Boodschap van het Eerste Presidium
Getuigenis en bekering
Er is een verschil tussen een getuigenis van de waarheid ontvangen en echt bekeerd zijn. De grote apostel Petrus getuigde bijvoorbeeld tot de Heiland dat hij wist dat Jezus de Zoon van God was.
‘[Jezus] zei tegen hen: Maar u, wie zegt u dat Ik ben?
‘Simon Petrus antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God.
‘En Jezus antwoordde en zei tegen hem: Zalig bent u, Simon Barjona, want vlees en bloed hebben u dat niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is’ (Mattheüs 16:15–17).
Later gaf Hij, in zijn gebod aan Petrus, hem en ons allemaal een leidraad om echt tot inkeer te komen en die inkeer ons leven lang vast te houden. Jezus zei het als volgt: ‘Als u eens tot inkeer gekomen bent, versterk dan uw broeders’ (Lukas 22:32).
Jezus onderwees Petrus dat we een grote verandering moeten ondergaan die meer inhoudt dan een getuigenis ontvangen. We moeten als echt tot inkeer gekomen volgelingen van Jezus Christus nadenken, voelen en handelen. Dat is de grote verandering waar we allen naar streven. Als we die verandering ondergaan, moeten we die tot het eind van onze aardse proeftijd vasthouden (zie Alma 5:13–14).
We weten uit eigen ervaring en de ervaringen van anderen dat een paar grootse momenten van geestelijke kracht niet volstaan. Zelfs nadat Petrus van de Geest een getuigenis ontvangen had dat Jezus de Christus was, ontkende hij dat hij de Heiland kende. De drie getuigen van het Boek van Mormon kregen een rechtstreeks getuigenis dat het Boek van Mormon het woord van God was. En toch aarzelden ze later om Joseph Smith als profeet van de kerk van de Heer te steunen.
We hebben de verandering van hart nodig die in het boek Alma beschreven staat: ‘En allen verkondigden zij het volk hetzelfde: dat hun hart was veranderd; dat zij geen verlangen meer hadden om kwaad te doen’ (Alma 19:33; zie ook Mosiah 5:2).
De Heer heeft ons geleerd dat ons hart, als we echt tot inkeer zijn gekomen en zijn evangelie geloven, zich van zelfzuchtige zorgen afkeert en zich tot dienstbetoon wendt waarmee we anderen op het pad naar het eeuwige leven opbouwen. Om tot die inkeer te komen, kunnen we in geloof bidden en werken om de nieuwe mens te worden die we dankzij de verzoening van Jezus Christus kunnen worden.
We kunnen eerst bidden om het geloof dat ons ertoe brengt om ons van zelfzucht te bekeren en om de gave die ertoe leidt dat we meer om anderen dan om onszelf geven. We kunnen bidden om de kracht om hoogmoed en afgunst af te leggen.
Gebed is ook de sleutel waarmee we liefde voor het woord van God en liefde voor Christus ontvangen (zie Moroni 7:47–48). Die twee gaan samen. Als we het woord van God lezen, erover nadenken en bidden, zullen we het liefhebben. De Heer legt die liefde in ons hart. Naarmate we die liefde ervaren, zullen we de Heer steeds meer liefhebben. En dan komt ook de liefde voor anderen die we nodig hebben om de mensen die God op ons pad brengt te sterken.
We kunnen bijvoorbeeld bidden om van God te weten te komen wie er klaar zijn voor de zendelingenlessen. Voltijdzendelingen kunnen in geloof bidden om door de Geest te weten waarin ze moeten onderwijzen en waarvan ze moeten getuigen. Ze kunnen in geloof bidden dat de Heer hun zijn liefde laat voelen voor iedereen die ze ontmoeten. De zendelingen zullen niet iedereen met wie ze kennismaken tot de wateren van de doop en de gave van de Heilige Geest brengen. Maar ze kunnen de Heilige Geest als metgezel hebben. Zendelingen zullen door hun werken en met de hulp van de Heilige Geest na verloop van tijd een verandering van hart ondergaan.
Die verandering wordt steeds hernieuwd als zij en wij levenslang in geloof blijven handelen om anderen met het evangelie van Jezus Christus te sterken. Tot inkeer komen is geen eenmalige gebeurtenis of iets wat maar op één levensfase van toepassing is. Het is een voortdurend proces. Het leven kan steeds helderder tot de volle dag worden, waarop we de Heiland zullen zien en ontdekken dat we zoals Hij zijn geworden. De Heer heeft de weg als volgt beschreven: ‘Hetgeen van God is, is licht; en wie licht ontvangt en in God blijft, ontvangt meer licht; en dat licht wordt steeds helderder tot de volle dag toe’ (LV 50:24).
Ik beloof u dat dit voor ieder van ons mogelijk is.