2009
Opdat uw lasten licht zullen zijn
November 2009


Opdat uw lasten licht zullen zijn

Lasten bieden de mogelijkheid om deugden te oefenen die bijdragen aan onze uiteindelijke volmaaktheid.

Elder L. Whitney Clayton

Vele jaren geleden liep ik eens vroeg in de ochtend over de straatkeien in de smalle straten van Cusco (Peru), hoog in het Andesgebergte. Daar zag ik een autochtone man uit dat gebied op straat lopen. Hij was tamelijk klein van stuk, maar torste een immense lading brandhout in een grote jutezak op zijn rug. De zak leek wel net zo groot als de man zelf. De lading woog ook vast net zo veel als de man zelf. Hij hield de zak op zijn rug met een stuk touw dat hij onder de zak door omhoog rond zijn voorhoofd droeg. Hij pakte het touw aan weerszijden van zijn hoofd stevig beet. Hij droeg een lap stof op zijn voorhoofd onder het touw, ter bescherming van de huid. Hij ging gebukt onder zijn last en stapte behoedzaam en met moeite voort.

De man sleepte het brandhout naar de markt, waar het verkocht zou worden. Op een normale dag kon hij net twee of drie keer het stadje doorkruisen met nog zo’n ongemakkelijke, zware lading.

De herinnering aan die voorovergebogen, voortworstelende man op straat heeft in de loop der jaren steeds meer betekenis voor me gekregen. Hoe lang kon hij doorgaan met het dragen van zulke lasten?

Wij gaan allemaal gebukt onder allerlei lasten in het leven, sommige licht maar andere meedogenloos en zwaar. Mensen worstelen dagelijks met lasten die het uiterste van ze vergen. Velen van ons worstelen met een dergelijke last. Die voelen emotioneel of lichamelijk soms loodzwaar aan. Ze zijn soms benauwend, drukkend en slopend en kunnen jaren aanhouden.

In algemene zin komen onze lasten uit drie bronnen voort. Sommige lasten zijn een natuurlijk gevolg van de omstandigheden in deze wereld. Ziekte, lichamelijke beperkingen, orkanen en aardbevingen doen zich van tijd tot tijd buiten onze schuld voor. Wij kunnen ons op deze risico’s voorbereiden en ze soms ook voorspellen, maar wij zullen er in ons aardse leven allemaal mee te maken krijgen.

Andere lasten krijgen we opgelegd door het wangedrag van anderen. Mishandeling en verslavingen kunnen van het gezin allesbehalve een stukje hemel op aarde maken. Zonde, verkeerde tradities, verdrukking en misdaad maken veel belaste slachtoffers op het levenspad. Ook minder ernstige wandaden zoals kwaadsprekerij en onvriendelijkheid kunnen bij anderen veel leed veroorzaken.

Onze eigen fouten en tekortkomingen zorgen vaak voor problemen en een zware last op onze schouders. De zwaarste last die wij onszelf kunnen opleggen, is de last van onze zonden. Wij kennen allemaal de wroeging en pijn als onherroepelijk gevolg van onze ongehoorzaamheid aan de geboden.

Welke lasten wij ook meetorsen als gevolg van natuurlijke omstandigheden, het wangedrag van anderen of onze eigen fouten en tekortkomingen, wij zijn allemaal kinderen van een liefhebbende hemelse Vader. Hij heeft ons naar de aarde gestuurd als onderdeel van zijn eeuwige plan voor onze groei en vooruitgang. Onze unieke persoonlijke ervaringen kunnen ons voorbereiden om naar Hem terug te keren. De tegenspoed en ellende die wij ondervinden, zullen, hoe moeilijk ook te dragen, vanuit hemels oogpunt, ‘slechts van korte duur zijn; en dan, indien [wij] het goed [doorstaan], zal God [ons] ten hemel verhogen.’1 Wij moeten er alles aan doen om onze lasten ‘goed’ te dragen, hoe lang de ‘korte duur’ daarvan ook moge zijn.

Lasten bieden de mogelijkheid om deugden te oefenen die bijdragen aan onze uiteindelijke volmaaktheid. Zij sporen ons aan om ons over te geven ‘aan de ingevingen van de Heilige Geest en de natuurlijke mens [af te leggen] en een heilige [te worden] door de verzoening van Christus, de Heer, en [te worden] als een kind: onderworpen, zachtmoedig, ootmoedig, geduldig, vol liefde, gewillig zich te onderwerpen aan alles wat de Heer goeddunkt [ons] op te leggen, ja, zoals een kind zich aan zijn vader onderwerpt.’2 Onze lasten blijken vaak verkapte zegeningen, die tijd, moeite en geloof vergen om ze te aanvaarden en te begrijpen. Vier voorbeelden dienen ter illustratie:

  • Voorbeeld één. Adam kreeg te horen: ‘Vervloekt zal de grond zijn om uwentwil.’ Dat wil zeggen om zijn bestwil. En: ‘In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten.’3 Werken is een voortdurende last, maar ook een voortdurende zegen ‘om [onzentwil]’. Wij leren er immers lessen door die wij alleen kunnen leren ‘in het zweet [onzes] aanschijns’.

  • Voorbeeld twee. Alma zag dat de armoede en ‘benauwingen [onder de arme klasse van de Zoramieten] hen waarlijk hadden verootmoedigd en dat zij gereed waren om het woord te horen.’4 Hij voegde daaraan toe: ‘Omdat gij ertoe gedrongen zijt ootmoedig te zijn, gezegend zijt gij.’5 Onze economische moeilijkheden maken ons mogelijk gereed om het woord van de Heer te horen.

  • Voorbeeld drie. ‘Wegens de buitengewoon lange duur van de oorlog tussen de Nephieten en de Lamanieten waren velen (…) verzacht wegens hun ellende, zodat zij zich voor het aangezicht van God verootmoedigden, ja, in de diepste ootmoed.’6 Politieke onrust, sociale wanorde en, in sommige gebieden van de wereld, hedendaagse rovers van Gadianton kunnen ons ootmoedig maken en stimuleren om een hemelse schuilplaats te zoeken tegen maatschappelijke stormen.

  • Voorbeeld vier. Joseph Smith kreeg te horen dat de verschrikkelijke dingen die hij jarenlang te verduren kreeg, hem ‘ondervinding [zouden] geven en voor [zijn] bestwil [zouden] zijn.’7 Het leed dat wij ondervinden door het wangedrag van anderen, is een pijnlijke maar waardevolle leerschool om ons eigen gedrag te verbeteren.

Bovendien kunnen wij ons door onze eigen lasten te dragen beter inleven in de problemen waarmee anderen kampen. De apostel Paulus heeft gezegd: ‘Verdraagt elkanders moeilijkheden; zo zult gij de wet van Christus vervullen’8 Met onze doopverbonden beloven wij dan ook: ‘(…) gewillig [te zijn] elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn; ja, en gewillig [te zijn] te treuren met hen die treuren; ja, en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben.’9

Als wij onze doopverbonden nakomen, wordt zowel onze eigen last verlicht als die van de belaste ziel die wij helpen.10 Wie dergelijke bijstand aan anderen verlenen, bevinden zich op heilige grond. De Heiland heeft dat als volgt uitgelegd:

‘Wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven?

Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt en hebben U gekleed?

Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen?

En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.’11

De Heiland zal ons bij dit alles kracht en steun geven, en op zijn eigen tijd en wijze zal Hij uitkomst bieden. Nadat Alma en zijn volgelingen aan de legers van koning Noach waren ontsnapt, vestigden zij een gemeenschap die zij Helam noemden. Zij begonnen de grond te bebouwen, gebouwen te bouwen en voorspoedig te worden.12 Zonder enige waarschuwing werden zij door een leger Lamanieten geknecht en ‘niemand kon hen bevrijden dan de Heer, hun God.’13 Die bevrijding kwam echter niet meteen.

De vijand ‘legde hun taken op en stelde opzichters over hen aan’.14 Zij werden zelfs met de dood bedreigd als ze God zouden aanroepen.15 Maar Alma en zijn volk ‘stortten hun hart voor [God] uit; en Hij kende de gedachten van hun hart.’16 Wegens hun goedheid en de gehoorzaamheid aan hun doopverbonden17, werden ze stapsgewijs bevrijd. De Heer zei tegen hen:

‘(…) Ik [zal] de lasten verlichten die op uw schouders zijn gelegd, zodat gij ze (…) niet op uw rug kunt voelen, ja, zolang gij in knechtschap leeft; en dat zal Ik doen opdat gij voortaan als getuige voor Mij zult staan, en opdat gij zeker zult weten dat Ik, de Here God, omzie naar mijn volk in hun ellende.

‘En nu geschiedde het dat de lasten die Alma en zijn broeders waren opgelegd, licht werden gemaakt; ja, de Heer versterkte hen, zodat zij hun lasten met gemak konden dragen, en zij onderwierpen zich welgemoed en met geduld aan de gehele wil des Heren.

‘En het geschiedde dat hun geloof en hun geduld zo groot waren, dat de stem des Heren opnieuw tot hen kwam, zeggende: Weest welgemoed, want morgen zal Ik u uit uw knechtschap bevrijden.’18

Gelukkig wil de Zoon van God ons uit de knechtschap van onze zonden bevrijden, die zo’n zware last voor ons vormen. Tijdens zijn verzoening heeft Hij geleden ‘naar het vlees om de zonden van zijn volk op Zich te nemen, om hun overtredingen uit te wissen volgens zijn macht ter bevrijding.’19 Christus heeft ‘deze dingen voor allen geleden, opdat zij niet behoeven te lijden als zij zich bekeren.’20 Als wij ons bekeren en de geboden onderhouden, komt er verlichting voor ons belaste geweten door de hulp die alleen de Heiland kan bieden, want ‘voorzeker zal eenieder die zich bekeert barmhartigheid vinden.’21

Ik moet denken aan die man in Peru, gebukt onder, en worstelend met, die enorme lading brandhout in de zak op zijn rug. Voor mij staat hij symbool voor ons allemaal bij onze worstelingen met de lasten die wij dragen. Ik weet dat als wij ons aan de geboden en onze verbonden met God houden, Hij ons helpt met onze lasten. Hij geeft ons kracht. Als wij ons bekeren, vergeeft Hij onze zonden en zegent Hij ons met gemoedsrust en vreugde.22 Ik bid dat wij ons daarom welgemoed en geduldig aan de gehele wil des Heren zullen onderwerpen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. LV 121:7–8.

  2. Mosiah 3:19.

  3. Mozes 4:23, 25.

  4. Alma 32:6.

  5. Alma 32:13.

  6. Alma 62:41.

  7. LV 122:7.

  8. Galaten 6:2.

  9. Mosiah 18:8–9.

  10. Zie Matteüs 10:39, 11:28–30; Mosiah 2:22.

  11. Zie Matteüs 25:37-40.

  12. Zie Mosiah 23:5, 19–20.

  13. Zie Mosiah 23:23–26.

  14. Mosiah 24:9.

  15. Zie Mosiah 24:10–11.

  16. Mosiah 24:12.

  17. Zie Mosiah 18:8–10, 24:13.

  18. Mosiah 24:14–16.

  19. Alma 7:13.

  20. LV 19:16.

  21. Alma 32:13.

  22. Zie Mosiah 4:3; Alma 36:19–21.