2018
Mijn zendingswerk onder mijn familie
February 2018


Mijn zendingswerk onder mijn familie

De auteur woont in Chihuahua (Mexico).

De vraag van mijn zendingspresident bleef me bezighouden: waarom had de Heer me toegestaan om te blijven en mijn zending af te maken?

Afbeelding
sister lagunes

Toen ik mijn zendingsoproep las, was ik verbaasd dat ik naar het zendingsgebied Veracruz (Mexico) zou gaan. Wij woonden in Vera Cruz toen ik geboren werd, en er woonde nog steeds veel familie. Wij zijn de enige leden van de kerk in de familie, dus ik was blij dat ik de kans zou krijgen om mijn familieleden in het evangelie te onderwijzen.

Maar toen ik er eenmaal was, was ik nooit in een gebied werkzaam waar familie woonde. Ik gaf hun adressen aan collega’s zodat zij ze konden bezoeken.

Toen ik vijftien maanden op zending was, kreeg ik last van mijn knie. Soms was de pijn ondraaglijk. Toen ik naar de dokter ging, zei hij dat een operatie de enige oplossing was. Dat hield in dat ik eerder naar huis zou gaan. Ik kon niet geloven dat mijn zending op die manier ten einde zou komen; ik had nog maar drie maanden te gaan.

Ik besloot de Heer aan te roepen en Hem om troost, en zo mogelijk een wonder, te vragen. Als antwoord op mijn gebed kreeg ik een opgelucht gevoel. De vrouw van mijn zendingspresident moedigde me met oprechte moederliefde aan om naar huis te gaan en te herstellen. Ik schreef mijn ouders dat ik over twee weken thuis zou komen.

Daarna had ik een gesprek met mijn zendingspresident. Hij zei dat mijn moeder contact met hem had opgenomen en hem het volgende had voorgesteld: zij zou naar Veracruz komen om bij mijn oom en tante thuis voor mij te zorgen in de periode dat ik geen zendingswerk kon verrichten. Mijn president zei dat het misschien mogelijk was, maar dat hij eerst toestemming moest vragen.

Toen ik later te horen kreeg dat hij toestemming had gekregen, ging mijn hart tekeer van enthousiasme. Ik kon blijven om mijn zending af te maken! Ik sprak een dankgebed uit.

Op de dag van mijn operatie zei de zendingspresident: ‘Zuster Gómez, u moet erachter zien te komen waarom u van de Heer in Veracruz mag blijven.’ Vanaf dat moment deed ik mijn best om daar achter te komen.

Diezelfde dag nog zei mijn moeder, die ondertussen in Veracruz was aangekomen: ‘Mamá Lita (de moeder van mijn vader) komt naar het ziekenhuis om je te bezoeken. Dat is een goede gelegenheid om haar te vragen of ze je iets over je voorouders wil vertellen.’

‘Wat een geweldig idee!’ dacht ik. Ik kon niet wachten om aan mijn familieleden te vragen wat ze over mijn voorouders wisten. Mamá Lita vroeg mij wat het betekende om zendelinge te zijn. Ik vertelde haar over de herstelling en over het heilsplan, aangezien mijn grootvader (haar man) enkele jaren eerder was overleden. Toen stelde ze de vraag waarop ik gehoopt had: ‘Zal ik mijn lieve man ooit weer zien?’

Haar vraag maakte me heel blij en ik antwoordde: ‘Natuurlijk!’ Haar ogen glinsterden. Het was zo fijn om haar over die eeuwige waarheid te vertellen. Ze stelde meer vragen, die allemaal op het heilsplan waren gericht. En ik stelde haar vragen over mijn voorouders, zodat ik mijn stamboom kon afmaken. Ik voelde dat de Geest haar in staat stelde om het heilsplan te begrijpen.

Later sprak ik met andere familieleden, waaronder de moeder van mijn moeder, die me nog meer familienamen gaf. En ik kon veel familieleden over het evangelie vertellen.

Ik begreep waarom God me eerst naar Veracruz had gestuurd om mijn zending te vervullen en me vervolgens toestemming had gegeven om daar na mijn operatie te blijven. Toen ik weer het zendingsveld inging, hield ik echt van familiegeschiedenis. Door de liefdevolle zorg van mijn moeder kon ik mijn zending afmaken.

De moeder van mijn vader overleed een jaar later. Dat was een droevige dag. Maar ik was dankbaar en blij dat ik een jaar later het tempelwerk voor haar kon verrichten. Toen ik me voor haar liet dopen, stroomden de tranen van vreugde over mijn wangen. Ze was eindelijk weer met haar lieve man verenigd, met wie ze meer dan zestig jaar getrouwd was geweest.

Ik weet zeker dat de Heer de verlangens van ons hart kent. Ik mocht van Hem in Veracruz blijven om mijn familieleden in de goede boodschap van onze Heiland, Jezus Christus, te onderwijzen. Ik weet dat ik mijn grootouders ooit weer zal zien. Het is onze taak om het werk voor onze voorouders te doen, zodat God op een dag tegen ons kan zeggen: ‘Kom tot Mij, u gezegende, er is voor u een plaats in de woningen van mijn Vader bereid’ (Enos 1:27).

Afdrukken