Hij zou ons bevrijden
De auteur woont in Utah (VS).
Te midden van verschrikkelijke verwoestingen waakte de Heer over zijn zendelingen.
De aardbeving die Japan in maart 2011 trof had een kracht van 9,0 op de schaal van Richter. Het was een van de krachtigste aardbevingen in de geschreven geschiedenis. Ik was op dat moment president van het zendingsgebied Japan Sendai, het deel van Japan dat het dichtste bij het epicentrum van de beving lag. Als gevolg van de aardbeving en de daaropvolgende tsunami kwamen ruim 16.000 mensen om en stortten honderdduizenden huizen en gebouwen in.
Ondanks de grootschalige verwoesting verloren wij niet één zendeling. In de dagen en weken daarna zag ik onder de zendelingen met wie wij dienden, wonderen gebeuren. Zowel voor als na de beving stuurde een liefdevolle Vader de opeenvolging van gebeurtenissen zo aan dat zijn zendelingen werden behouden.
Naar beschermde plaatsen geleid
De leiders in de zone Koriyama in ons zendingsgebied vergaderden bijna altijd op donderdag. Maar dit keer was de vergadering gepland op vrijdag 11 maart 2011 – de dag van de aardbeving. Meestal kwamen alleen de zone- en districtleiders bij elkaar. Maar in dit geval waren alle zendelingen in de zone voor de vergadering uitgenodigd. Daardoor waren op de dag van de aardbeving de zendelingen die het dichtste bij de door de aardbeving en tsunami beschadigde kernreactoren woonden, ver van hun appartement en woonden ze in alle veiligheid de vergadering in het kerkgebouw in Koriyama bij. De Heer had ze naar een veilige plek verplaatst.
De zendelingen in onze vergadering waren niet de enigen die in veiligheid waren gebracht voordat de aardbeving toesloeg. Zendelingen leren al vroeg om zich door de Heer en de ingevingen van de Geest te laten leiden. Toen de aardbeving plaatsvond, was er geen tijd om leiders om instructies te vragen. De andere zendelingen overleefden het omdat ze al naar de Geest hadden geluisterd. Hij had hen naar veilige plekken geleid die onze hemelse Vader voor hen had klaargemaakt.
Na de aardbeving begaven veel zendelingen zich naar evacuatiecentra. Sommige zones gingen instinctief naar onze kerkgebouwen, die relatief weinig schade hadden opgelopen en waar ze de rust van de Heilige Geest sterker voelden. Enkelen hadden het geluk dat ze in hun appartement konden blijven, zonder verwarming, water, elektriciteit of voedsel. Maar ze waren allemaal wel veilig.
Geleid door wegversperringen
Omdat ik niet wist dat de kernreactoren beschadigd waren, probeerde ik aanvankelijk de zendelingen in onze vergadering direct na de aardbeving naar hun appartement terug te sturen. Maar de Heer hield dat tegen. Er reden geen bussen of treinen. Dus onze hemelse Vader bleef zorgen voor de veiligheid van de zendelingen in Koriyama.
Ik dacht dat mijn aanwezigheid nodig zou zijn in het zendingshuis vlakbij het epicentrum van de aardbeving. Maar na acht uur over beschadigde wegen met verkeersopstoppingen rijden, werd het ons duidelijk dat ook onze doorgang geblokkeerd was. Uiteindelijk bleek dat we vanuit Koriyama beter konden helpen bij de evacuatie van onze andere zendelingen, een proces dat wederom liet zien dat de Heer over ons waakte.
Na de aardbeving gingen mensen benzine hamsteren. De tankwagens kwamen maar erg langzaam over de kapotte wegen vooruit, zodat mensen soms 3 uur op benzine moesten wachten, als die al te krijgen was. Maar de Heer zorgde op wonderbaarlijke manieren voor ons. Zo beseften wij tijdens het evacueren van zendelingen naar het veilige Niigata aan de andere kant van het eiland dat we al 18 uur op één tank reden en dat de brandstofmeter op ‘vol’ bleef staan. Toen we in de buurt van Niigata kwamen, zakte de meter ineens naar ‘leeg’.
Gevaarlijke reis
Gelukkig bleef onze liefdevolle Vader te midden van grote ontreddering voor een ordelijke evacuatie zorgen. Reizen over lange afstanden was gevaarlijk. Er kwamen nog steeds naschokken. Er reed geen openbaar vervoer. Er was geen water en elektriciteit, en benzine of voedsel was bijna niet te krijgen. Zuster Tateoka en ik begrepen maar al te goed dat wij de enigen waren die twee zendelingen in een bergachtig gebied en twee andere zendelingen voorbij de berg aan de andere kant van het eiland konden bereiken. De snelwegen waren dicht, dus voor deze laatste rit moesten we vijf of zes uur over landweggetjes in noordelijke richting de berg oprijden, dan nog eens twee tot drie uur over de bergen heen naar Tsuruoka, en dan nog eens 4 uur voordat we weer veilig waren.
We vertrokken op 16 maart ‘s ochtends vroeg en kwamen rond 17.00 uur bij het appartement van ouderling Ohsugi en ouderling Yuasa aan. Om onze laatste twee zendelingen op te halen moesten we terug naar het zuiden rijden, over een bergtop heen en de stad Tsuruoka in. Met minder dan een halve tank benzine wisten we dat we niet konden omkeren. Toen we op weg gingen naar de laatste twee zendelingen, begon het te sneeuwen. Al gauw zaten we in een verblindende sneeuwstorm en reden we niet harder dan 25 kilometer per uur. Ik kon de strepen op de weg niet zien.
Toen we om 19.30 uur eindelijk de top bereikten, werden we door de politie tegengehouden. Een agent vertelde me dat de weg door een lawine geblokkeerd werd en dat de bergpas dicht was. Hij zei dat we niet verder konden. We moesten omdraaien en een andere route om de lawine heen naar de andere kant van het eiland nemen. We hadden niet genoeg benzine om om de lawine heen te rijden. Het leek erop dat we niet bij ouderling Lay en ouderling Ruefenacht in Tsuruoka konden komen.
Wonderbaarlijke reis
Terneergeslagen keerden we om zoals de politie had gezegd. Ik vroeg de zendelingen in het busje om elk lid van de wijk Yamagata te bellen om te zien of iemand ons wat benzine kon geven. We stopten en smeekten vurig de machten van de hemel over ons af. We wendden ons weer tot de Heer en baden om nog een wonder.
De zendelingen belden ieder actief lid. Maar niemand had benzine. De benzinestations hadden niets meer en waren dicht. Toen kregen de zendelingen het idee om een minder-actieve vriend te bellen, broeder Tsuchihashi. Wederom had onze hemelse Vader ons geleid. Broeder Tsuchihashi kon ons 20 liter benzine geven. Maar om bij deze goede broeder te komen, moesten we nog een uur naar het noorden rijden, terwijl wij precies de andere kant op wilden. Die hoeveelheid benzine zou helpen maar was niet genoeg om om de lawine heen te rijden.
In geloof reden we in noordelijke richting, nog altijd zonder te weten hoe we de andere twee zendelingen zouden bereiken. We kwamen in Shinjo City aan en kregen de 20 liter benzine. Kort daarna werd ik gebeld door president Yoshida, mijn raadgever, die zich inmiddels grote zorgen maakte over onze lange afwezigheid. Hij vroeg waar we waren en ik vertelde hem dat we in Shinjo waren. Hij schrok toen hij hoorde dat we zo ver uit de richting waren. Hij kon ons onmogelijk bereiken en helpen om terug te komen.
Maar toen hij op de kaart had gekeken, stamelde hij met een brok in zijn keel: ‘Er is daar een bergpas die bijna niemand kent. Die brengt je van Shinjo direct naar de zendelingen in Tsuruoka.’ De Heer had ons exact naar het punt gebracht vanwaar we om de lawine heen konden rijden. De benzine was precies genoeg om veilig om de lawine heen te rijden en de zendelingen op te halen.
Toen ik na de aardbeving met elke zendeling contact opnam en hoorde hoe ze allen vlak voor de aardbeving en tsunami in veiligheid waren gebracht, voelde ik me heel dankbaar. Twee zendelingen, die de tsunami hadden ontvlucht door naar de vierde verdieping van een evacuatiecentrum te klimmen, vertelden hoe dankbaar ze waren dat ze in een tijd van grote nood in veiligheid waren gebracht.
Naar hun gevoel waren de woorden van Helaman op hun situatie van toepassing: ‘De Heer, onze God, [gaf] ons de verzekering […] dat Hij ons zou bevrijden; ja, in zoverre dat Hij onze ziel geruststelde en ons een groot geloof schonk, en ons deed hopen op onze bevrijding in Hem’ (Alma 58:11).