2015
Wat we weten over het voorsterfelijk leven
Februari 2015


Wat we weten over het voorsterfelijk leven

De fundamentele waarheden over het leven voor we naar de aarde kwamen, geven ons geweldige inzichten.

illustration of the earth from space

Afbeelding © Junez Volmager/Dollar Photo Club

Een jongeman die besloten had om te trouwen in plaats van op zending te gaan, werd er uiteindelijk van overtuigd om eerst zijn patriarchale zegen te ontvangen. ‘Tijdens de zegen [had hij] een glimp opgevangen van wie hij in de voorsterfelijke wereld geweest was. Hij had gezien hoe moedig en invloedrijk hij geweest was in het overreden van anderen om Christus te volgen. Hoe kon hij niet op zending gaan nu hij wist wie hij echt was?’1 Dit is maar één voorbeeld van welk verschil kennis van het voorsterfelijk leven kan maken.

‘Hoe oud ben je?’ is makkelijk te beantwoorden. Aan de hand van verjaardagen meten we de leeftijd van ons stoffelijk lichaam. Maar we zijn in feite veel ouder. Ieder van ons ‘is een geliefde geestzoon of -dochter van hemelse Ouders’ met ‘een goddelijke aard en bestemming’.2 Vóór ons geestelijk lichaam geschapen werd, waren we intelligentie, die ‘geen begin en geen einde’3 heeft.

In ons voorsterfelijk leven kregen we les, zodat we onze hemelse Vader op aarde mee konden helpen met het heil van zijn kinderen tot stand te brengen (zie LV 138:56). We hadden ook de keuzevrijheid om God te volgen en te gehoorzamen. Sommige kinderen van onze Vader onderscheidden zich vanwege ‘hun buitengewone geloof en goede werken’ en waren voorgeordend, of kregen opdrachten, om specifieke werken op aarde te verrichten (Alma 13:3). De grootste van wie onze hemelse Vader toen volgden, was zijn eerstgeboren Geestzoon, Jezus Christus — toen bekend als Jehova.

De profeet Joseph Smith heeft gezegd dat we in onze voorsterfelijke staat allemaal aanwezig waren toen God de Vader ons het plan voor het heil van zijn kinderen uitlegde. Ons werd verteld dat er een Heiland nodig zou zijn om de problemen van het sterfelijk leven te overwinnen.4

Onze Vader in de hemel vroeg: ‘Wie zal Ik [als Heiland] zenden?’ Jezus Christus antwoordde: ‘Hier ben Ik, zend Mij’ (Abraham 3:27). Hij was de ‘Geliefde en Uitverkorene [van de Vader] vanaf het begin’ (Mozes 4:2) en het is altijd de bedoeling geweest dat Hij die taak zou vervullen. Maar Lucifer onderbrak Hem en schoof zichzelf naar voren met een voorstel dat de keuzevrijheid van de mens zou hebben vernietigd en Lucifer boven de troon van God zou hebben verhoogd (zie Mozes 4:1–4). Onze hemelse Vader antwoordde: ‘Ik zal de eerste zenden’ (Abraham 3:27). Lucifer kwam in opstand en werd Satan.

De breuk tussen de geesten veroorzaakte een oorlog in de hemel. Een derde deel van de kinderen van God keerde zich van Hem af en volgde Satan (zie LV 29:36–37). Die opstandige geesten kregen geen stoffelijk lichaam, werden naar de aarde verbannen, en blijven tegen de heiligen van God oorlog voeren (zie LV 76:25–29). De rest van Gods kinderen juichten omdat ze naar de aarde konden komen en omdat Jezus Christus uitverkoren was om zonde en dood te overwinnen (zie Job 38:7).

In het voorsterfelijk leven verkregen we kennis van het evangelie, getuigenis en geloof in de Heiland en zijn verzoening. Die zaken waren een belangrijke bescherming en kracht tijdens de oorlog in de hemel. De volgelingen van God overwonnen Satan en zijn engelen ‘door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis’ (Openbaring 12:11). Als we hier op aarde het evangelie leren en een getuigenis ontvangen, leren we eigenlijk opnieuw wat we ooit wisten en voelden in ons voorsterfelijk leven.

Net zoals we ons maar weinig van onze eerste aardse jaren kunnen herinneren, is ons onze herinnering aan het voorsterfelijk leven onthouden. Dat was nodig om in geloof te kunnen wandelen en te leren zoals Jezus te worden. Maar we kunnen er zeker van zijn dat we onze hemelse Vader kenden en liefhadden. President Ezra Taft Benson (1899–1994) heeft beloofd: ‘Als we door de sluier naar de andere kant gaan, zal niets ons meer verbazen dan hoe goed we onze Vader kennen en hoe vertrouwd zijn gezicht eruitziet.’6

President Boyd K. Packer van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft gezegd: ‘Het is onmogelijk om het leven te begrijpen zonder een kennis van de leer van het voorsterfelijk leven. […] Begrijpen we de leer van het voorsterfelijk leven, dan passen de puzzelstukjes in elkaar en is alles logisch.’7

Noten

  1. Randall L. Ridd, ‘De keuzegeneratie’, Liahona, mei 2014, p. 57.

  2. ‘Het gezin: een proclamatie aan de wereld’, Liahona, november 2010, p. 129.

  3. Leringen van kerkpresidenten: Joseph Smith (2007), p. 226; zie ook Leer en Verbonden 93:29.

  4. Zie Leringen: Joseph Smith, p. 225.

  5. Richard G. Scott, ‘Ik heb u een voorbeeld gegeven’, Liahona, mei 2014, p. 34.

  6. Ezra Taft Benson, ‘Jesus Christ—Gifts and Expectations’, Ensign, december 1988, p. 6.

  7. Boyd K. Packer, ‘The Mystery of Life’, Ensign, november 1983, p. 18.