Hoofdstuk 42
3 Nephi 15–17
Inleiding
Toen de Heiland het volk van Nephi onderricht gaf, zei Hij van Zichzelf dat Hij ‘de wet en het licht’ was (3 Nephi 15:9) en de ‘herder’ van zijn volk (zie 3 Nephi 15:17, 21; 16:3). Deze titels kunnen meer licht werpen op de bediening van de Heiland onder de Nephieten. Hij was altijd al ‘de wet’ en ‘het licht’ geweest, maar de Israëlieten waren niet bereid om zijn wet volledig na te leven. Daarom kregen zij een lagere wet, die zij dienden na te leven totdat zij zo ver waren om tot ‘het ware licht (…) dat ieder mens verlicht’ te komen (LV 93:2). In Amerika onderwees Jezus Christus, de goede herder, enkele van zijn ‘andere schapen’ (3 Nephi 15:17) en moedigde hen aan Hem te volgen, de bron van het ware licht.
Dit schriftuurblok eindigt met een ontroerende geestelijke ervaring die de Nephieten in Overvloed hadden. Dit is een uitstekend moment om te getuigen van Jezus’ liefde voor ons. U kunt de cursisten aanmoedigen om te bidden en te overwegen, zoals de Heiland de Nephieten gebood te doen, om meer begrip te krijgen van de Heiland en zijn leringen. U kunt overwegen de onderwijsideeën voor 3 Nephi 17 aan te vullen met ‘Mijn vreugde is overvloedig’, een presentatie van vier minuten op Dvd-presentaties over het Boek van Mormon (bestelnummer 54011 120).
Enkele leerstellingen en beginselen
-
Jezus Christus heeft de wet van Mozes gegeven en vervuld (zie 3 Nephi 15:1–10).
-
De Heiland heeft gezegd dat ‘andere schapen’ zijn stem zouden horen (zie 3 Nephi 15:11–24; 16:1–6).
-
Door te bidden en te overwegen gaan wij Jezus Christus’ woorden begrijpen (zie 3 Nephi 17:1–4).
-
De Heiland heeft medelijden met en is barmhartig voor zijn volk (zie 3 Nephi 17:5–25).
Onderwijsideeën
3 Nephi 15:1–10. Jezus Christus heeft de wet van Mozes gegeven en vervuld
Leg de volgende situatie aan de cursisten voor: Stel u voor dat u deel uitmaakt van een samenleving waarin de wetten zeer stipt voorschrijven hoe de mensen behoren te handelen. Dan breekt de dag aan dat de mensen gevraagd wordt een nieuwe wet na te leven, die meer draait om de intentie van iemands handelingen en persoonlijke rekenschap.
-
Hoe zal deze wet de manier van handelen van mensen beïnvloeden?
-
Waar hangt uw succes of falen vanaf bij deze nieuwe wet?
Vraag een cursist 3 Nephi 1:24–25 voor te lezen.
-
Welke wet zou op zekere dag in vervulling gaan?
Vraag een cursist 3 Nephi 15:1–10 voor te lezen.
-
Wat hebt u uit deze verzen geleerd over het gezag van de Heiland over de wet van Mozes? (Zet de antwoorden van de cursisten op het bord.)
-
Wat denkt u dat Jezus Christus bedoelde toen Hij zei dat Hij ‘de wet’ en ‘het licht’ was?
-
De Heiland zei: ‘Vertrouwt op Mij’ (3 Nephi 15:9). Wat betekent dat voor u? Hoe beïnvloedt onze liefde voor de Heer hoe wij op Hem vertrouwen en Hem volgen?
3 Nephi 15:11–24; 16:1–6. De Heiland heeft gezegd dat ‘andere schapen’ zijn stem zouden horen
Laat een wereldbol of een wereldkaart zien. (Als de cursisten in het bezit zijn van de tripelcombinatie, kunnen zij kaart 7 in de afdeling Chronologie, kaarten en foto’s met betrekking tot de kerkgeschiedenis opslaan.) Laat de cursisten opzoeken waar de schapen van de Heer uit het Nieuwe Testament zich bevonden. (Het Heilige Land, in het Midden-Oosten.) Vraag een cursist Johannes 10:11–16 voor te lezen. Vraag de cursisten daarna van die verzen en 3 Nephi 15:16–20 een kruisverwijzing te maken. Vraag ze vast te stellen op welke plek de ‘andere schapen’ waren waarover Jezus Christus in Johannes 10 sprak. (Zorg dat er niet gespeculeerd wordt over een specifiek gebied.)
-
Hoeveel wisten de Joden over de ‘andere schapen’ van de Heer?
-
Waarom heeft Jezus de Joden niet meer verteld over zijn ‘andere schapen’? (Zie 3 Nephi 15:18–20.)
-
Wie zijn de andere volken waarover de Heiland het in 3 Nephi 15:22–23 heeft?
Bespreek de volgende uitleg van de term Andere volken:
‘In het Oude Testament wordt gesproken over ‘volken’ of ‘natiën’, in het Nieuwe Testament over ‘heidenen’ en soms ‘Grieken’, en in het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden over ‘de andere volken’ of ook wel ‘de anderen’, ter aanduiding van volken die niet van het huis van Israël zijn, mensen die niet Joods zijn, of soms volken die — hoewel er wat van het bloed van Israël onder hen te vinden is — het evangelie niet hebben. In het Boek van Mormon en de Leer en Verbonden gaat het vooral om deze laatste categorie.’ (Gids bij de Schriften, ‘Andere volken’, scriptures.lds.org).
-
Hoe zouden de andere volken volgens de verzen 22–23 de stem van de Heer horen? (Zie ook 1 Nephi 10:11.)
Lees 3 Nephi 16:1–3 met de cursisten. Vraag ze of ze enig idee hebben over wie die ‘andere schapen’ waren?
Geef de cursisten in overweging een kruisverwijzing te maken van 3 Nephi 16:1–3, 2 Nephi 10:22; 29:12–14 en 3 Nephi 17:4.
Bespreek het volgende citaat van ouderling Bruce R. McConkie (1915–1985) van het Quorum der Twaalf Apostelen:
‘Heeft Jezus een bezoek gebracht aan hen [de andere stammen van Israël] nadat Hij de Nephieten bezocht had? Antwoord: Uiteraard heeft Hij dat gedaan, in een of meerdere plaatsen, al naargelang zijn doeleinden. Hij vergaderde ze op precies dezelfde manier als Hij de Nephieten in het land Overvloed bijeen had vergaderd, zodat zij zijn stem konden horen en de tekens van de nagels in zijn handen en in zijn voeten konden voelen. Daarover kan geen twijfel bestaan’ (The Millennial Messiah: The Second Coming of the Son of Man [1982], p. 216; cursivering in het origineel).
3 Nephi 16:8–20. De Heiland heeft een waarschuwing gegeven aan de mensen in de laatste dagen
Zet de volgende vragen op het bord:
Deel de klas op in groepjes van twee. Laat iedereen 3 Nephi 16:8–20 doornemen, waarbij de ene cursist op zoek gaat naar waarschuwingen en beloften aan de andere volken, en de andere cursist naar waarschuwingen en beloften aan de kinderen Israëls. Laat ze ook samen de vragen op het bord beantwoorden. Vraag de cursisten na verloop van tijd aan de klas te vertellen wat hun bevindingen zijn.
3 Nephi 17:1–4. Door te bidden en te overwegen gaan wij Jezus Christus’ woorden begrijpen
Vraag de cursisten 3 Nephi 17:1–3 te onderzoeken. Laat ze woorden markeren die aangeven hoe we meer begrip van de woorden van de Heer kunnen krijgen. Geef ze de kans om antwoord te geven.
-
Hoe zouden deze verzen betrekking kunnen hebben op iemand die het instituut bezoekt? Of een avondmaalsdienst? De tempel? Hoe zou het kunnen gelden voor persoonlijke schriftstudie?
-
Waarom is bepeinzing nodig voor een dieper begrip van het evangelie?
3 Nephi 17:5–25. De Heiland heeft medelijden met en is barmhartig voor zijn volk
Laat een cursist 3 Nephi 17:5–15 voorlezen. Vraag de cursisten welke eigenschappen de Heer toonde toen Hij Zich onder het volk begaf. Zet hun antwoorden op het bord. Hun antwoorden kunnen onder andere bestaan uit:
-
Hij had medelijden (zie vers 6).
-
Hij was barmhartig (zie vers 7).
-
Hij merkte hun behoeften op (zie vers 8).
-
Hij toonde zijn macht (zie vers 9).
-
Hij had hun kleine kinderen lief (zie vers 11).
-
Hij was verontrust over zonde (zie vers 14).
-
Hij bad tot de Vader (zie vers 15).
Lees het volgende citaat van president Ezra Taft Benson (1899–1994), de dertiende president van de kerk, voor:
‘De man wiens leven het patroon van de Christus het dichtst benadert, is de grootste en het meest gezegend en vreugdevol. Dat heeft niets te maken met rijkdom, macht of prestige. De enige ware toets van grootheid, gelukzaligheid en vreugde is hoe dicht iemand de Meester, Jezus Christus, in zijn levenswijze kan naderen’ (‘Jesus Christ—Gifts and Expectations’, Ensign, december 1988, p. 2).
Vraag een cursist de verzen 16–25 voor te lezen en laat de andere cursisten nadenken over de gebeurtenissen die daarin worden besproken. Laat de cursisten zich voorstellen hoe het zou zijn om bij het bezoek van de Heiland aanwezig te zijn. Overweeg daarna enkele of alle van de volgende vragen te gebruiken om een discussie op gang te brengen:
-
Hoe denkt u dat u zich gevoeld zou hebben als u getuige was geweest van deze gebeurtenissen?
-
Welke invloed zou dat waarschijnlijk op u hebben gehad?
-
Van welk deel van de gebeurtenis zou u het meest van onder de indruk zijn geweest? Waarom?
Om nadruk te leggen op de liefde die de Heiland voor kleine kinderen had, vraagt u de cursisten Matteüs 19:13–14 te lezen.
-
Wat kunnen wij leren uit wat Jezus voor de kleine kinderen gedaan heeft?
Vraag de cursisten te vertellen wat ze van dit verhaal vinden.
Overweeg het volgende hedendaagse voorbeeld van liefde voor kleine kinderen voor te lezen, dat is verteld door ouderling Eduardo Ayala van de Zeventig:
‘Een van de grootste uitingen van liefde voor kinderen heb ik gezien toen ik in Chili werkzaam was als ringpresident. President Spencer W. Kimball bezocht Chili voor een gebiedsconferentie. Er waren kerkleden uit vier landen in een stadion bijeengekomen waarin ongeveer 15 duizend mensen konden. We vroegen president Kimball wat hij na afloop van de conferentie wilde doen. Met tranen in de ogen zei hij: ‘Ik zou de kinderen willen begroeten.’ Een van de priesterschapsleiders kondigde door een microfoon aan dat president Kimball ieder kind in het stadion de hand wilde schudden of een zegen wilde geven. De mensen waren verbaasd — er was grote stilte. President Kimball begroette ongeveer tweeduizend kinderen een voor een, en terwijl hij huilde, schudde hij hun de hand, of gaf ze een zoen of legde zijn handen op hun hoofd en zegende hen. De kinderen waren heel eerbiedig en keken hem aan en huilden ook. Hij zei dat hij nog nooit zo’n soort geest had gevoeld. Het was een ongelooflijk mooi moment voor de aanwezige kerkleden’ (Janet Peterson en Eduardo Ayala, ‘Friend to Friend’, Friend. maart 1996, pp. 6–7).