2015
Ik heb de Heiland leren kennen
Februari 2015


Ik heb de Heiland leren kennen

Brian Knox (Arizona, VS)

Young man reading the scriptures.

Illustraties Bradley H. Clark

Toen ik op de middelbare school zat, had ik me voorgenomen om het hele Nieuwe Testament te lezen. Na schooltijd en in het weekend ging ik thuis naar boven om de woorden van de Heiland en de verhalen over zijn wonderen en zijn leven te lezen.

Hoewel ik op jonge leeftijd de taal van de Bijbel niet volledig begreep, leerde ik wel Jezus Christus kennen. Ik leerde dat Hij de Zoon van God is en dat Hij is gekomen om onze zonden te verzoenen. Ik leerde dat Hij met gewone, zwakke mensen sprak en ze zegende — mensen zoals ik.

Soms begreep ik bepaalde gedeelten in de zendbrieven van Paulus en de geschriften van Johannes in het boek Openbaring niet. Maar ik voelde altijd de waarheid van hun leringen. Ik merkte dat het lezen van de Schriften me door moeilijke dagen op school heen hielp. En ik voelde me geleid bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Toen ik me jaren later op een zending voorbereidde, begon ik vraagtekens bij mijn motieven te plaatsen. Ik vond dat mijn getuigenis of ikzelf niet bijzonder genoeg waren. Ik vroeg me af of ik me uit plichtsbesef tegenover mijn ouders of leiders voorbereidde. Zij hadden zo hun best gedaan om me in het evangelie te onderwijzen. Ik dacht zelfs even dat de Heer beter af zou zijn zonder mijn bijdrage.

Toen ik op een dag in het Boek van Mormon zat te lezen, werd ik geraakt door de woorden van Abinadi:

‘Ja, zo zal Hij worden weggeleid, gekruisigd en gedood, […]

‘En zo verbreekt God de banden des doods, want Hij heeft de overwinning op de dood behaald, […]

‘En nu zeg ik u, wie zal zijn nageslacht verkondigen?’ (Mosiah 15:7–8, 10; cursivering toegevoegd.)

Ik las die laatste regel steeds opnieuw. Ik vroeg me af of die regel er altijd al was geweest. Omdat ik het Nieuwe Testament had gelezen, kende ik het leven van de Heiland en van de generatie die toen leefde. Maar de mensen van de generatie van de Heiland kunnen anderen nu niet over zijn liefde, zijn verzoening en zijn kerk vertellen. Dus hoe kon ik het rechtvaardigen om anderen niet mijn getuigenis van Hem te geven?

De Heer wilde dat ik het goede nieuws van het evangelie zou verkondigen. Ik wist dat het evangelie waar was, en ik wilde anderen graag vertellen over de waarheden die ik door het lezen van de Schriften had geleerd.

Vlak na die ervaring ging ik op zending. Het is mij nu duidelijk dat ik het verlangen dat ik had om te dienen, kan toeschrijven aan wat ik als jonge leerling uit de Schriften over de Heiland had geleerd.