God onze hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, leren kennen
U hebt het geloofsvuur in u, dat wacht om door de Geest Gods te worden aangestoken en aangewakkerd.
Broeders en zusters, ik wil mijn dank uiten dat de levende profeten in deze conferentie getuigenis geven van God onze hemelse Vader en zijn Zoon Jezus Christus, en dat de Heilige Geest ons onderricht.
Zoals geprofeteerd, leven we in een tijd waarin geloven steeds verder uit de maatschappij verdwijnt. Het geloof in God wordt alom in twijfel getrokken en zelfs aangevallen om politieke, sociale en, ja, godsdienstige redenen. Het atheïsme, de leer dat God niet bestaat, grijpt overal snel om zich heen.
Desalniettemin verklaren wij, de leden van de herstelde Kerk van Jezus Christus, dat wij ‘in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest’1 geloven.
Sommigen stellen zich de vraag: Waarom is geloof in God belangrijk? Waarom heeft Jezus gezegd: ‘Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt’?2
Zonder God zou het graf het einde en onze aardse ervaringen zinloos zijn. Onze groei en vooruitgang zouden van tijdelijke aard zijn, onze prestaties van generlei waarde, en onze problemen zonder betekenis. Er zou geen goed noch kwaad zijn, en geen morele verantwoordelijkheid om als medekinderen van God voor elkaar te zorgen. Ja, zonder God zou er geen sterfelijk noch eeuwig leven zijn.
Als u of een van uw dierbaren zin aan het leven wil geven of meer zekerheid wil dat God in ons leven geïnteresseerd is, bied ik u, als vriend en als apostel, mijn getuigenis dat Hij bestaat!
Sommigen vragen zich wellicht af: hoe kan ik dat zelf te weten komen? Wij weten dat God leeft omdat we in het getuigenis van zijn dode en levende profeten geloven, en Gods Geest ons heeft laten voelen dat het getuigenis van die profeten waar is.
Uit hun getuigenissen, opgetekend in de heilige Schrift, weten we dat ‘[God] de mens heeft geschapen, man en vrouw; naar zijn eigen beeld en naar zijn eigen gelijkenis’.3 Wellicht verbaast het sommigen dat we op God lijken. Een eminent theoloog vindt zelfs dat men zich een gesneden beeld maakt, dat men afgodisch en godslasterlijk is als men zich God in de vorm van een mens voorstelt.4 Maar God zelf heeft gezegd: ‘Laat Ons nederdalen en de mens vormen naar ons beeld, naar onze gelijkenis.’5
Het gebruik van de woorden ons en onze in deze schrifttekst geeft ons ook inzicht in de relatie tussen de Vader en de Zoon. God legt verder uit: ‘Door mijn eniggeboren [Zoon] heb ik deze dingen geschapen.’6 De Vader en de Zoon zijn twee aparte en verschillende personen — zoals een vader en zoon altijd zijn. Dat zou een reden kunnen zijn waarom de naam van God in het Hebreeuws, Elohim, niet enkelvoud maar meervoud is.
Uit het Nieuwe Testament leren we dat de hemelse Vader en zijn Zoon, Jezus Christus, een lichaam hebben. Zij kunnen maar op één plek tegelijk zijn, zoals de discipel Stefanus heeft getuigd: ‘Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods.’7
We weten ook dat de Vader en de Zoon beiden een stem hebben. In Genesis en het boek Mozes staat dat Adam en Eva ‘de stem van de Here God [hoorden], terwijl zij wandelden in de hof in de koelte van de dag.’8
We weten dat de Vader en de Zoon beiden een gezicht hebben, dat Zij kunnen staan en dat Zij spreken. De profeet Henoch heeft verklaard: ‘Ik zag de Heer; en Hij stond voor mijn aangezicht en Hij sprak met mij, zoals de ene mens met de andere spreekt.’9
We weten dat de lichamen van de Vader en zijn Zoon in vorm en ledematen gelijk zijn aan die van ons. In het boek Ether in het Boek van Mormon lezen we: ‘En de sluier werd van de ogen van de broeder van Jared weggenomen, en hij zag de vinger des Heren; en die was als de vinger van een mens, als vlees en bloed.’10 Later openbaarde de Heer Zich in zijn volle gedaante, waarna Hij zei: ‘Zie, dit lichaam, dat gij nu aanschouwt, is het lichaam van mijn geest; en (…) zo zal Ik aan mijn volk verschijnen in het vlees.’11
We weten dat de Vader en de Zoon gevoelens hebben voor ons. In het boek Mozes staat: ‘En het geschiedde dat de God des hemels de overigen van het volk aanschouwde, en Hij weende.’12
En we weten dat God en zijn Zoon Jezus Christus onsterfelijke, verheerlijkte en volmaakte wezens zijn. Over de Heiland Jezus Christus heeft de profeet Joseph Smith geschreven: ‘Zijn ogen waren als een vurige vlam; het haar op zijn hoofd was zo wit als zuivere sneeuw; zijn gelaat straalde nog helderder dan de zon; en zijn stem was als het bruisen van geweldige wateren.’13
Geen getuigenis is belangrijker voor ons dan het getuigenis van Joseph Smith. Hij was de profeet die werd geroepen om de nieuwtestamentische kerk van Christus in deze tijd te herstellen, de laatste keer vóór de wederkomst van Jezus Christus dat het evangelie op aarde is. Evenals alle profeten die in hun bedeling het werk van God inluidden, kreeg Joseph bijzonder duidelijke en krachtige profetische manifestaties om de wereld op de wederkomst van de Heiland voor te bereiden.
Als veertienjarige jongen wilde hij weten bij welke kerk hij zich moest aansluiten. Na daar over nagedacht te hebben, wendde hij zich tot de Bijbel, waarin hij las:
‘Indien echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom, die aan allen geeft, eenvoudigweg (…) en zij zal hem gegeven worden.
Maar hij moet bidden in geloof, in geen enkel opzicht twijfelende.’14
Met geloof in die profetische woorden, en met vast, kinderlijk vertrouwen ging Joseph naar het bos vlak bij zijn huis, waar hij neerknielde en bad. Later heeft hij geschreven:
‘Ik zag recht boven mijn hoofd een lichtkolom. (…)
‘Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan.’15
Toen hij naar die twee Personen keek, wist zelfs Joseph niet wie zij waren — want hij wist tot op dat moment niets af van de ware natuur van God en Christus. Maar toen, schrijft hij: ‘[sprak] een van Hen […] tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’16
Op basis van deze en andere unieke manifestaties heeft de profeet getuigd: ‘De Vader heeft een lichaam van vlees en beenderen, even tastbaar als dat van de mens; de Zoon eveneens.’17
De profeten hebben door de eeuwen heen over eendere manifestaties getuigd en blijven dat ook in deze conferentie doen. Het staat ieder echter vrij te kiezen. Het elfde geloofsartikel luidt als volgt: ‘Wij eisen het goed recht de almachtige God te aanbidden volgens de stem van ons eigen geweten, en kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe: laat hen aanbidden hoe, waar of wat zij willen.’18
Hoe kunnen we dan weten of wat wij persoonlijk geloven waar is?
Ik getuig dat we de waarheid over God te weten komen door de Heilige Geest. De Heilige Geest is het derde lid van de Godheid en is een Persoon van Geest. Zijn werk is om van God te getuigen19 en ons alles te leren.20
Daarom moeten we ervoor zorgen dat we zijn invloed niet inperken. Als we niet het goede doen of als we sceptisch, cynisch of kritisch zijn, of geen respect voor anderen en hun overtuigingen tonen, kan de Geest niet bij ons zijn. Dan gedragen we ons naar wat de profeten de natuurlijke mens noemen.
‘Een ongeestelijk [natuurlijk] mens aanvaardt niet hetgeen van de Geest Gods is, want het is hem dwaasheid en hij kan het niet verstaan, omdat het slechts geestelijk te beoordelen is.’21 Deze ‘natuurlijke mens is een vijand van God, (…) en zal dat voor eeuwig en altijd zijn, tenzij hij zich overgeeft aan de ingevingen van de Heilige Geest, (…) en wordt als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig, geduldig, [en] vol liefde.’22
Als we ons niet overgeven aan de zachte invloeden van de Heilige Geest lopen we het gevaar zoals Korihor, een antichrist in het Boek van Mormon, te worden. Niet alleen geloofde Korihor niet in God, hij bespotte ook nog eens de Heiland, de verzoening, en de geest van profetie, en verkondigde valselijk dat God en Christus niet bestaan.23
Voor Korihor was het niet genoeg om God te verwerpen en rustig zijn eigen leven te leiden. Hij hoonde de gelovigen en eiste dat de profeet Alma hem een teken van Gods bestaan en macht zou tonen. Alma’s antwoord is nu nog net zo veelbetekenend als toen: hebt tekens genoeg gehad; wilt gij uw God verzoeken? Wilt gij zeggen: Toon mij een teken, terwijl gij het getuigenis hebt van al dezen, uw broeders, en ook van al de heilige profeten? De Schriften zijn u voorgelegd, ja, en alle dingen wijzen erop dat er een God is; ja, zelfs de aarde, en alle dingen op het oppervlak daarvan, ja, en haar beweging, ja, en ook alle planeten die zich bewegen in hun vaste orde, getuigen dat er een oppermachtige Schepper is.’24
Uiteindelijk kreeg Korihor een teken. Hij werd met stomheid geslagen. ‘En Korihor strekte zijn hand uit en schreef, zeggende: (…) ik weet dat niets dan de kracht Gods dit over mij had kunnen brengen; ja, en ik heb altijd geweten dat er een God was.’25
Broeders en zusters, wellicht weet u al, diep in uw ziel, dat God leeft. Misschien weet u nog niet alles over Hem en begrijpt u niet al zijn wegen, maar u hebt het geloofsvuur in u, dat wacht om door de Geest Gods en het licht van Christus, waarmee u geboren bent, te worden aangestoken en aangewakkerd tot een verwarmend vuur.
Kom dus. Geloof de getuigenissen van de profeten. Leer God en Christus kennen. Dat patroon is in het verleden en het heden in alle duidelijkheid door de profeten verkondigd.
Verlang er ijverig naar te weten of God leeft.
Dit verlangen zal ertoe leiden dat we gaan nadenken over het hemelse — opdat de bewijzen van God die overal om ons heen zijn ons hart gaan raken.
Met een verzacht hart zullen we gehoor geven aan de oproep van de Heiland om de Schriften te onderzoeken26 en daar nederig uit te leren.
Dan zullen we onze hemelse Vader in de naam van onze Redder, Jezus Christus, kunnen vragen of wat we leren waar is. De meesten van ons zullen God niet zien zoals de profeten Hem gezien hebben, maar de stille, zachte stem van de Geest — de gedachten en gevoelens die de Heilige Geest in ons verstand en ons hart legt — zal ons de onbetwistbare kennis geven dat Hij bestaat en dat Hij ons liefheeft.
Het is uiteindelijk aan al Gods kinderen op aarde om op zoek te gaan naar die kennis. Als u zich niet kan herinneren ooit in God geloofd te hebben, of als u niet meer gelooft, of als u gelooft maar niet echt met overtuiging, nodig ik u uit om nu op zoek te gaan naar een getuigenis van God. Wees niet bang voor spot. De kracht en vrede die voortkomen uit God kennen en het troostende gezelschap van zijn Geest zal uw zoektocht voor eeuwig de moeite waard maken.
Bovendien zult u met uw getuigenis van God uw familie, nakomelingen, vrienden en uzelf tot zegen kunnen zijn — alle mensen van wie u houdt. Uw kennis van God is niet alleen de grootste gave die u ze kunt geven; het zal u ook de grootste vreugde schenken die u ooit zult hebben.
Als bijzondere getuige van de eniggeboren Zoon van onze liefdevolle hemelse Vader, namelijk Jezus Christus, getuig ik dat God bestaat. Ik weet dat Hij leeft. Ik beloof u dat als u en uw dierbaren Hem nederig, oprecht en ijverig zoeken, ook u dat met zekerheid zult weten. U zult een getuigenis krijgen. En de zegeningen van God te kennen zullen voor eeuwig aan u en uw familie toebehoren. In de naam van Jezus Christus. Amen.