Geloofsportret
Feinga Fanguna
Tongatapu (Tonga)
Feinga verdient voor zijn vrouw, hun drie kinderen en drie andere kinderen voor wie ze zorgen, de kost als houtbewerker. Het was niet altijd makkelijk, maar door God op de eerste plaats te zetten hadden ze altijd genoeg.
Christina Smith, fotograaf
Toen mijn vrouw, ‘Anau, en ik pas getrouwd waren, bewerkte ik kleine houten voorwerpen, die ik op de markt verkocht. Soms kwam ik met geld thuis en soms verkocht ik niets.
Ik hoorde over een man die uit Hawaï teruggekeerd was en daar van een groep Maori uit Nieuw-Zeeland had leren hout bewerken. Toen we elkaar spraken, zei hij: ‘Ik ben geen leraar; ik ben een houtbewerker. Maar als je me een kalia (een Tongaanse kano) helpt bouwen, mag je met me mee.’ Ik leerde van hem veel over hout bewerken.
In mijn patriarchale zegen is mij beloofd dat God het werk dat ik met mijn handen doe, zal zegenen en dat ik mijn talent zal gebruiken om anderen te helpen. Die profetieën gaan nu in vervulling.
Ik ben naar Australië, Nieuw-Zeeland, Guam, Japan en de Verenigde Staten geweest om Tonga op houtbewerkings- en kunstevenementen te vertegenwoordigen.
Ik heb mijn gezin als houtbewerker kunnen onderhouden. Mijn vrouw en ik hebben zelf drie kinderen en zorgen ook voor drie andere kinderen. We doen ons uiterste best om die kinderen te helpen. We proberen hun te laten zien dat het evangelie gelukkig maakt.
We hebben varkens, koeien en kippen. We hebben bananen en broodvruchten. We telen cassave en yams, en die delen we met anderen.
We worden bijzonder gezegend. Onze familie vindt dat we rijk zijn. Dat is niet zo, maar we hebben alles wat we nodig hebben omdat we God op de eerste plaats zetten.
We onderhouden de geboden, gaan naar de kerk, houden gezinsavond, lezen het Boek van Mormon met ons gezin en bidden samen, en we betalen onze tiende. Daardoor wordt ons gezin gezegend.