Dienen in de kerk
Een ontheffing is een begin, niet een einde
We krijgen in de kerk geen ‘promotie of degradatie’. We gaan samen vooruit.
Een vriend van me werd onlangs als bisschop van onze wijk ontheven. Omdat ik ook als bisschop had gediend, wilde hij me een paar dagen later spreken.
‘Is wat ik voel normaal?’ vroeg hij.
‘Wat voel je?’
‘Losgekoppeld’, denk ik. ‘Ik was bij zoveel mensen betrokken en nu is dat plotseling voorbij. Zal ik me ooit weer zo betrokken voelen?’
Ik moest aan mijn eigen ontheffing denken. Ik had me ook zo gevoeld. Ik miste het om mensen intensief te helpen om dichter tot de Heiland en tot hun Vader in de hemel te komen. Ik miste de kans om hen aan te moedigen om de leiding van de Heilige Geest na te streven en te volgen. De roeping van bisschop was een heerlijke zegen en die was er nu niet meer.
Maar was dat wel zo? Na verloop van tijd besefte ik dat de zegen van dienstverlening nooit verdwijnt. De gelegenheid daartoe blijft bestaan. Moeten wij als discipel van Jezus Christus Hem niet altijd indachtig zijn? (Zie LV 20:77, 79.) Moeten wij anderen niet altijd helpen om dichter tot de Heiland en tot hun Vader in de hemel te komen? Moeten wij anderen, vooral onze partner en kinderen, niet altijd de leiding van de Heilige Geest helpen nastreven en volgen?
Ik moest aan de woorden van ouderling Dallin H. Oaks van het Quorum der Twaalf Apostelen denken: ‘Er [is] geen sprake van “degradatie” als we worden ontheven, en [we] maken ook geen “promotie” als we worden geroepen. Er is geen “promotie of degradatie” in de dienst van de Heer. Er is alleen “vooruitgang of achteruitgang”, afhankelijk van hoe we met onze ontheffingen en roepingen omgaan. Zo presideerde ik eens een bijeenkomst waarin een jonge ringpresident na negen jaar werd ontheven. Hij verheugde zich op zijn ontheffing en op de nieuwe roeping die hij en zijn vrouw net hadden gekregen. Zij waren als kinderkamerleiders in hun wijk geroepen. Alleen in deze kerk wordt dat als net zo eervol beschouwd!’1
Door ons gesprek begrepen mijn vriend en ik beiden dat dienstverlening niet ophoudt als we uit een roeping ontheven worden, wat die roeping ook is. Voor de volgelingen van Christus komt er nooit een eind aan dienstbetoon. We krijgen altijd weer gauw een nieuwe roeping en dan beginnen we opnieuw. Zo gaan we allemaal samen vooruit.