Instituut
Hoofdstuk 10: 2 Nephi 11–16


Hoofdstuk 10

2 Nephi 11–16

Inleiding

Zowel Nephi als zijn broer Jakob citeerde Jesaja uitgebreid en beiden verklaarden dat we de leringen van Jesaja op onszelf dienden te betrekken (zie 1 Nephi 19:23; 2 Nephi 6:5). Hoewel Jesaja lang geleden leefde en vaak sprak over volken, plaatsen en zaken waarmee wij niet vertrouwd zijn, zijn de leringen van deze profeet wel degelijk relevant voor ons. U en uw cursisten zullen er bij de bestudering van zijn woorden achterkomen dat zijn waarschuwingen, bemoedigende woorden en verklaringen over de Heiland nu net zo relevant zijn als toen hij ze opschreef.

Elk van de Jesaja-hoofdstukken heeft zijn eigen boodschap. Sommige thema’s strekken zich echter uit over meer dan één hoofdstuk. Deze les, over 2 Nephi 11–16, behandelt de grote oordelen die in de laatste dagen over de goddelozen komen en de belofte van de Heer dat Hij zijn volk in die dagen niet zal vergeten. De volgende les behandelt 2 Nephi 17–24, waarin Jesaja’s profetieën voorkomen over hoe de belofte om de nederige en gehoorzame volgelingen van Jezus Christus te beschermen in vervulling zal gaan. Hoofdstuk 12 behandelt 2 Nephi 25–27, waarin Nephi de tekst van Jesaja toelicht en verduidelijkt, en zo al veel struikelblokken voor de hedendaagse lezer verwijdert. Nephi getuigt ook dat de komst van het Boek van Mormon specifieke profetieën van Jesaja in vervulling laat gaan.

Bekommer u niet al te veel over de betekenis van symbolische taal. Laat de cursisten liever zien hoe Jesaja’s boodschap op hun betrekking heeft.

Enkele leerstellingen en beginselen

  • Alles wat God ons gegeven heeft is een zinnebeeld van Christus (zie 2 Nephi 11:4–8).

  • God zal in de laatste dagen met oordelen komen en vrede brengen (zie 2 Nephi 12–14).

  • Jesaja heeft geprofeteerd dat de Heer een banier zou oprichten om Israël te vergaderen (zie 2 Nephi 12:1–3; 15:13–30).

Onderwijsideeën

2 Nephi 11:1–3. Nephi, Jakob en Jesaja fungeren als drie getuigen van Christus in het Boek van Mormon

lightbulbHoud een exemplaar van het Boek van Mormon omhoog. Vraag de cursisten de drie hoofdschrijvers van de kleine platen van Nephi te noemen. Vertel ze dat de geschriften van Nephi, Jakob en Jesaja 135 van de 143 pagina’s van de kleine platen beslaan (vanaf het boek 1 Nephi t/m het boek Omni).

Lees 2 Nephi 11:1–3 met de cursisten om een ervaring te ontdekken die Nephi, Jakob en Jesaja gemeen hadden.

  • Waarom zou het belangrijk kunnen zijn om de getuigenissen van deze drie profeten in het begin van het Boek van Mormon te hebben?

  • Hoe vestigt God volgens 2 Nephi 11:3 zijn woord? Waarom denkt u dat het belangrijk is om meerdere getuigen van Gods woord te hebben?

  • Nephi zegt dat de Heer niet alleen voor getuigen zorgt, maar ook al zijn woorden ‘bewijst’ (2 Nephi 11:3). Hoe heeft de Heer u geholpen de waarheid van zijn woorden te zien?

  • Wanneer heeft de Heer nogmaals voor drie getuigen gezorgd?

Om de cursisten een verband te laten leggen tussen Nephi, Jakob en Jesaja — drie getuigen in het Boek van Mormon — en Oliver Cowdery, David Whitmer en Martin Harris — de drie getuigen van het Boek van Mormon — vraagt u een cursist het afdelingsresumé van Leer en Verbonden 17 te lezen. Laat een andere cursist Leer en Verbonden 17:1–4 voorlezen. Vraag de cursisten een kruisverwijzing te maken van 3 Nephi 11:1–3 en Leer en Verbonden 17:1–4.

Vraag een cursist het citaat van ouderling Jeffrey R. Holland op pp. 75–76 in het cursistenboek voor te lezen. Vraag de cursisten of zij in dat citaat redenen horen waarom het belangrijk is dat de geschriften van Nephi, Jakob en Jesaja in het begin van het Boek van Mormon staan.

  • Waarom is het volgens ouderling Holland belangrijk om deze geschriften van Nephi, Jakob en Jesaja te hebben? (Om het Boek van Mormon als een ander testament van Jezus Christus vast te stellen en de basis te leggen voor het onderricht in de leer van Christus in het Boek van Mormon.)

  • Hoe kan het Boek van Mormon iemands getuigenis van Jezus Christus versterken? Hoe heeft het uw getuigenis versterkt?

2 Nephi 11:4–8. Alles wat God ons gegeven heeft is een zinnebeeld van Christus

lightbulbVraag de cursisten 2 Nephi 11:4 te lezen. Geef de cursisten in overweging het woord zinnebeeld te markeren. Vraag hun of ze weten wat het woord betekent. U kunt ze eventueel Mozes 6:63 laten lezen, alsmede de uitleg van het woord zinnebeeld op p. 76 in het cursistenboek. Vraag ze belangrijke woorden in die uitleg te onderstrepen, zoals voorgesteld, verwijzen, doen denken aan, vertegenwoordigen en om ervan te leren.

  • Waarom denkt u dat de Heer zinnebeelden, ofwel symbolen, gebruikt om zijn volk te onderrichten?

  • Waarom is het nuttig om ons bewust te zijn van deze onderwijsmethode?

  • Welke zinnebeelden van Jezus Christus bent u in de Schriften tegengekomen? In uw leven? In de wereld om u heen?

Vraag de cursisten 2 Nephi 11:4–7 te lezen. Moedig ze aan om belangrijke waarheden over Jezus Christus te onderstrepen die zij uit Nephi’s getuigenis kunnen leren. Vraag de klas zich op te splitsen in koppels. Vraag ze te vergelijken wat ze over de Heiland hebben gemarkeerd. Vraag elk koppel daarna de volgende vragen te bespreken:

  • Welke van deze waarheden over Jezus Christus zijn het belangrijkst voor u? Waarom?

lightbulbLees 2 Nephi 11:8 met de cursisten. Leg uit dat dit vers een vooruitblik biedt op Jesaja’s woorden.

  • Waarom besprak Nephi volgens dit vers de woorden van Jesaja met ons?

Leg uit dat 2 Nephi 12–24 en 27 de woorden van Jesaja bevatten. Nephi’s getuigenis van de Heiland in 2 Nephi 11 bereidt ons voor op het zien van de zinnebeelden van Jezus Christus in de leringen van Jesaja. Nephi’s getuigenis bereidt ons ook voor op de leringen van Jesaja over Gods werk in de laatste dagen.

Geef uw getuigenis van Jesaja’s leringen in het Boek van Mormon. Moedig de cursisten aan na te gaan hoe deze leringen hun leven kunnen veranderen en hen kunnen voorbereiden op de grote gebeurtenissen van de laatste dagen.

2 Nephi 12–14. God zal in de laatste dagen met oordelen komen en vrede brengen

lightbulbZet vóór de les het volgende schema op het bord of op een uitreikblad. Vermeld de tekstverwijzingen, de gegeven namen aan elke groep in de Schriften (tussen aanhalingstekens), en de gecursiveerde omschrijving van elke groep, maar zonder de antwoorden (de genummerde lijst). Laat in plaats daarvan ruimte in elke kolom, zodat u er later wat bij kunt schrijven.

Oordeel en vrede

2 Nephi 12:5; 13:1–15

2 Nephi 13:16–26

2 Nephi 14:2–6

‘Huis van Jakob’

Het huis van Israël, inclusief Juda en Jeruzalem (zie hoofdstukresumé 2 Nephi 13)

  1. Hongersnood (13:1)

  2. Verwijdering van leiders en aanzienlijken (13:2–4)

  3. Gebrek aan respect voor elkaar (13:5)

  4. Jeruzalem zal worden verwoest (13:8)

  5. Juda zal vallen (13:8)

  6. De goddelozen en rechtvaardigen worden beloond naar hun daden (13:9–11)

  7. De Heer zal hen oordelen (13:13–15)

‘Dochters van Zion’

Leden van de kerk die hoogmoedig en werelds worden

  1. ‘De Heer zal hun schaamte ontbloten’ (13:17)

  2. De Heer zal datgene wegnemen waarmee zij zich hebben versierd (13:18–24)

  3. Mannen zullen sneuvelen in oorlogen (13:25)

  4. De mensen zullen zich verlaten voelen (13:26)

‘De ontkomenen’

Rechtvaardige leden van het huis van Israël in het millennium

  1. Ze zullen schoon en heerlijk zijn (14:2)

  2. De vrucht van het land zal omwille van hen voortreffelijk zijn (14:2)

  3. Ze zullen heilig heten (14:3)

  4. De Heer zal hun vuil hebben afgewassen (14:4)

  5. De Heer zal hen zegenen met bescherming en een schuilplaats (14:5–6)

Leg uit dat de klas de gevolgen van de daden van drie groepen mensen onder de loep zal nemen. Hoewel die groepen worden beschreven in symbolische taal kunnen ze in algemene zin worden geïdentificeerd uit de omschrijvingen die Jesaja verschaft en uit Nephi’s toelichting in 2 Nephi 25–26 en 28–30. Als Jesaja in 2 Nephi 12–13 tot het huis van Jakob spreekt, richt hij zich tot het gehele huis van Israël in zijn tijd alsmede in de laatste dagen. In zijn profetie over de dochters van Zion verwijst hij naar de leden van de kerk die hoogmoedig en werelds worden. Als hij het over ‘de ontkomenen’ (2 Nephi 14:2) heeft, verwijst hij naar de leden van het huis van Israël die, door de verzoening van Jezus Christus en hun eigen rechtschapenheid, zullen ontkomen aan de oordelen die over de goddelozen komen.

Deel de klas in tweeën op. Vraag de ene helft 2 Nephi 12:5 en 13:1–15 te onderzoeken, en de andere helft van de klas 2 Nephi 13:16–26. Vraag de eerste groep vast te stellen welke oordelen over het huis van Jakob zullen komen, en de tweede groep welke oordelen over de dochters van Zion zullen komen. (De cursisten in de groep ‘Dochters van Zion’ kunnen hun voordeel doen met de corresponderende voetnoten in 2 Nephi 12–14.) Leg uit dat de dochters van Zion deel uitmaken van het huis van Jakob, maar dat ze specifiek in deze verzen worden genoemd. Vraag als de groepen voldoende tijd hebben gekregen hun bevindingen onder de juiste kop te zetten. (De derde kolom wordt later ingevuld.) Mogelijke antwoorden staan in het schema op p. 38.

Als de cursisten 2 Nephi 13 hebben onderzocht, vraagt u een cursist 2 Nephi 14:2–6 voor te lezen. (Cursisten kunnen misschien vragen of 2 Nephi 14:1 een profetie over het meervoudig huwelijk is. Leg uit dat de ratio van zeven vrouwen op één man het resultaat is van de oorlog die in 2 Nephi 13:25 wordt beschreven, niet de instelling van het meervoudig huwelijk.) Stel klassikaal vast welke zegeningen de mensen zullen genieten die in 2 Nephi 14:2–6 worden genoemd. Vraag de cursisten deze zegeningen in de derde kolom in het schema te zetten, naar voorbeeld van p. 38.

lightbulbStel enkele of alle van de volgende vragen om de cursisten ertoe te brengen deze profetieën op zichzelf te betrekken:

  • Jesaja zei dat een van de redenen dat het huis van Jakob met zulke afschuwelijke gevolgen te maken zou krijgen, was dat hun land ‘vol afgoden’ was (2 Nephi 12:8). Welke vormen van afgoderij zijn er tegenwoordig? (Zie Romeinen 1:25; Helaman 6:31 voor enkele voorbeelden.)

  • Jesaja profeteerde over de zegeningen die zouden toekomen aan ‘de ontkomenen van Israël’ (2 Nephi 14:2) en tot hen van wie het vuil door de Heer was afgewassen (zie 2 Nephi 14:4). In welk opzichten is het overwinnen van verleiding een ontkoming? Wat doet de Heer om ons te helpen ontkomen?

  • Nephi zei dat de woorden van Jesaja zijn volk konden helpen ‘hun hart [te] verheffen en verblijd [te] zijn voor alle mensen’ (2 Nephi 11:8). Wat ziet u in 2 Nephi 12–14 dat ons ertoe kan brengen ons te verblijden?

  • Jesaja profeteerde over de dochters van Zion die toestaan dat ze door de wereld worden overwonnen. Hoe kunnen wij ons beschermen tegen een wereldse houding?

  • Welke zegeningen die we in het millennium zullen hebben, kunnen we ook nu genieten?

  • Hoe kunnen de woorden van Jesaja ons belangrijke beslissingen helpen nemen? Hoe kunnen de woorden van Jesaja ons de kracht geven om in gevaarlijke tijden te leven?

Geef uw getuigenis van Jesaja’s boodschap en hoe die ons voorbereidt op de wederkomst van Jezus Christus. Maak de cursisten duidelijk dat ze niet bang hoeven te zijn voor de gebeurtenissen in de laatste dagen (zie 1 Nephi 22:17). Het naleven van de geboden en het acht slaan op de stem van de Heer bieden veiligheid en vrede.

2 Nephi 12:1–3; 15:13–30. Jesaja heeft geprofeteerd dat de Heer een banier zou oprichten om Israël te vergaderen

lightbulbVraag een cursist 2 Nephi 15:13 voor te lezen. Leg uit dat de kinderen van Israël gevangen werden genomen door andere naties toen zij de Heer verwierpen.

  • In welk opzicht was Israëls geestelijke staat te vergelijken met gevangenschap?

  • Hoe zetten onze zonden ons gevangen? Hoe kunnen we uit deze gevangenschap bevrijd worden?

Na een aantal van de gevolgen van Israëls afvalligheid te hebben beschreven, geeft Jesaja specifieke waarschuwingen. Lees 2 Nephi 15:18–23 voor aan de cursisten. Leg uit dat Jesaja in deze passage het woord wee herhaalt, dat verwijst naar smart en leed. Elke keer als u het woord wee leest, pauzeert u kort. Vraag de cursisten dat woord te markeren alsook de belangrijkste zinsneden waaruit de omstandigheden blijken die tot smart en leed leiden.

  • Voor welke daden en gedragingen genoemd in 2 Nephi 15:20–25 is de Heer boos op zijn volk?

  • Wat kunnen we doen om te voorkomen dat we worden zoals de mensen die in de verzen 20–23 worden beschreven?

Jesaja heeft geprofeteerd dat de Heer een banier zou oprichten om Israël te vergaderen. Schrijf de volgende definitie op het bord, die afkomstig is uit An American Dictionary of the English Language , een woordenboek dat door Noah Webster [Amerikaanse lexicograaf, auteur van schoolboeken, spellinghervormer, politiek schrijver en redacteur] werd samengesteld en in 1828 werd gepubliceerd:

Banier: ‘een signaal ter vergadering of ter kennisgeving’

Vraag een cursist 2 Nephi 15:26 voor te lezen.

  • Hoe houdt deze banier verband met het huis van Israël?

U kunt de cursisten eventueel het citaat van president President Joseph Fielding Smith op p. 82 in het cursistenboek laten lezen.

Jesaja profeteerde dat mensen ‘haastig, ijlings zullen […] komen’ in antwoord op de banier. Vraag een cursist 2 Nephi 15:27–29 voor te lezen, waarin Jesaja beschrijft wat er zou gebeuren. Om de cursisten deze profetie duidelijk te maken, laat u hen de toelichting van ouderling LeGrand Richards op p. 82 in het cursistenboek lezen.

  • Hebt u de vervulling van deze profetie in uw leven gezien? In het leven van familieleden en vrienden?

  • Wat kunnen wij doen om ervoor te zorgen dat deze profetie in vervulling blijft gaan?

Vraag een cursist 2 Nephi 12:2–3 voor te lezen.

  • Op welke manier houden deze verzen volgens u verband met de profetie dat de Heer een banier zou opheffen om Israël te vergaderen? (Ter beantwoording van deze vraag, kunt u ze het citaat van ouderling LeGrand Richards op p. 77 — in het cursistenboek laten lezen — ook beschikbaar op de meegeleverde dvd DVD A iconA).

Lees het volgende citaat van president Gordon B. Hinckley (1910–2008), de vijftiende president van de kerk voor (ook beschikbaar op de meegeleverde dvd DVD B iconB):

‘Al sinds de inwijding van de Salt Laketempel hebben we deze tekst uit Jesaja (…) toegepast op dat heilige huis van de Heer. En met dat huis in gedachten hebben steeds meer mensen overal ter wereld sinds die inwijdingsdag als het ware gezegd: “Komt, laten wij opgaan naar de berg des Heren, naar het huis van de God Jakobs, opdat Hij ons lere aangaande zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen.”

‘Ik geloof en getuig dat het de zending van deze kerk is om een banier voor de volken en een licht voor de wereld te zijn. Wij hebben een grote, allesomvattende opdracht gekregen waaraan we ons niet kunnen onttrekken en die we niet naast ons neer kunnen leggen. We accepteren die opdracht en zijn vast van plan die te vervullen, en we zullen het doen met de hulp van God’ (Liahona, november 2003, pp. 82–83).

  • Hoe vervullen de hedendaagse tempels de profetie in 2 Nephi 12:2–3?

  • Hoe dragen de tempels ertoe bij dat de kerk ‘een banier voor de volken’ is?

2 Nephi 16. Jesaja wordt als profeet geroepen

lightbulbLaat de cursisten het resumé van 2 Nephi 16 lezen. Vraag ze vast te stellen wat er in dit hoofdstuk gebeurt. U kunt eventueel het volgende op het bord zetten:

Jesaja ziet de Heer.

de verzen 1–4

Jesaja’s zonden worden vergeven.

de verzen 5–7

Jesaja wordt geroepen om te waarschuwen, bekering te prediken, en te profeteren.

de verzen 8–13

Vraag een cursist 2 Nephi 16:8 voor te lezen. Vraag de cursisten daarna Abraham 3:27 te lezen.

  • Welke betekenis hecht u aan het feit dat Jesaja’s woorden dezelfde waren als die de Heiland in de voorsterfelijke raad heeft gesproken?

Om het belang van Jesaja’s roeping en zijn status onder de andere profeten te beklemtonen, bespreekt u het volgende citaat van ouderling Jeffrey R. Holland van het Quorum der Twaalf Apostelen:

‘Jesaja is bij uitstek de messiaanse profeet van het Oude Testament en als zodanig is hij de indringendste profetische stem in die Schrift. Hij zag, beschreef en profeteerde, meer dan enig andere getuige in de Oude Wereld, de komst van de Heiland, zowel in het midden des tijds als in de laatste dagen. Hij wordt vaker dan welke andere profeet uit de Oude Wereld geciteerd in het Nieuwe Testament, het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden, en hedendaagse documenten zoals de Dode Zeerollen. (…)

‘Zelfs Jesaja’s naam (Jehova redt’ of ‘De Heer is heil’) lijkt er op te wijzen dat hij bij zijn geboorte — of juister vanaf zijn geboorte — was voorbereid om van de Messias te getuigen, om te getuigen van het godschap van Christus, in afwachting van zowel zijn eerste als zijn tweede komst’ (Christ and the New Covenant: The Messianic Message of the Book of Mormon [1997], pp. 75–76, 77–78).

  • Wat was volgens ouderling Holland het belang van Jesaja’s leven en bediening?

  • Waartoe was Jesaja in het voorsterfelijk bestaan geordend?

Geef uw getuigenis van Jesaja’s roeping als profeet van God.