De avondmaals-dienst en het avondmaal
De verordening van het avondmaal maakt van de avondmaalsdienst de heiligste en belangrijkste bijeenkomst in de kerk.
Wij leven in de zware tijden waar de apostel Paulus van geprofeteerd heeft (zie 2 Timoteüs 3:1). Wie het enge en nauwe pad bewandelt, ziet aan alle kanten uitnodigende zijweggetjes. We kunnen afgeleid, vernederd, terneergeslagen of gedeprimeerd raken. Hoe kan de Geest van de Heer ons leiden in onze keuzes en ons op het pad houden?
In een hedendaagse openbaring heeft de Heer met dit gebod het antwoord gegeven:
‘En opdat gij uzelf beter onbesmet van de wereld zult kunnen bewaren, zult gij naar het huis des gebeds gaan en uw offeranden offeren op mijn heilige dag;
‘want voorwaar, dat is de dag die voor u is ingesteld om van uw arbeid uit te rusten en om de Allerhoogste uw toewijding te betonen’ (LV 59:9–10).
Dit is een gebod met een belofte. Door wekelijks op de juiste wijze deel te nemen aan de verordening van het avondmaal, komen wij in aanmerking voor de belofte ‘dat [wij] zijn Geest altijd bij [ons] mogen hebben’ (LV 20:77). Die Geest is het fundament van ons getuigenis. Hij getuigt van de Vader en de Zoon, brengt ons alles in herinnering en voert ons tot de waarheid. Hij is het kompas dat ons op ons pad leidt. President Wilford Woodruff heeft gezegd dat de gave van de Heilige Geest ‘de grootste gave is die de mens kan ontvangen.’ (Deseret Weekly, 6 april 1889, p. 451.)
I.
De verordening van het avondmaal maakt van de avondmaalsdienst de heiligste en belangrijkste bijeenkomst in de kerk. Het is de enige bijeenkomst op de sabbat die het hele gezin samen kan bijwonen. Behalve het avondmaal moet het programma van de dienst altijd zo gepland en gepresenteerd worden dat het onze aandacht vestigt op de verzoening en de leringen van de Heer Jezus Christus.
Mijn vroegste herinneringen aan de avondmaalsdienst stammen uit een klein plaatsje in Utah waar ik tot diaken werd geordend en hielp met het avondmaal ronddienen. In vergelijking met die herinneringen zijn de avondmaalsdiensten die ik nu in veel andere wijken bijwoon een grote verbetering. Het avondmaal wordt door de leden bediend, rondgediend en ontvangen in een sfeer van stille eerbied. De dienst wordt op waardige wijze en met weinig woorden geleid, inclusief de nodige praktische mededelingen, en de toespraken zijn qua inhoud en presentatie geestelijk van aard. De muziek en de gebeden zijn gepast. Dat is de norm, en die betekent een grote vooruitgang sinds de ervaringen uit mijn jeugd.
Er zijn soms uitzonderingen. Ik merk dat sommigen in de opkomende generatie en zelfs enkele volwassenen nog niet helemaal de betekenis van deze bijeenkomst begrijpen, noch hoe belangrijk het is om tijdens de dienst eerbiedig te zijn en te aanbidden. Wat ik heb gevoeld dat ik hier moet uiteenzetten, is gericht tot hen die deze belangrijke beginselen nog niet begrijpen en toepassen, en die nog niet de beloofde geestelijke zegeningen ontvangen om altijd zijn leidende Geest bij zich te hebben.
II.
Ik begin met de voorbereiding van de kerkleden op hun deelname aan de avondmaalsverordening. Vijf jaar geleden leerde ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen de priesterschapsleiders van de kerk in een wereldwijde instructiebijeenkomst hoe zij avondmaalsdiensten moeten plannen en leiden: ‘Wij herdenken zijn verzoening op persoonlijke wijze’, zei ouderling Nelson. ‘Wij komen met een gebroken hart en een verslagen geest naar de avondmaalsdienst. Dat is het hoogtepunt van onze sabbatheiliging.’ (‘Aanbidden in de avondmaalsdienst’, Liahona, augustus 2004, p. 12.)
Wij zitten lang voordat de dienst begint. ‘In die rustige minuten wordt er zachtjes muziek gespeeld. Dit is geen tijd om te praten of boodschappen door te geven, maar een periode van bidden en mediteren om zich geestelijk voor te bereiden op het avondmaal’ (Liahona, augustus 2004, p. 13).
Toen de Heer na zijn opstanding aan de Nephieten verscheen, zei Hij dat ze een eind moesten maken aan het brengen van offers door bloedvergieten. In plaats daarvan moesten zij ‘Mij als offer een gebroken hart en een verslagen geest brengen’ (3 Nephi 9:20). Dat gebod, waarvan hedendaagse openbaring ons zegt dat we wekelijks deel moeten nemen aan het avondmaal, vertelt ons hoe we ons moeten voorbereiden. Zoals ouderling Nelson heeft gezegd: ‘Ieder lid van de kerk is verantwoordelijk voor de geestelijke verrijking tijdens de avondmaalsdienst’ (Liahona, augustus 2004, p. 14).
President Joseph Fielding Smith leert ons in zijn geschriften over de heilsleer dat wij deelnemen aan het avondmaal om de dood van de Heiland en zijn lijden voor de verlossing van de wereld te gedenken. Deze verordening is ingesteld zodat wij onze verbonden om Hem te dienen, te gehoorzamen en Hem altijd te gedenken, kunnen hernieuwen. President Smith voegt daar aan toe: ‘Wij kunnen de Geest van de Heer niet behouden als we ons niet voortdurend aan dit gebod houden’ (Doctrines of Salvation, samengesteld door Bruce R. McConkie, 3 delen [1954–1956], deel 2, p. 341).
III.
Hoe we ons kleden is een belangrijke indicatie van onze houding en onze voorbereiding op onze bezigheden. Als we gaan zwemmen of wandelen of op het strand spelen, is dat aan onze kleding en zelfs aan ons schoeisel te zien. Dat zou ook moeten gelden voor onze kleding als we deelnemen aan de avondmaalsverordening. Het is net zoals ons tempelbezoek. Hoe wij ons kleden geeft aan in welke mate wij de verordening waar we aan deel gaan nemen, begrijpen en respecteren.
Tijdens de avondmaalsdienst — en vooral tijdens de bediening van het avondmaal — behoren we ons te concentreren op aanbidding en ons te onthouden van alle andere bezigheden, vooral van gedrag dat andermans aanbidding zou kunnen hinderen. Zelfs iemand die wegdommelt, valt anderen niet lastig. De avondmaalsdienst is geen tijd om een boek of tijdschrift te lezen. Jonge mensen, het is geen tijd voor fluistergesprekken of sms’en met je mobieltje. Als we aan het avondmaal deelnemen, sluiten we een heilig verbond dat we de Heiland altijd zullen gedenken. Wat is het droevig om te zien dat mensen dat verbond al overtreden in dezelfde bijeenkomst waarin ze het sluiten.
De muziek in de avondmaalsdienst is een onmisbaar onderdeel van onze aanbidding. In de Schriften staat dat het gezang der rechtvaardigen een gebed tot de Heer is (zie LV 25:12). Volgens het Eerste Presidium worden ‘de beste redevoeringen (…) soms gehouden in de vorm van een lofzang’ (Lofzangen, p. VII). Wat is het fijn als alle aanwezigen samen in gezang aanbidden — vooral bij de lofzang die ons helpt om ons voor te bereiden op deelname aan het avondmaal. Alle muziek voor de avondmaalsdienst vereist zorgvuldige planning, waarbij we altijd in gedachte moeten houden dat deze muziek voor aanbidding is, en niet voor een uitvoering.
President Joseph Fielding Smith heeft gezegd: ‘Dit is een gelegenheid waarbij het evangelie moet worden gepresenteerd, waarbij we worden opgeroepen om geloof te oefenen en na te denken over de bediening van onze Heiland, de heilsbeginselen van het evangelie te overwegen, en ons niet bezig te houden met andere zaken. Amusement, gelach en lichtzinnigheid zijn alle ongepast in de avondmaalsdiensten van de heiligen der laatste dagen. Wij zouden bijeen moeten komen in de geest van gebed en zachtmoedigheid, en met toewijding in ons hart’ (Doctrines of Salvation, deel 2, p. 342).
Als we dat doen — als we bijdragen tot de gewenste plechtige sfeer die de avondmaalsverordening en de aanbidding in de avondmaalsdienst — dan komen wij in aanmerking voor de nabijheid en openbaring van de Geest. Op die manier krijgen wij leiding voor ons leven en rust voor het gemoed.
IV.
De herrezen Heer beklemtoonde het belang van het avondmaal toen Hij het westelijk halfrond bezocht en deze verordening instelde onder de getrouwe Nephieten. Hij zegende de zinnebeelden van het avondmaal en gaf ze aan zijn discipelen en de menigte (zie 3 Nephi 18:1–10) en gebood:
‘En dat zult gij altijd doen met hen die zich bekeren en zich in mijn naam laten dopen; en gij zult het doen ter gedachtenis van mijn bloed, dat Ik voor u heb vergoten, om de Vader te betuigen dat gij Mij altijd indachtig zijt. En indien gij Mij altijd indachtig zijt, zult gij mijn Geest bij u hebben.
‘(…) En indien gij die dingen steeds doet, zijt gij gezegend, omdat gij zijt gebouwd op mijn rots.
‘Maar wie onder u meer of minder dan dat doen, zijn niet op mijn rots gebouwd, maar op een fundament van zand; en wanneer de regen valt en de watervloeden komen, en de winden waaien en tegen hen slaan, zullen zij vallen’ (3 Nephi 18:11–13).
Het avondmaal is de verordening die de bloed- en brandoffers uit de wet van Mozes verving, en de Heiland verbond er een belofte aan: ‘Wie ook tot Mij komt met een gebroken hart en een verslagen geest, zal Ik met vuur en met de Heilige Geest dopen’ (3 Nephi 9:20).
V.
Nu spreek ik met name tot de priesterschapsdragers die officiëren bij het avondmaal. Verricht die verordening altijd eerbiedig en waardig. Priesters die gebeden opzeggen namens de aanwezigen, dienen de woorden langzaam en duidelijk uit te spreken omdat die de voorwaarden van de verbonden en de daaraan verbonden zegeningen vermelden. Dit is een uiterst heilige daad.
De leraren die de zinnebeelden van het avondmaal klaarzetten en de diakenen die ze ronddienen, verrichten ook een uiterst heilige daad. Ik vind het verhaal van president Thomas S. Monson mooi waarin hij vertelt dat hij als twaalfjarige diaken door de bisschop werd gevraagd om het avondmaal te bedienen aan een aan bed gekluisterde broeder die deze zegening graag wilde ontvangen. ‘Ik vond zijn dankbaarheid overweldigend’, zei president Monson. ‘De Geest van de Heer kwam op mij, ik stond op heilige grond’ (Inspiring Experiences that Build Faith [1994], p. 188). Allen die bij deze heilige verordening officiëren, staan op heilige grond.
Jonge mannen die officiëren bij de verordening van het avondmaal, dienen daar door hun leefwijze voor in aanmerking te komen. De Heer heeft gezegd: ‘Wees rein, gij die de vaten des Heren draagt’ (LV 38:42). De schriftuurlijke waarschuwing tot hen die onwaardig van het avondmaal nemen (zie 1 Korintiërs 11:29; 3 Nephi 18:29) is ongetwijfeld ook van toepassing op hen die bij die verordening officiëren. Als een bisschop kerkleden die ernstige zondigen hebben begaan discipline oplegt, kan hij hen tijdelijk het voorrecht om deel te nemen aan het avondmaal ontnemen. Datzelfde gezag geldt beslist ook voor het intrekken van het voorrecht om te officiëren bij diezelfde heilige verordening.
Wat ik eerder heb gezegd over het belang van gepaste kleding voor hen die de avondmaalsverordening ontvangen, geldt uiteraard en vooral ook voor de jongemannen van de Aäronische priesterschap die op wat voor manier dan ook officiëren bij die heilige verordening. Zij moeten er allemaal verzorgd en fatsoenlijk gekleed uitzien. Zowel in uiterlijk als in gedrag behoren ze in alles te voorkomen dat ze de aandacht trekken of aanwezigen deels of geheel afleiden van de aanbidding en de verbonden die het doel zijn van deze heilige verordening.
Ouderling Jeffrey R. Holland heeft dat dertien jaar geleden tijdens de algemene conferentie duidelijk uiteengezet. Daar de meeste van onze huidige diakenen nog niet eens geboren waren toen die woorden hier het laatst werden uitgesproken, herhaal ik ze voor hen en voor hun ouders en leerkrachten: ‘Ik zou in overweging willen geven dat de diakenen, leraren en priesters die het avondmaal verzorgen, zo mogelijk een wit overhemd dragen. Bij heilige verordeningen in de kerk gebruiken we vaak ceremoniële kleding, en een wit overhemd is een herinnering aan de witte kleren die je bij je doop droeg en een vooruitblik naar het witte overhemd dat je weldra in de tempel en op zending zult dragen’ (‘This Do in Remembrance of Me’, Ensign, november 1995, p. 68).
Ten slotte wordt het avondmaal uitsluitend bediend als daar toestemming voor is verleend door degene die de sleutels draagt voor deze priesterschapsverordening. Daarom wordt het avondmaal over het algemeen niet thuis of bij familiereünies bediend, zelfs al zijn er voldoende priesterschapsdragers aanwezig. Zij die officiëren aan de avondmaalstafel, het avondmaal klaarzetten of het bedienen aan de aanwezigen, moeten aangewezen zijn door iemand die de sleutels van die verordening draagt of uitoefent. Ik bedoel daarmee de leden van de bisschap of de presidiums van de leraren- en diakenenquorums. ‘[Mijn] huis is een huis van orde’, aldus de Heer (LV 132:8).
Hoe kunnen we de Geest van de Heer krijgen om ons te leiden in onze keuzes, zodat we ons ‘onbevlekt van de wereld’ (LV 59:9) houden en op het veilige pad door het sterfelijk leven blijven? Wij moeten voor de reinigende kracht van de verzoening van Jezus Christus in aanmerking komen. Dat doen we door zijn gebod te onderhouden om met een gebroken hart en een verslagen geest tot Hem te komen, en om in die fijne wekelijkse bijeenkomst te nemen van de zinnebeelden van het avondmaal, en de verbonden te sluiten waarmee wij in aanmerking komen voor die heerlijke belofte dat we altijd zijn Geest bij ons zullen hebben (zie LV 20:77). Dat wij dat altijd mogen doen, is mijn nederig gebed, en dat zeg ik in de naam van Hem wiens verzoening dit alles mogelijk maakt, namelijk Jezus Christus. Amen.