2009
Een oproep aan het opkomend geslacht
November 2009


Een oproep aan het opkomend geslacht

Er is geen grotere roeping dan ‘maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes.’

Elder Brent H. Nielson

Na zijn aardse bediening verscheen de Heiland als opgestane persoon aan zijn apostelen. Zijn opdracht aan hen was dezelfde oproep die Hij nu tot jullie, het opkomend geslacht, richt: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes’ (Matteüs 28:19).

Op 6 april 1974 verleenden de leden van de kerk hun steun aan een nieuwe profeet, president Spencer W. Kimball. Diezelfde dag ontving ik mijn oproep als voltijdzendeling naar Finland. Ik wist toen niet dat president Kimball die week net een historische toespraak had gegeven aan de algemene autoriteiten en regionale vertegenwoordigers van de kerk. Later bleek dat president Kimball in die toespraak zijn profetische visie had geschetst over hoe wij als kerk de opdracht van de Heiland zouden volbrengen om het evangelie aan ‘al de volken’ te verkondigen. In zijn toespraak vroeg president Spencer W. Kimball de leden van de kerk hun pas te vergroten en hun visie te verruimen. Hij vroeg elke trouwe jongeman zich op een eervolle zending voor te bereiden. Hij spoorde de leden in ieder land aan om zendelingen van eigen bodem uit te sturen en hij riep capabele mannen om met de Twaalf Apostelen uit te gaan in de wereld en de deuren van iedere natie te helpen ontsluiten’ (‘When the World Will Be Converted’, Ensign, oktober 1974, p. 10).

President Kimball meldde in zijn toespraak in 1974 ook dat er 3,3 miljoen leden van de kerk, 18.600 voltijdzendelingen en 633 ringen waren. Hij gaf ons de uitdaging om beter ons best te doen en onze blik en visie te verruimen (zie Ensign, oktober 1974, pp. 7–8).

Na die toespraak begonnen wij als leden van de kerk geregeld te bidden in onze gezinnen, in onze avondmaalsdiensten en in onze ringconferenties dat het hart van de leiders van de verschillende landen verzacht en de deuren voor onze zendelingen geopend zouden worden. De leden kregen een beter beeld van hun verantwoordelijkheid om het evangelie te verkondigen. Onze jongemannen traden naar voren en vormden een groot zendingsleger. Wij zagen de visie van president Kimball werkelijkheid worden.

Op mijn zending in Finland vernam ik dat de vrouw van mijn zendingspresident, zuster Lea Mahoney, in Finland geboren was. Zij was opgegroeid in het oostelijke deel van Finland, in de plaats Viipuri. Door het oorlogsgeweld dat Finland en andere landen tijdens de Tweede Wereldoorlog teisterde, had zij met haar familie hun huis achtergelaten. Viipuri werd ingelijfd bij de Sovjet-Unie en omgedoopt tot Vyborg. Op onze zoneconferenties vertelde zuster Mahoney ons vaak over de mensen die nog in Viipuri woonden, en over haar verlangen dat zij het evangelie ook zouden horen. Na de uitdaging van president Kimball baden we eensgezind dat het hart van de leiders in dat land zou worden verzacht, zodat het evangelie door onze zendelingen in de Sovjet-Unie kon worden verkondigd.

Wij gingen soms naar de grens tussen Finland en de Sovjet-Unie en vroegen ons bij de aanblik van de wachttorens en de hekken af wie die dappere jongemannen en jongevrouwen zouden zijn en wanneer zij de grens zouden overtrekken om het evangelie aan de bevolking daar te verkondigen. Ik moet toegeven dat ik daar toen een hard hoofd in had.

Drie jaar geleden ontving onze zoon Eric een zendingsoproep naar het zendingsgebied St. Petersburg. In zijn eerste brief naar huis schreef hij iets in de volgende trant: ‘Lieve mam en pap, ik ben nu in mijn eerste stad in Rusland. Pap, je hebt er misschien wel eens van gehoord. De plaats heet Vyborg, maar was voorheen een Finse stad met de naam Viipuri.’

Ik kreeg tranen in mijn ogen toen ik doorhad dat Eric in de stad was waarvoor we 32 jaar eerder hadden gebeden. Eric trof daar een kerkgebouw en een gemeente met getrouwe heiligen aan. Hij woonde en werkte in een plaats waarvan ik als jongeman dacht dat je daar onmogelijk binnen kon komen.

Ik besefte vele jaren geleden niet, toen we baden dat de grenzen open en de zendelingen het land in mochten gaan, dat ik voor onze zoon bad. Maar het gaat er voor jullie, het opkomend geslacht, vooral om dat onze zoon Eric niet besefte dat hij en zijn collega’s het antwoord waren op de gebeden die duizenden getrouwe heiligen zoveel jaar geleden hadden opgezonden. Jullie, het opkomend geslacht, zijn de vervulling van de profetie die geldt voor deze tijd: ‘Gods waarheid zal moedig, nobel en onafhankelijk voorwaarts gaan, totdat zij in elk werelddeel is doorgedrongen, elke streek heeft bezocht, elk land heeft overspoeld en in elk oor heeft geklonken, totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht’ (Joseph Smith, History of the Church, deel 4, p. 540).

Sinds de profetische instructie van president Kimball 35 jaar geleden is het ledental van de kerk toegenomen tot 13,5 miljoen, en zijn er nu 52 duizend zendelingen en ruim 2800 ringen van Zion. Wie zijn de arbeiders in de wijngaard die hebben geholpen om dit wonderbare werk en een wonder tot stand te brengen? Daar horen zeker de profeten en apostelen bij die wij vandaag voor ons zien. Daar horen ook de geweldige ringpresidenten en bisschoppen bij die zo trouw hebben gediend. Maar daar horen ook jullie ouders, de moeders en vaders, ooms en tantes en broeders en zusters bij die naast jullie, het opkomend geslacht, zitten. Bij onze pogingen om het evangelie aan alle volken te prediken, staan we echter nog maar aan het begin.

De fakkel wordt dan ook aan een nieuwe generatie overgedragen. De Heiland heeft door zijn hedendaagse profeet, president Thomas S. Monson, de oproep herhaald met de verklaring:

‘Onze oproep is uitgegaan van onze Heer en onze Heiland, die aan het hoofd staat van het grote wereldwijde leger zendelingen. Na zijn opstanding is Hij aan zijn elf discipelen verschenen. Hij had ze allerlei raad en waarschuwingen kunnen geven, Hij had van alles kunnen zeggen. Maar wat zei Hij? Dat staat in Matteüs 28:18–20. Hij zei het volgende:

‘“Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes,

‘“en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”’

President Monson ging verder:

‘Wat een belofte! Als wij gehoor geven aan die heilige oproep, dat bindende gezag, “ben Ik met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.” Ik kan me geen grotere belofte indenken.’ (‘The Five M’s of Missionary Work’, New Era, maart 2007, pp. 42–45.)

In het Boek van Mormon sprak Jakob over onze huidige opdracht in de gelijkenis van de tamme en wilde olijfbomen:

‘Welaan nu, roep knechten, opdat wij ijverig en met al onze kracht in de wijngaard zullen arbeiden, opdat wij de weg zullen bereiden, zodat ik de natuurlijke vruchten wederom kan telen, welke natuurlijke vruchten goed zijn en veel kostbaarder dan alle andere vruchten.

‘Daarom, laten wij uitgaan en deze laatste maal met al onze kracht arbeiden, want zie, het einde nadert, en dit is voor de laatste maal dat ik mijn wijngaard snoei’ (Jakob 5: 61–62).

De oproep van de Heiland is aan jullie, het opkomend geslacht. Hij vraagt om waardige, voorbereide, getrouwe jongemannen en jongevrouwen die gehoor geven aan de stem van de profeet, die naar voren treden en, net als de Heiland dat zelf ooit deed, zeggen: ‘Hier ben Ik, zend Mij’ (Abraham 3:27). De behoefte is groter dan ooit. Het veld is witter dan ooit. Jullie zijn geroepen om ‘deze laatste maal’ uit te gaan (Jakob 5:62). Er is geen groter werk; er is geen grotere roeping dan ‘maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes’ (Matteüs 28:19).

Ik verklaar en getuig plechtig dat de hemelen open zijn. Dat God niet alleen gesproken heeft, maar dat Hij ook nu nog spreekt. Zijn Zoon Jezus Christus leeft en nodigt jullie uit, net zoals Hij zijn apostelen van weleer, Petrus en Andreas, uitnodigde: ‘Komt achter Mij en Ik zal u vissers van mensen maken’ (Matteüs 4:19). Mogen jullie ook net als zij dat deden terstond jullie netten laten liggen en Hem volgen.

Ik bid dat jullie, het opkomend geslacht, zullen staan voor waarheid en deugd, en de heilige oproep zullen begrijpen om heen te gaan en al de volken tot zijn discipelen te maken. In de naam van Jezus Christus. Amen.