling aan de elementen van de natuur of ziekten het leven verliezen. Sommigen zouden het overleven, steden bouwen en er getuige van zijn dat de heiligen in de Rocky Mountains een machtig volk worden’ (History of the Church, deel 5, p. 85).

Zelfs Josephs naaste medewerkers begrepen in die eerste jaren niet geheel welke beproevingen de heiligen der laatste dagen nog zouden dragen om de kerk in haar ontluikende jaren in het begin van de 19e eeuw voorwaarts te bewegen. Maar Joseph Smith wist dat er geen vijand was of zou komen die voldoende macht had om de doeleinden van God te verijdelen of te stuiten. We kennen allemaal zijn profetie: ‘De waarheidsvaandel is opgericht; geen onheilige hand kan de vooruitgang van dit werk stuiten; al woeden vervolgingen, spannen benden samen, verzamelen er zich legers en viert de laster hoogtij, toch zal Gods waarheid moedig, nobel en onafhankelijk voorwaarts gaan, totdat zij in elk werelddeel is doorgedrongen, elke streek heeft bezocht, elk land heeft overspoeld en in elk oor heeft geklonken, totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht’ (History of the Church, 4:540).

Er zijn sinds de oprichting van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in 1830 bijna achttien decennia verstreken. We hebben in 178 jaar de vervulling van die profetie gadegeslagen en gezien dat ‘Gods waarheid moedig, nobel en onafhankelijk voorwaarts’ gaat.

De kerk heeft in haar eerste decennium slechts een gering aantal leden. Ondanks hevige vervolging roept men in de jaren 1830 597 zendelingen en treden ruim 15 duizend bekeerlingen tot de kerk toe. Men begint het evangelie in de Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië te verkondigen.

Hoewel de vervolging, die in het bijzonder op de profeet Joseph is gericht, aanhoudt, zijn er veel bekeerlingen in de jaren 1840. Ondanks de vervolging en hoewel in die tijd reizen zwaar is, blijft het herstelde evangelie van Jezus Christus zich over de aarde verspreiden dankzij het uitstekende werk van 1454 zendelingen die in de jaren 1840 zijn geroepen. Het ledental van de kerk groeit door naar 48.000 leden. Op 27 juni 1844 leidt de aanhoudende hetze tegen Joseph Smith ertoe dat hij en zijn broer Hyrum in de gevangenis van Carthage in koelen bloede worden gedood.

Kort na de dood van de martelaren beginnen Brigham Young en de kerk, in vervulling van Josephs visioen, voorbereidingen te treffen om naar de Rocky Mountains uit te wijken. Ontbering, rampspoed, dood en afvalligheid zijn alom tegenwoordig. Toch gaat het werk verder. In de jaren 1850 roept men 705 zendelingen die onder meer naar Scandinavië, Frankrijk, Italië, Zwitserland en Hawaï worden gestuurd. Het zendingswerk gaat ook van start in afgelegen gebieden als India, Hongkong, Thailand, Birma, Zuid-Afrika, en West-Indië.

Onder hen die op weg naar de andere heiligen hier in de Rocky Mountains te land en ter zee lijden en sterven, zijn ook getrouwe bekeerlingen uit Scandinavië en Groot-Brittannië die in de jaren 1850 tot de kerk zijn toegetreden.

In 1875 worden de eerste zeven zendelingen naar Mexico gestuurd, en het werk daar floreert ondanks een revolutie en andere problemen. Nog maar vier jaar geleden, in 2004, bereikte de kerk de mijlpaal van één miljoen leden in Mexico.

Het geloof van de heiligen wordt onder Brigham Young bij elke voetstap beproefd, die hen opdraagt tempels te bouwen en ruim 350 nederzettingen te stichten. Als Brigham Young in 1877 sterft is het ledental van de kerk tot 115.000 leden gestegen. Alle vervolging ten spijt breidt Gods waarheid zich moedig en nobel uit.

De tijd staat mij niet toe uitgebreid in te gaan op de groei van de kerk in de daaropvolgende decennia. Ik wil nog wel opmerken dat in de veertig jaar van 1890 tot 1930, terwijl de kerk en haar leerstellingen nog steeds onder vuur van de publieke opinie liggen, ouderling Reed Smoot in het Amerikaanse Congres wordt gekozen, hoewel hij strijd moet leveren voordat hij zijn zetel kan innemen. In die tijd wordt er veel over de kerk en haar leringen geschreven — vooral kwetsend en gericht op president Joseph F. Smith en andere kerkleiders. Al moet gezegd dat er enkele krantenartikelen verschijnen, waarin de leden van de kerk betrokken burgers en goede mensen worden genoemd.

Op 3 september 1925 maakt president Heber J. Grant bekend dat de kerk het zendingswerk in Zuid-Amerika zal opstarten. Naar het patroon dat de Heer gebruikt om het herstelde evangelie naar alle landen te brengen, wordt ouderling Melvin J. Ballard van het Quorum der Twaalf Apostelen — mijn grootvader van vaderszijde — samen met anderen naar Zuid-Amerika gestuurd om het werelddeel toe te wijden aan de verkondiging van het evangelie.

Op de kerstmorgen van 1925 wijdt ouderling Ballard in Argentinië de Zuid-Amerikaanse landen toe en begint het zendingswerk. Voordat hij in juli van het volgende jaar weer vertrekt, profeteert hij: ‘De kerk van de Heer zal hier een tijdje langzaam groeien, zoals een eik langzaam uit een eikel groeit. Zij zal niet in één dag opschieten zoals een zonnebloem, die snel groeit en dan verdort. Maar duizenden zullen hier tot de kerk toetreden. De zending hier zal in meerdere worden opgesplitst en een van de sterkste in de kerk worden. De kerk zal hier nooit meer zo klein zijn als nu.’ (In: Melvin R. Ballard, Melvin J. Ballard: Crusader for Righteousness [1966], p. 84).

Eenieder die bekend is met de groei van de kerk in Zuid-Amerika weet dat die profetie in vervulling is gegaan. Er zijn in Brazilië nu ruim één miljoen leden.

In de vier decennia van 1930 tot 1970 worden er meer dan 106 duizend zendelingen geroepen. Het ledental van de kerk verviervoudigt, tot twee miljoen achthonderdduizend. In de jaren 1960 sluiten zich maar liefst één miljoen nieuwe leden aan. In 1970 zijn er zendelingen in 43 landen en negen territoriums. In deze periode van veertig jaar wordt er in de Zuid-Amerikaanse landen Chili, Brazilië, Uruguay, Paraguay, Ecuador, Colombia, Peru en Venezuela begonnen met het zendingswerk. In Midden-Amerika ontsluiten dienstknechten van de Heer de landen Panama, Costa Rica, Guatemala, El Salvador, Honduras en Nicaragua. In Azië begon het opnieuw opgestarte werk in Korea, Taiwan, Singapore en de Filippijnen vrucht te dragen.

Niets daarvan is komen aanwaaien. Elke keer als ‘Gods waarheid’ naar elk werelddeel en land wordt gebracht, zodat het in ‘elk oor’ kan klinken, doemen er problemen, hindernissen en vervolging op. Toch gingen we in geloof voorwaarts; de problemen werden opgelost en de hindernissen genomen.

President Spencer W. Kimball vraagt de leden van de kerk hun pas te vergroten in de verbreiding van het evangelie. Hij vraagt elke ring in de wereld om het aantal zendelingen te verhogen en onder zijn aanvoering begint de kerk de media te gebruiken om onze boodschap aan honderden miljoenen mensen over de hele aarde over te brengen.

In de twaalf jaar dat hij president van de kerk is, vervullen bijna tweehonderdduizend zendelingen een zending. Het ledental van de kerk verdubbelt zich en het aantal ringen verdrievoudigt zich. Veel landen worden toegewijd of opnieuw toegewijd aan het zendingswerk, en het wonder van bekering vindt in veel landen plaats, ondanks grote diabolische tegenwerking om het werk des Heren te stuiten of de arbeiders te ontmoedigen.

Er is ruim twintig jaar verstreken sinds president Kimball zijn bediening op aarde afsloot. In die periode is men ons serieus gaan nemen in de wereldwijde geloofsgemeenschap. Waarschijnlijk niet toevallig, hebben we ook via de media ongekend heftige ideologische aanvallen op onze mensen, onze geschiedenis en onze leer meegemaakt.

Desondanks blijft de kerk groeien. Het ledental verdubbelt zich weer — van 5,9 miljoen in 1985 naar ruim 13 miljoen nu. En vorig jaar is de miljoenste zendeling in deze bedeling geroepen.

Welnu, broeders en zusters, ik geef u dit korte overzicht van Josephs profetische visioen over de bestemming van deze kerk, en de letterlijke vervulling door de jaren heen, om ons aan de volgende eenvoudige waarheid te herinneren:

‘De werken en de plannen en de doeleinden van God kunnen niet worden verijdeld, noch kunnen ze mislukken.

‘Want God wandelt niet op kromme paden, (…) noch wijkt Hij af van hetgeen Hij heeft gezegd; daarom zijn zijn paden recht, en is zijn gang één eeuwige ronde.

‘Bedenk, (…) dat het niet het werk van God is dat wordt verijdeld, maar het werk van mensen’ (Leer en Verbonden 3:1–3).

God heeft bij monde van zijn profeet gesproken en aan de wereld bekendgemaakt dat ‘de waarheidsvaandel is opgericht’ en dat ‘geen onheilige hand de vooruitgang van dit werk [kan] stuiten.’ Dat is onbetwistbaar en onweerlegbaar waar. We hebben het zelf gezien, decennium na decennium, van de tijd van de profeet Joseph Smith tot de tijd van president Thomas S. Monson. Er is zware vervolging geweest. Met achterklap, leugens en verkeerde voorstelling van zaken heeft men gepoogd ons verdacht te maken. Maar in elk decennium vanaf de tijd van de herstelling is Gods waarheid moedig, nobel en onafhankelijk voorwaarts gegaan. Het kerkje dat in 1830 het levenslicht zag, met slechts een handvol leden is uitgegroeid tot ruim dertien miljoen heiligen der laatste dagen in heel veel landen, en we zijn goed op weg om elk werelddeel te doordringen, elke streek te bezoeken, elk land te overspoelen en in elk oor te klinken.

Dit is Gods werk, en Gods werk kan niet worden verijdeld. Er is echter nog veel te doen, voordat de grote Jehova kan zeggen dat het werk is volbracht. Hoewel we de getrouwe heiligen die ons tot dit punt van publieke bekendheid hebben geleid, loven en prijzen, kunnen we het ons niet veroorloven om achterover te leunen.

We kunnen ieders hulp gebruiken om het werk af te ronden dat ruim 175 jaar geleden is begonnen door die pionierende heiligen, en dat in de daaropvolgende decennia is voortgezet door generaties getrouwe heiligen. Wij moeten geloven zoals zij geloofden. Wij moeten werken zoals zij werkten. Wij moeten dienen zoals zij dienden. Wij moeten overwinnen zoals zij overwonnen.

Uiteraard hebben wij met andere problemen te kampen, maar die zijn zeker niet minder groot. In plaats van boze bendes, hebben we te maken met mensen die ons genadeloos kritiseren. In plaats van bittere kou en ontbering, worden we belaagd door alcohol- en druggebruik, pornografie, alle soorten vuiligheid, ranzigheid, hebzucht, oneerlijkheid, en godsdienstige onverschilligheid. In plaats van gezinnen die uit hun huis de vlakten worden opgedreven, zien we dat het instituut gezin, met inbegrip van het goddelijke instituut huwelijk, onder vuur ligt van groepen en personen die proberen de belangrijke en goddelijke rol van het gezin in de samenleving als onbeduidend weg te zetten.

Daarmee wil ik niet zeggen dat onze problemen groter zijn dan die van voorgaande generaties. Ze zijn gewoon anders. De Heer vraagt ons niet een handkar op te laden; Hij vraagt ons ons geloof te vergroten. Hij verlangt niet van ons dat we een werelddeel te voet oversteken; Hij verlangt wel van ons dat we de straat oversteken om met onze buren te spreken. Hij vergt niet van ons dat we al onze bezittingen afstaan voor de bouw van een tempel; Hij vergt wel van ons dat we, ondanks ons jachtige bestaan, onze middelen en tijd aanspreken, zodat we tempels kunnen blijven bouwen en geregeld naar de tempels gaan die al in gebruik zijn. Hij vraagt ons niet een martelaarsdood te sterven; Hij vraagt ons het leven van een discipel te leiden.

We leven in een unieke tijd en het is aan ons, broeders en zusters, om de rijke traditie van diepe toewijding voort te zetten die het kenmerk van voorgaande generaties heiligen der laatste dagen was. Dit is geen tijd voor de geestelijk lafhartigen. We kunnen het ons niet veroorloven om voor het gezicht rechtschapen te zijn. Ons getuigenis moet diep geworteld zijn en zich stevig hebben vastgezet op de rots van openbaring. En we moeten het werk voorwaarts blijven bewegen zoals het een toegewijd verbondsvolk, met geloof bij elke voetstap, betaamt, ‘totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht.’ Dat dit zo mag zijn voor ons bid ik nederig in de naam van Jezus Christus.