Klaar zijn
De voorbereiding die erop aankomt, ligt in handen van de jongeman, die uit zijn keuzes moet laten blijken dat hij een uitstekende dienstknecht van God wil worden.
Waar ik ook overdag of ’s avonds ben, ik heb altijd een flaconnetje olijfolie bij de hand. Deze hier staat in de middelste la van het bureau waaraan ik werk. Ik heb er een in mijn zak als ik buitenshuis werk of op reis ben. Er staat er ook thuis een in het keukenkastje.
Op het flaconnetje dat ik hier heb staat een datum. Dat is de dag waarop iemand het gezag van het priesterschap aanwendde om de zuivere olie te wijden voor het zalven en genezen van de zieken. De jongemannen in de Aäronische priesterschap en misschien zelfs hun vaders vinden wellicht dat ik te ver ga in mijn voorbereiding.
Maar het telefoontje overdag of de nachtelijke klop op de deur komt altijd onverwacht. Iemand vraagt dan: ‘Zou u haast willen maken?’ Jaren geleden was het een vader die mij vanuit het ziekenhuis belde. Zijn driejarig dochtertje was vijftien meter weggeslingerd door een auto toen ze de straat overrende om zich bij haar moeder te voegen. Toen ik in het ziekenhuis arriveerde, smeekte de vader ons het gezag van het priesterschap aan te wenden om haar leven te redden. De artsen en verpleegsters lieten ons ongaarne door een plastic afscheiding een druppel olie op de enige vrije plek op haar verbonden hoofd gieten. Een arts beet mij geïrriteerd toe: ‘Wilt u opschieten met wat u ook gaat doen. Ze is stervende.’
Hij had het mis. Niet alleen overleefde ze het. In tegenstelling tot wat de arts had gezegd, leerde ze ook weer lopen.
Toen ik het telefoontje kreeg, was ik er klaar voor. De voorbereiding bestond uit veel meer dan gewijde olie bij de hand hebben. Zij moet beginnen lang vóór de crisis die priesterschapsgezag behoeft zich voordoet. Wie zich heeft voorbereid, is klaar om in actie te komen.
Deze voorbereiding begint in het gezin, in het Aäronische-priesterschapsquorum, en bovenal in het privéleven van de jongeman. De quorums en het gezin moeten helpen, maar de voorbereiding die erop aankomt, ligt in handen van de jongeman, die uit zijn keuzes moet laten blijken dat hij een uitstekende dienstknecht van God wil worden.
Het werk van de volgende generatie priesterschapsdragers bestaat uit veel meer dan het aanwenden van Gods macht om de zieken te genezen. De voorbereiding moet ertoe leiden dat we klaar zijn om te gaan en te doen wat de Heer gedaan wil hebben om de wereld voor te bereiden op zijn wederkomst. Niemand weet precies welke taken dat zullen zijn. Maar we weten wel wat we moeten doen om klaar te zijn; ieder kan zich dus voorbereiden.
Wat u op het moment zelf nodig zult hebben, ontwikkelt u met het consequent en gehoorzaam uitvoeren van uw taken. Ik vertel u twee dingen die u nodig hebt en hoe u zich die eigen kunt maken.
De eerste is geloof te hebben. Het priesterschap is het gezag om in de naam van God te handelen. Het is het recht om de machten des hemels af te roepen. Daarom moet u het geloof hebben dat God leeft en dat u zozeer zijn vertrouwen geniet dat u zijn macht voor zijn doeleinden mag gebruiken.
In het Boek van Mormon staat een voorbeeld van een man die zich had voorbereid. Hij heette Nephi, een priesterschapsdrager die een moeilijke opdracht van de Heer kreeg. God riep hem om goddeloze mensen tot bekering te roepen, voordat het voor hen te laat zou zijn. Ze waren zo slecht en haatdragend dat ze elkaar ombrachten. Zelfs hun smart kon hen er niet toe brengen om zich te bekeren en God te gehoorzamen.
Nephi’s voorbereiding was zodanig dat God hem zegende met de macht om zijn taak te volbrengen. Gods liefdevolle en bekrachtigende woorden tot Nephi bevatten een aanwijzing voor ons:
‘Gezegend zijt gij, Nephi, voor de dingen die gij hebt gedaan; want Ik heb gezien hoe gij dit volk onvermoeid het woord hebt verkondigd dat Ik u heb gegeven. En gij hebt hen niet gevreesd, en zijt niet bezorgd geweest om uw eigen leven, maar hebt ernaar gestreefd mijn wil te kennen en mijn geboden te onderhouden.
‘Welnu, omdat gij dit zo onvermoeid hebt gedaan, zal Ik u voor immer zegenen; en Ik zal u machtig maken in woord en daad, in geloof en in werken, ja zelfs dat alle dingen u zullen geschieden volgens uw woord, want gij zult niets vragen, dat in strijd is met mijn wil.
‘Zie, gij zijt Nephi, en Ik ben God. Zie, Ik verkondig u in het bijzijn van mijn engelen, dat gij macht over dit volk zult hebben en de aarde zult slaan met hongersnood en met pestilentie en vernietiging, naargelang de goddeloosheid van dit volk.
‘Zie, ik geef u macht, zodat wat gij ook op aarde verzegelt, in de hemel verzegeld zal zijn; en wat gij ook op aarde ontbindt, in de hemel ontbonden zal zijn; en aldus zult gij macht hebben onder dit volk.’1
Uit het Boek van Mormon leren we dat het volk zich niet bekeerde. Daarom vroeg Nephi God om de jaargetijden te veranderen. Hij vroeg om een wonder om het volk tot bekering te brengen door hongersnood. De hongersnood kwam. Het volk bekeerde zich, en het smeekte Nephi om God regen te laten sturen. Dat vroeg hij aan God en God honoreerde zijn onwrikbare geloof.
Nephi’s geloof ontstond niet toen hij daar grote behoefte aan had, net zo min als Gods vertrouwen in Nephi. Hij verdiende dat grote geloof en Gods vertrouwen door moedig en gestaag in dienst van de Heer te arbeiden. Jullie, jongemannen, bouwen dat geloof nu op voor als je het in de toekomst nodig hebt.
Dat kan zo klein zijn als het nauwkeurig bijhouden van de notulen in een diakenen- of lerarenquorum. Er waren jaren geleden jongemannen die nauwkeurig bijhielden wat er werd besloten en wat er was gedaan door jongens die slechts een paar maanden ouder waren dan zij. Dat vergde het geloof dat God zelfs twaalfjarigen in zijn dienst riep die zich lieten leiden door openbaring. Sommige van die quorumsecretarissen van lang geleden bevinden zich nu in de presiderende raden van de kerk. Nu lezen zij de notulen die anderen hebben bijgehouden. En nu vloeit hen openbaring toe, zoals toen aan de leiders die zij dienden toen zij nog jongens zoals jullie waren. Zij hadden geleerd erop te vertrouwen dat God zijn wil openbaart in zijn koninkrijk, zelfs in de ogenschijnlijk kleine zaken.
Kijk, de Heer zei dat Hij Nephi kon vertrouwen, omdat Nephi niets zou doen wat tegen de wil van God inging. Voordat God zijn vertrouwen in Nephi kon stellen, moest Hij er zeker van zijn dat Nephi in openbaring geloofde, en die ook zocht en opvolgde. Lange ervaring met het opvolgen van inspiratie van God maakte deel uit van Nephi’s voorbereiding als priesterschapsdrager. Het moet ook deel uitmaken van jouw voorbereiding.
Ik zie dat nu gebeuren. In voorbije maanden heb ik diakenen, leraren en priesters toespraken horen houden, die net zo geïnspireerd en krachtig zijn als die u in de algemene conferentie hoort. Toen ik de macht voelde die aan jonge dragers van het priesterschap wordt gegeven, kreeg ik het gevoel dat de volgende generatie om ons heen opkomt als ware het een springtij. Mijn gebed is dat wij, uit de generaties voor hen, met hen zullen opkomen in hetzelfde getij. De voorbereiding van de Aäronische priesterschap is ons allen tot zegen, en ook hen die zij in hun generatie en de daaropvolgende generaties zullen dienen.
Toch verloopt niet alles naar wens in Zion. Niet alle jongeren willen zich voorbereiden. Die keuze is aan hen. Die verantwoordelijkheid ligt bij hen. Dat is de werkwijze die God in zijn liefdevolle plan voorstaat. Maar veel jongemannen krijgen weinig tot geen steun van hen die ze bij hun voorbereiding zouden kunnen helpen. Wie kan helpen maar het niet doet, wordt door God verantwoordelijk gehouden. Een vader die de ontwikkeling van het geloof en de geestelijke kracht van zijn zoon negeert of stagneert, zal op een dag smart voelen. Dat geldt overigens voor iedereen die de kans heeft om die jongemannen hulp te bieden, zodat ze goede, verstandige keuzes maken in hun tijd in het voorbereidende priesterschap.
Het tweede wat ze nodig hebben is het zelfvertrouwen dat zij de zegeningen en de plichten die God op hun schouders heeft gelegd, kunnen waarmaken. De meeste invloeden om hen heen willen het liefste dat ze twijfelen aan het bestaan van God, of zijn liefde voor hen, of de echtheid van de zachte aanwijzingen die ze soms door de Heilige Geest en de Geest van Christus krijgen. Hun kameraden zetten hen wellicht aan tot zonde. Als jongemannen daar gehoor aan geven, zullen de aanwijzingen van God hen minder goed bereiken.
We kunnen ze bij hun keuze om zich voor te bereiden helpen door ze lief te hebben, te waarschuwen en vertrouwen in ze te stellen. Maar we kunnen ze zelfs nog beter helpen door een goed voorbeeld van een getrouwe en geïnspireerde dienstknecht te zijn. We kunnen in ons gezin, in de quorums, in de klassen, of waar we dan ook met hen omgaan, handelen als ware priesterschapsdragers die dit gezag gebruiken zoals God het bedoeld heeft.
Voor mij is die instructie het duidelijkst in afdeling 121 van de Leer en Verbonden. De Heer waarschuwt ons in die afdeling dat onze motieven zuiver moeten zijn: ‘Geen macht of invloed kan of dient krachtens het priesterschap te worden gehandhaafd dan alleen door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde.’2 Jongemannen leiden en beïnvloeden we niet om onze hoogmoed of eerzucht te bevredigen. We moeten nooit in enige mate van onrechtvaardigheid dwang uitoefenen. Dat is de hoge norm voor het voorbeeld dat we onze jongeren moeten stellen.
Ik heb dat zien gebeuren toen ik leraar en later priester was. Mijn bisschop en wie met hem dienden, waren vastbesloten om niemand van ons te verliezen. Voor zover ik kon zien, kwam hun motivatie voort uit hun liefde voor de Heer en voor ons, niet uit enige zelfzuchtige reden.
De bisschop had een systeem bedacht. Iedere adviseur van elk quorum moest contact opnemen met iedere jongeman die hij op zondag niet had gesproken. Zij konden pas naar bed als ze met de jongen die niet naar de kerk was gekomen, zijn ouders of een goede vriend hadden gesproken. De bisschop maakte hun duidelijk dat bij hem het licht aan bleef totdat er over iedere jongen een bericht binnen was. Ik denk niet dat hij ze dat opdroeg. Hij liet er echter geen twijfel over bestaan dat hun licht pas mocht uitgaan als ze hem hadden gebeld.
Hij en wie onder hem dienden, deden veel meer dan over ons waken. Zij lieten ons met hun voorbeeld zien wat het inhoudt om de schapen van de Heer te hoeden. Geen moeite was te veel voor hem of voor wie ons in onze quorums hulp boden. Met hun voorbeeld lieten zij ons zien hoe iemand onvermoeibaar in dienst van de Heer werkt. De Heer bereidde ons voor met goede voorbeelden.
Ik heb geen idee of ze dachten dat één van ons het nog eens ver zou brengen. Maar zij gaven ons in elk geval wel dat gevoel door er hoogstpersoonlijk op te letten dat we ons geloof niet verloren.
Ik weet niet hoe het de bisschop is gelukt om zoveel mensen in ons te laten geloven. Ik denk dat het gebeurd is ‘door overreding, door lankmoedigheid, door mildheid en zachtmoedigheid, en door ongeveinsde liefde.’ De ‘licht aan’-methode die de bisschop gebruikte zal niet overal werken. Maar het voorbeeld van betrouwbare zorg en kordate hulp aan iedere jongeman bracht de macht des hemels in ons leven. Dat zal altijd zo zijn. Die hulp motiveerde ons, jongemannen, om ons voor te bereiden op de tijd dat God ons in gezinnen en in het koninkrijk nodig zou hebben.
Mijn vader was een groot voorbeeld voor mij van wat de Heer in afdeling 121 zegt over de hemelse hulp die we bij de voorbereiding van jongemannen nodig hebben. Toen ik jong was, was hij soms teleurgesteld over de karweitjes die ik deed. Dat liet hij mij weten ook. Aan zijn stem kon ik horen dat hij vond dat ik beter kon. Maar hij deed het op de wijze van de Heer: ‘Intijds met strengheid berispend, wanneer daartoe gedreven door de Heilige Geest, en dan daarna een toename van liefde tonend jegens hem die gij hebt berispt, opdat hij u niet als zijn vijand zal beschouwen.’3
Ik wist dat de berispingen van mijn vader, zelfs zijn strengste, in liefde werden gegeven. In feite leek zijn liefde toe te nemen als hij mij zijn strengste berisping gaf, wat een afkeurende en teleurgestelde blik was. Hij was mijn leider en mijn mentor, en heeft nooit enige dwang gebruikt. Ik ben er zeker van dat de belofte in de Leer en Verbonden voor hem in vervulling zal gaan. Zijn invloed op mij zal hem voor ‘eeuwig en altijd’4 toevloeien.
Veel vaders en leiders hebben, als ze de woorden uit afdeling 121 van de Leer en Verbonden horen, het gevoel dat ze zich moeten verbeteren om aan die norm te voldoen. Ik bijvoorbeeld. Herinnert u zich die keer dat u een kind of een tiener streng berispte en u zich door iets anders dan inspiratie liet drijven? Herinnert u zich de keer dat u uw zoon zei iets te doen of een offer te brengen dat u niet bereid was zelf te brengen of te doen? Die gevoelens van spijt kunnen ons tot bekering brengen om meer het voorbeeld te worden waartoe we ons verbonden hebben.
Door onze plichten als vader en leider na te komen, maken we het voor de volgende generatie mogelijk om hun glorierijke werk te doen. Zij zullen beter zijn dan wij zijn, net zoals u geprobeerd heeft een betere vader te zijn dan uw vader en een betere leider dan de grote leiders die u hebben geholpen.
Het is mijn gebed dat we ons zullen voornemen om er elke dag beter in te worden om de volgende generatie voor te bereiden. Elke keer als ik een flacon gewijde olie zie, zal ik mij deze avond en het gevoel dat ik nu heb herinneren, het gevoel meer te willen doen om de jongemannen voor te bereiden op de tijd dat zij dit godswerk ter hand nemen. Ik bid dat ze gezegend zullen worden in hun voorbereiding. Ik vertrouw erop dat ze, met hulp van de Heer, en van ons, klaar zullen zijn.
Ik geef u mijn getuigenis dat God de Vader leeft, en dat Jezus Christus leeft en zijn kerk leidt. Hij is het volmaakte voorbeeld voor de priesterschap. President Thomas S. Monson bezit en gebruikt alle sleutels van het priesterschap op aarde. Dat is waar. Daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.