2015
De poort van de doop
Februari 2015


De poort van de doop

Ik bid dat ieder van ons een beter begrip van de noodzaak van de doop mag krijgen, van de poort die hij opent naar het levenslange proces van bekering, en van de barmhartige verzoenende liefde van onze Heiland.

Glen (niet zijn echte naam) had een chaotisch en verwoestend leven geleid. Als tiener raakte hij bij bendes, criminaliteit en geweld betrokken. Toen hij met de zendelingen kennismaakte, vond hij de dingen waarin ze geloofden te mooi om waar te zijn. Maar uiteindelijk kwam hij te weten dat ze toch waar waren en van meer waarde dan alles wat hij tot dan toe wist.

Hij herpakte zich, bekeerde zich oprecht en begon het evangelie na te leven, waarna Glen de wateren van de doop betrad. Hij had een nieuw leven vol licht, gemoedsrust en vreugde gevonden. Hij was rein in de ogen van de Heer.

Nephi heeft gezegd:

Daarom, doet de dingen waarvan ik, zoals ik u heb gezegd, heb gezien dat uw Heer en uw Verlosser ze zal doen; want hiertoe zijn ze mij getoond: dat gij de poort zult kennen waardoor gij moet binnengaan. Want de poort waardoor gij moet binnengaan, is bekering en doop met water; en dan komt de vergeving van uw zonden door vuur en door de Heilige Geest.

En dan zijt gij op dat enge en smalle pad dat tot het eeuwige leven voert; ja, gij zijt door de poort naar binnen gegaan’ (2 Nephi 31:17–18).

Jesus Christ being baptized.

Illustraties J. Kirk Richards

Die verzen leren ons duidelijk dat de doop, een heilig teken van een verbond tussen God en zijn kinderen, een vereiste voor ons heil is. (zie ook Markus 16:16; Handelingen 2:38; 2 Nephi 9:23–24). Deze verordening is zo belangrijk en onmisbaar dat zelfs Jezus Zich liet dopen om ‘alle gerechtigheid te vervullen’ (Mattheüs 3:15).

Nephi spreekt hierover klare taal: ‘En nu, indien het voor het Lam Gods, dat heilig is, noodzakelijk is om met water te worden gedoopt teneinde alle gerechtigheid te vervullen, o hoeveel groter is dan niet voor ons, die onheilig zijn, de noodzaak om te worden gedoopt, ja, met water!’ (2 Nephi 31:5).

Als we ons laten dopen, getuigen we tot de Vader dat we gewillig zijn een verbond aan te gaan om ‘tot de kudde Gods toe te treden en zijn volk te worden genoemd en gewillig zijt elkaars lasten te dragen, opdat zij licht zullen zijn;

‘ja, en gewillig zijt te treuren met hen die treuren; ja, en hen te vertroosten die vertroosting nodig hebben, en om te allen tijde en in alle dingen en op alle plaatsen waar gij u ook moogt bevinden, als getuige van God op te treden, zelfs tot de dood, opdat gij door God zult worden verlost en onder de deelgenoten der eerste opstanding zult worden gerekend, zodat gij het eeuwige leven zult hebben’ (Mosiah 18:8–9).

We hernieuwen dat verbond op zondag als we aan het avondmaal deelnemen. De woorden van het verbond die in de avondmaalsgebeden staan, nodigen de kinderen van onze hemelse Vader uit om te getuigen ‘dat zij gewillig zijn de naam van [zijn] Zoon op zich te nemen en Hem altijd indachtig te zijn, en zijn geboden te onderhouden die Hij hun heeft gegeven, opdat zij zijn Geest altijd bij zich mogen hebben’ (LV 20:77).

Een inleidende verordening

Door ons te laten dopen, tonen we onze bereidheid om God te gehoorzamen, maar de doop stelt ons ook in staat om tot het koninkrijk van God, de Kerk van Jezus Christus op aarde, toe te treden. In de Gids bij de Schriften lezen we: ‘De doop door onderdompeling in water door iemand die daartoe het gezag bezit, is de inleidende verordening van het evangelie die noodzakelijk is om lid te worden van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.’1

De Heiland heeft het doel van de doop als volgt aan Nicodemus uitgelegd: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan’ (Johannes 3:5).

We moeten ons laten dopen door iemand die daartoe het gezag bezit om bij de Vader en de Zoon te kunnen wonen, maar ik ben blij dat de doop nóg een belangrijk doel heeft. De doop is niet alleen de poort waardoor we tot de kerk van de Heer en later het celestiale koninkrijk toetreden. Ze is ook de poort die toegang biedt tot het belangrijke, onmisbare en aanhoudende proces van volmaakt worden in Christus (zie Moroni 10:32, 33), dat ieder van ons nodig heeft en waarnaar ieder van ons verlangt. Dit proces, dat in het vierde geloofsartikel beschreven staat, begint met geloof in de Heer Jezus Christus, gevolgd door bekering, vervolgens ‘doop door onderdompeling tot vergeving van zonden’, en daarna het ontvangen van de Heilige Geest.

Eenvoudig gezegd, kunnen we dit aanhoudende proces bekering noemen. Jezus verwees ernaar in zijn eerste opmerking tot Nicodemus. Als Meesterleraar beantwoordde Hij de onderliggende vraag van Nicodemus over wat hij moest doen om gered te worden door te zeggen: ‘Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien’ (Johannes 3:3).

Ouderling David A. Bednar van het Quorum der Twaalf Apostelen heeft uitgelegd dat opnieuw geboren worden meer dan de doop inhoudt:

‘De geestelijke wedergeboorte die in [de Schriften] wordt beschreven, vindt over het algemeen niet in één keer plaats, maar is een aanhoudend proces en niet een eenmalige gebeurtenis. […]

‘Wij beginnen met het proces van de wedergeboorte door geloof te oefenen in Christus, ons te bekeren van onze zonden en ons door iemand met priesterschapsgezag te laten dopen door onderdompeling voor de vergeving van zonden.’ Maar andere ‘essentiële stappen in het proces van de wedergeboorte’ zijn ‘volledige onderdompeling in, en doorweking met, het evangelie van de Heiland’.2

De ‘wedergeboorte’ is in feite een andere naam voor bekering. Dat betekent ‘een gebroken hart en een verslagen geest’ hebben, het enige offer dat de Heiland aanneemt (zie 3 Nephi 9:19–20). Niemand van ons zal het koninkrijk van God ‘zien’ tot we ‘die machtige verandering in [ons] hart’ ondervinden (Alma 5:14; zie ook Mosiah 5:2; Alma 5:26).

Dat proces, dat tot vergeving van zonden leidt, begint met genoeg geloof om ons te bekeren en te laten dopen. Dat verduidelijkte Mormon als volgt: ‘En de eerste vrucht der bekering is de doop; en de doop komt door geloof om de geboden te volbrengen; en het volbrengen van de geboden brengt vergeving van zonden’ (Moroni 8:25).

Ik had, net als vele andere leden van de kerk, geen indrukwekkende bekeringservaring die Glen en anderen wél gehad hebben. Ik ‘ben geboren uit goede ouders’ (1 Nephi 1:1; zie ook Enos 1:1) en liet me dopen toen ik acht jaar was. Hoe kan zo iemand dezelfde bekering ondervinden als iemand die op latere leeftijd lid van de kerk wordt?

Een poort tot blijvende bekering

Dat is een van de mooiste dingen die we over de poort van de doop kunnen begrijpen. De doop is niet de bestemming, zelfs niet als hij met de essentiële gave van de Heilige Geest gepaard gaat. De doop is de poort tot het aanhoudende, levenslange proces van ware en blijvende bekering.

Net als bij ieder nieuw lid begint het proces met een oprecht verlangen naar geloof om de wil van de Vader te doen door zich te laten dopen. Vervolgens denken we na over onze begane zonden en doen we ons uiterste best om ze te verzaken, belijden, het waar mogelijk goed te maken, en ze nooit meer te begaan. Na de doop ontvangen we het recht om de Heilige Geest als constante metgezel te hebben als wij de Heiland steeds indachtig zijn in alles wat we denken, doen en zijn. En aldus worden we rein gemaakt (zie 2 Nephi 31:17).

Maar wat gebeurt er als we na onze doop zondigen? Is alles dan tevergeefs? Onze barmhartige Vader heeft maatregelen getroffen voor onze menselijke zwaktes. We kunnen opnieuw werken aan het proces van geloof en hoop in Christus en oprechte bekering. Maar deze keer, en alle volgende keren, hoeven we ons niet opnieuw te laten dopen. De Heer heeft in de plaats daarvan in het avondmaal voorzien. Dat geeft ons wekelijks de mogelijkheid om ons leven onder de loep te nemen (zie 1 Korinthe 11:28) en onze zonden symbolisch op het altaar van de Heer te plaatsen als we ons oprecht bekeren, Hem opnieuw om vergiffenis vragen, en vervolgens ons nieuwe leven voortzetten.

Dat is het proces dat koning Benjamin beschreef toen hij het had over de natuurlijke mens afleggen en een heilige worden door de verzoening van Christus, de Heer (zie Mosiah 3:19). Het is het verlichtende en verheffende proces waar Paulus over sprak toen hij zei: ‘Met Hem begraven door de doop in de dood, opdat evenals Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in een nieuw leven zouden wandelen. […]

‘Dit weten wij toch, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam van de zonde tenietgedaan zou worden en wij niet meer als slaaf de zonde zouden dienen’ (Romeinen 6:4, 6).

illustration of the Salt Lake Temple

Dat is het aanhoudende en versterkende proces dat ons toestaat om ons met de engelen in de barmhartigheid en verdiensten van Christus te verheugen (zie Alma 5:26). Het houdt de geestelijke groei in die beschikbaar is als we de verordeningen ontvangen en de bijhorende verbonden nakomen die ons door middel van priesterschapsordeningen en in de tempel worden aangeboden.

Ik bid dat ieder van ons een beter begrip van de noodzaak van de doop mag krijgen, van de poort die hij opent naar het levenslange proces van bekering, en van de barmhartige verzoenende liefde van onze Heiland, die ‘aan de deur’ staat (Openbaring 3:20) en ons uitnodigt binnen te komen en voor eeuwig bij Hem en de Vader te wonen.