Les 16
Verlossing van de doden
Inleiding
Als onderdeel van de algehele herstelling in de bedeling van de volheid der tijden herstelde de Heer de leer van de verlossing van de doden door de profeet Joseph Smith. Die leer werd ‘regel op regel’ hersteld. Het werk van de verlossing van de doden is essentieel voor het heil van zowel de levenden als de doden, en de profeet Joseph Smith heeft aangegeven hoe belangrijk deelname aan dat werk is: ‘De grootste plicht die in deze wereld door God op onze schouders is geplaatst, is het zoeken naar onze doden.’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 511.)
Achtergrondinformatie
-
Richard G. Scott, ‘De vreugdevolle verlossing van de doden’, Liahona, november 2012, 93–95.
-
D. Todd Christofferson, ‘De verlossing van de doden en het getuigenis van Jezus’, Liahona, november 2000, 9–12.
-
‘Verlossers op de berg Zion worden’, hoofdstuk 41 in Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), 503–514.
-
Matthew S. McBride, ‘Letters on Baptism for the Dead: D&C 127, 128’, de reeks Revelations in Context, 29 mei 2013; history.lds.org.
Lessuggesties
Leer en Verbonden 137
Het visioen van de profeet Joseph Smith over het celestiale koninkrijk
Geef de cursisten de volgende historische achtergrond:
‘In november 1823 werd Alvin, het oudste kind van Joseph Smith sr. en Lucy Mack Smith, plotseling ernstig ziek en balanceerde op het randje van de dood. Alvin was 25 jaar en gold als een sterke, handige jonge man die met zijn harde werken veel bijdroeg aan de financiële stabiliteit van het gezin. Zijn moeder beschreef hem als “een jongen met een bijzonder goed karakter” die zo “edel en gul” was dat hij de mensen om zich heen “elk uur van zijn bestaan tot zegen” was. […]
‘Alvin wist dat hij stervende was. Hij riep zijn broers en zussen bij zich en sprak met ieder van hen. Tegen Joseph, die bijna achttien was en de gouden platen nog niet had ontvangen, zei Alvin: “Ik wil dat je je best doet en alles doet wat je kunt om de kronieken te krijgen. Volg instructies nauwkeurig op en houd je aan elk gebod dat je gekregen hebt. […]”
‘Toen Alvin was overleden, vroeg de familie een presbyteriaanse predikant in Palmyra (in de staat New York) om zijn begrafenisdienst te leiden. Daar Alvin niet tot de kerkgemeente van deze predikant had behoord, beweerde deze in zijn preek dat Alvin niet te redden was. Josephs jongere broer William vertelde daar later over: “[De predikant] suggereerde overduidelijk dat [Alvin] naar de hel gegaan was, want Alvin was geen kerklid, maar hij was een goede jongen en het beviel mijn vader helemaal niet.”’ (Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith [2007], 433, 435.)
-
De leer van de verlossing van de doden was op het ogenblik van Alvins overlijden nog niet hersteld. Waarover zou de familie Smith zich met betrekking tot zijn heil zorgen hebben kunnen maken?
Vertel de cursisten dat ze in deze les zullen begrijpen dat de Heer de leer van de verlossing van de doden regel op regel openbaarde. Nodig de cursisten uit om de inleiding van Leer en Verbonden 137 in stilte door te nemen. Leg uit dat deze openbaring enkele maanden voor de inwijding van de Kirtlandtempel ontvangen werd. (U kunt vermelden dat er in de uitgave van 2013 van de Leer en Verbonden enkele wijzigingen in de inleiding van afdeling 137 aangebracht werden.)
Vraag een cursist Leer en Verbonden 137:1–6 voor te lezen terwijl de anderen meelezen. Bespreek het volgende:
-
Wie zag Joseph Smith in het celestiale koninkrijk? (De cursisten vinden het misschien interessant om te weten dat Joseph Smiths vader en moeder ten tijde van dit visioen in leven waren; Josephs vader was zelfs in de kamer waar hij de openbaring ontving.)
-
Waarom was Joseph Smith volgens vers 6 verwonderd dat hij zijn broer Alvin in het celestiale koninkrijk zag? (U kunt de cursisten eraan herinneren dat Joseph Smith pas enkele jaren na dit visioen met de leer van de verlossing van de doden bekend raakte.
Laat een cursist Leer en Verbonden 137:7–9 voorlezen. Laat de andere cursisten meelezen en letten op een leerstelling die de heiligen meer kennis gaf over Gods plan voor het heil van zijn kinderen.
-
Wat is de bepaling in Gods plan voor mensen zoals Alvin Smith die gestorven zijn zonder de kans te krijgen om het evangelie van Jezus Christus of de doopverordening te ontvangen? (Zie erop toe dat de cursisten bij hun bespreking van deze vraag de volgende leerstelling vinden: Allen die gestorven zijn zonder kennis van het evangelie, maar het aangenomen zouden hebben als ze het gehoord hadden, zullen het celestiale koninkrijk beërven.
-
Wat zegt die leerstelling over het karakter en de liefde van onze hemelse Vader voor zijn kinderen?
-
Wanneer heb je troost uit deze leerstelling geput? Wanneer heb je anderen gezien, misschien op zending, die door deze leer getroost werden?
Leer en Verbonden 124:30–34; 127:5–8; 128:1–18; 138:28–37
Plaatsvervangende verordeningen voor de doden
De profeet Joseph Smith sprak voor het eerst over de leer van de doop voor de doden op de begrafenis van Seymour Brunson op 15 augustus 1840, kort nadat de heiligen zich in Nauvoo (Illinois) gevestigd hadden. De leden van de kerk waren verrast en enthousiast toen ze die geopenbaarde leer hoorden. Gedurende een aantal maanden na die aankondiging lieten de heiligen zich in de nabijgelegen rivier Mississippi voor hun overleden familieleden dopen (zie Leringen: Joseph Smith, 435; De geschiedenis van de kerk in de volheid van tijden, 2e uitgave [Lesboek kerkelijke onderwijsinstellingen, 2003], 251).
-
Hoe gaf deze toespraak de leden meer begrip over het plan van onze hemelse Vader om zijn kinderen te redden? (Terwijl de cursisten antwoorden, zet u de volgende waarheid op het bord: De heilsverordening van de doop kan verricht worden voor wie het evangelie niet op aarde aanvaard hebben.)
-
Hoe zou jij gereageerd hebben als je de profeet Joseph Smith voor het eerst in deze bedeling over de leer van de doop voor de doden had horen spreken?
Leg uit dat de profeet Joseph Smith in de oktoberconferentie van 1841 in Nauvoo (Illinois) verklaarde dat de Heer wilde dat de heiligen ophielden met de doop voor de doden totdat ze zich in Gods huis konden laten dopen (zie LV 124:29–34). Op 8 november 1841 wijdde Brigham Young, toenmalig president van het Quorum der Twaalf Apostelen, de doopvont in de kelder van de onafgewerkte Nauvootempel in, waarna de leden plaatsvervangende dopen voor de overledenen begonnen te verrichten.
Laat de cursisten de inleiding van Leer en Verbonden 127 lezen, waarin staat dat afdeling 127 een brief van Joseph Smith aan de heiligen is, waarin hij hun de opdracht gaf om verslagen bij te houden van de dopen die ze verrichtten. Leg uit dat Joseph een week later nog een brief over de doop voor de doden schreef die in Leer en Verbonden 128 staat.
Zet de volgende Schriftuurplaatsen op het bord. (Niet de tekst tussen haakjes, die is alleen voor u als leerkracht bedoeld.)
Wijs elke cursist een van de tekstverwijzingen op het bord toe. Laat ze letten op leerstellingen die ons een ruimer begrip geven van Gods plan voor de verlossing van de doden. Laat de cursisten de leerstelling over de verlossing van de doden in elke Schrifttekst samenvatten. Vraag een paar cursisten de leerstellingen naast de verwijzingen op het bord te zetten. Wijs ze erop dat de openbaringen in Leer en Verbonden 127 en 128 een veelvoorkomend patroon in de herstelling van het evangelie illustreren: de Heer openbaart waarheden regel op regel in plaats van alles tegelijk.
Leg de cursisten uit dat vele jaren nadat deze openbaringen ontvangen waren de Heer meer kennis van zijn plan voor de verlossing van de doden gaf. In 1918 ontving Joseph F. Smith een visioen over de verlossing van de doden. Hij kreeg het visioen toen hij over de dood van zijn zoon Hyrum M. Smith rouwde die eerder dat jaar als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen gestorven was.
Vraag de cursisten Leer en Verbonden 138:28–37 te lezen en te letten op waarheden over de verlossing van de doden die aan president Joseph F. Smith geopenbaard werden.
-
Welke waarheden over de verlossing van de doden worden in deze verzen vermeld? (Zorg ervoor dat de cursisten de volgende waarheid begrijpen: In opdracht van Jezus Christus verkondigen rechtschapen boodschappers het evangelie aan wie zich in de gevangenis in de geestenwereld bevinden.)
-
Hoe begrijpen we door deze aanvullende waarheden beter hoe iemand zoals Alvin Smith, die gestorven is zonder de verordeningen van het evangelie te ontvangen, toch het celestiale koninkrijk kan beërven?
Lees de volgende uitspraak van ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen voor:
‘Als leden van de herstelde kerk van Christus hebben wij de verbondstaak om de gegevens van onze voorouders op te zoeken en hun de verlossende evangelieverordeningen aan te bieden. Er staat dat ‘zij niet zonder ons tot de volmaaktheid konden komen’ (Hebreeën 11:40; zie ook Leringen: Joseph Smith, 511), en “net zo min als wij zonder onze doden tot volmaking kunnen komen” (LV 128:15).’ (‘Het hart der kinderen zal zich wenden’, Liahona, november 2011, 25.)
-
Waarom moeten we van het werk van het verlossen van de doden een prioriteit maken?
-
Hoe bevordert het verrichten van heilsverordeningen voor onze overleden voorouders zowel hun als onze vervolmaking?
Lees het volgende citaat voor van ouderling Russell M. Nelson van het Quorum der Twaalf Apostelen:
‘Het is waar dat het familiehistorische werk een grote zegen in zich draagt voor wie zich in het geestenrijk bevinden. Maar het werk is de levenden evenzeer tot zegen. Het heeft een louterende invloed op wie eraan werken. Zij werken letterlijk aan de verhoging van hun familie.’ (‘Generaties in liefde aaneengeschakeld’, Liahona, mei 2010, 93.)
-
Hoe getuigt de leer van de verlossing van de doden van het oneindige bereik van de verzoening van Jezus Christus?
Lees de volgende uitspraak voor van ouderling Richard G. Scott van het Quorum der Twaalf Apostelen:
‘De Heer heeft aan de profeet Joseph Smith sublieme leer geopenbaard over de heilige verordening van de doop. Dat licht kwam terwijl andere christelijke kerken leerden dat de dood bepalend was voor het onherroepelijke en eeuwige lot van de ziel. Men leerde dat de gedoopten werden beloond met eindeloze vreugde, terwijl alle anderen eeuwige kwelling zonder hoop op verlossing wachtte. […]
‘Deze heerlijke leer beklemtoont de allesomvattende aard van de verzoening van Jezus Christus. Hij stelt iedere bekeerlijke ziel heil in het vooruitzicht. Zijn verzoening heeft de dood overwonnen en Hij biedt de waardige overledenen de kans om alle heilsverordeningen plaatsvervangend te ontvangen.’ (‘De vreugdevolle verlossing van de doden’, Liahona, november 2012, 93.)
-
Wat heb je meegemaakt waardoor je het belang van deelname aan het werk van de verlossing van de doden bent gaan inzien?
-
Hoe is je getuigenis versterkt door aan dat werk deel te nemen? (Laat een aantal cursisten hun getuigenis geven.)
Laat de cursisten bedenken hoe ze aan het grote werk van de verlossing van de doden kunnen deelnemen door familiehistorisch onderzoek of door in de tempel plaatsvervangende verordeningen te verrichten. Getuig dat dankzij het werk in hedendaagse tempels alle kinderen van onze hemelse Vader alle noodzakelijke heilsverordeningen kunnen ontvangen.
Leesstof voor de cursisten
-
Leer en Verbonden 124:30–41; 127:1–9; 128:1–18; 137:1–10; 138:28–37.
-
Richard G. Scott, ‘De vreugdevolle verlossing van de doden’, Liahona, november 2012, 93–95.