Leringen van kerkpresidenten
Hoofdstuk 38: De geestenwereld


Hoofdstuk 38

De geestenwereld

Toen president Brigham Young een toespraak hield tijdens de begrafenisdienst van ouderling Thomas Williams, zei hij het volgende over de geestenwereld: ‘Hoe vaak komt de volgende vraag niet bij de mensen op: “Ik zou willen dat ik wist waar ik heenging!” Kunt u daarachter komen? U zult naar de geestenwereld gaan, waar broeder Thomas nu is. Hij is nu een hogere staat van het bestaan ingegaan, dat wil zeggen, dat heeft zijn geest gedaan – hoger dan toen zijn geest nog in zijn lichaam was. “Waarom kan ik hem niet zien? Waarom kan ik niet spreken met zijn geest? Ik zou willen dat ik mijn man of mijn vader kon zien en met hem kon spreken!” Het is niet redelijk dat u dat zou kunnen, het is niet juist dat u dat zou kunnen; misschien zou u juist het doel van uw bestaan voorbijschieten als u dat voorrecht had, en dezelfde beproeving van geloof zou u bezighouden, er zou niet zo’n zwaar pad van tegenspoed zijn voor u om te begaan, niet zo’n grote strijd om te leveren, niet zo’n grote zege te behalen, en u zou het doel dat u nastreeft, voorbijschieten. Het is goed zoals het nu is, namelijk dat de sluier dicht is; dat wij God niet zien, dat wij geen engelen zien, dat wij niet met hen spreken, behalve door strikte gehoorzaamheid aan zijn voonwaarden, en geloof in Jezus Christus’ (DNSW, 28 juli 1874, 1).

Leringen van Brigham Young

De geest van een overledene gaat naar de geestenwereld.

Waar gaat u heen als u deze tabernakel aflegt? Naar de geestenwereld (DBY, 376).

De slechte geesten die hier vertrekken en de geestenwereld ingaan, zijn die daar ook nog slecht? Ja (DNW, 27 augustus 1856, 3).

Als de geest het lichaam verlaat, is het klaar om geestelijke zaken te zien, horen en begrijpen. (…) Ziet u geesten in deze kamer? Nee. Stel dat de Heer uw ogen aanraakte opdat u mocht zien, zou u dan de geesten zien? Ja, zo duidelijk als u nu lichamen ziet, net als de dienstknecht van [Elisa] [zie 2 Koningen 6:16–17]. Als de Heer het zou toestaan, en het was zijn wil dat het gebeuren zou, dan kon u de geesten zien die deze wereld verlaten hebben, zo duidelijk als u nu met uw natuurlijke ogen lichamen ziet (DBY, 376–377).

Jezus deed de deur naar verlossing open voor de geesten in de geestenwereld.

Jezus was de eerste die tot de geesten in de geestengevangenis ging prediken, omdat Hij de sleutels van het evangelie van verlossing voor hen droeg. Die sleutels waren Hem gegeven op het moment dat Hij naar de geestenwereld ging, en daarmee deed Hij voor de geesten in de geestengevangenis de deur naar verlossing open (DBY, 378).

Wij willen genoeg opofferen om de wil van God te doen door hen die in het vlees niet het voorrecht hebben gehad om het evangelie te horen te bevorderen. De eenvoudige reden daarvoor is dat zij in de geestenwereld niet kunnen officiëren in de verordeningen van het huis van God. Zij hebben de beproevingen al doorgemaakt, en zijn nu de staat voorbij waarin zij persoonlijk kunnen officiëren voor de vergeving van hun zonden en voor hun verhoging, waardoor zij noodzakelijkerwijs moeten vertrouwen op hun vrienden, kinderen en kleinkinderen om voor hen te officiëren, opdat zij bevorderd mogen worden naar het celestiale koninkrijk van God (DBY, 406).

Vergelijk de bewoners van de aarde in onze tijd, die het evangelie gehoord hebben, eens met de miljoenen die het nooit gehoord hebben, of die de sleutels van verlossing niet aangeboden hebben gekregen, dan concludeert u meteen, net als ik, dat er een almachtig werk te doen is in de geestenwereld (DBY, 377).

Overpeins de miljoenen en miljoenen en miljoenen mensen die op aarde geleefd hebben en die gestorven zijn zonder het evangelie te horen, die de sleutels van het koninkrijk niet kennen. Zij waren niet klaar voor een celestiale heerlijkheid, en er was geen macht die hen erop kon voorbereiden zonder de sleutels van dit priesterschap (DBY, 378).

Vader Smith [Joseph Smith sr.] en Carlos [Smith] en broeder [Edward] Partridge, ja, en alle andere goede heiligen, zijn net zo druk in de geestenwereld als u en ik hier zijn. Zij kunnen ons zien, maar wij kunnen hen niet zien, tenzij onze ogen geopend worden. Wat doen zij hier? Zij prediken, prediken de hele tijd, en bereiden de weg voor ons voor, zodat wij ons werk, de bouw van tempels hier en elders, kunnen versnellen (DBY, 378).

Het werk van elke getrouwe mens zal net zo lang doorgaan als het werk van Jezus, tot alles dat verlost kan worden ook verlost is, en voorgelegd is aan de Vader. Er ligt een groot werk voor ons (DBY, 378).

Als de geesten die in deze tabernakels op deze aarde wonen ze verlaten, gaan ze rechtstreeks naar de geestenwereld. Wat? Is daar een grote menigte bewoners aanwezig in de geest, en begeven ze zich onder elkaar, net als hier? Ja, broeders, zij bevinden zich daar samen, en als ze met elkaar omgaan, en bijeenkomen, in groepen en in gemeenschappen, net als ze hier doen, dan is dat hun voorrecht. Ongetwijfeld zien en horen ze nog min of meer, en praten ze met elkaar, en gaan ze met elkaar om, zowel de goeden als de slechten. Als de ouderlingen van Israël in deze laatste dagen naar de geesten in de gevangenis gaan en tot hen prediken, dan gaan ze met hen om, net als onze ouderlingen omgaan met de slechten in het vlees wanneer ze uitgaan om tot hen te prediken (DBY, 378).

De geestenwereld is een plek van actie, waar groei en vooruitgang mogelijk zijn.

Als u zich in de geestenwereld bevindt, zal alles u daar zo natuurlijk voorkomen als nu. De geesten kennen andere geesten in de geestenwereld – ze converseren met elkaar, zien elkaar, en hebben alle mogelijke communicatie met elkaar, net zo gewoon en natuurlijk als hier in hun tabernakel. Net als hier is alles daar natuurlijk, en u zult hen begrijpen net als u nu natuurlijke zaken begrijpt. Daar zult u zien dat de geesten over wie wij het hebben, actief zijn; zij slapen niet. En u zult erachter komen dat zij zich uit alle macht inzetten – dat zij net zo hard werken en ijveren als iemand in deze wereld zou doen om iets te bereiken (DBY, 380).

Geesten zijn net zo bekend met geesten als lichamen met lichamen, hoewel geesten bestaan uit een dusdanig verfijnde materie dat zij voor deze ruwere organisatievorm niet tastbaar zijn. Zij lopen, converseren, en hebben hun eigen vergaderingen; en de geesten van goede mensen zoals Joseph en de ouderlingen, die de kerk op aarde voor een tijdje verlaten hebben om in een andere sfeer te werken, zetten zich uit alle macht in en gaan van plek tot plek om het evangelie te prediken, en Joseph leidt hen. Hij zegt: Ga voort, broeders, en als zij u in de weg staan, ga dan naar ze toe en beveel hen om zich te verspreiden. U hebt het priesterschap en kunt hen verspreiden, maar als zij het evangelie willen horen, predik dan tot hen (DBY, 379).

Met betrekking tot afscheid nemen van vrienden, en met ons eigen heengaan, kan ik zeggen dat ik er dicht genoeg bij geweest ben om de eeuwigheid te begrijpen, zodat ik aanzienlijk meer geloof heb moeten oefenen om een verlangen te houden om te blijven leven dan ooit. Hoe schitterend en heerlijk die volgende verblijfplaats is, dat is niet in woorden uit te drukken. Het heeft geen hindernissen, zodat we bij het ouder worden maar wat voortstommelen en moeten oppassen dat we niet vallen. Wij zien onze jeugd zelfs vaak hun teen stoten en vallen. Maar hoe anders is het daar! Zij bewegen zich met gemak en zo snel als de bliksem voort. Als wij Jeruzalem willen bezoeken, of deze, gene, of een andere plek – en ik neem aan dat ons dat wordt toegestaan als we het verlangen – dan zijn we er al, kijkend naar haar straten. Als wij Jeruzalem willen aanschouwen zoals het was in de tijd van de Heiland; of als wij de Hof van Eden willen zien zoals die na de schepping was, dan zijn we er al, en we zien het zoals het geestelijk was, want het was eerst geestelijk geschapen alvorens het stoffelijk werd geschapen, en de geestelijke schepping ervan is blijvend. En daar mogen wij de aarde aanschouwen zoals die was bij het dagen van de schepping, of we kunnen elke stad op aarde bezoeken die wij willen zien. Als wij willen begrijpen hoe men hier op deze eilanden in het westen leeft, of in China, dan zijn we er al; in feite zijn we als het licht van de morgen. (…) God heeft enkele kleinigheden geopenbaard met betrekking tot zijn bewegingen en macht, en de werking en beweging van de bliksem is een prima illustratie van het vermogen van de Almachtige (DBY, 380).

Als wij overgaan naar de geestenwereld, bezitten we een deel van zijn macht. Hier worden wij voortdurend geplaagd door allerlei ziekten en kwalen. In de geestenwereld zijn wij daar vrij van, en genieten wij van het leven, de heerlijkheid en intelligentie; en we hebben de Vader om tot ons te spreken, Jezus om tot ons te spreken, en engelen om tot ons te spreken, en wij zullen in het gezelschap zijn van de rechtvaardigen en reinen die tot de opstanding in de geestenwereld zijn (DBY, 380–381).

Stel dan dat een mens slecht van hart is – dat hij zich totaal heeft overgegeven aan goddeloosheid, en dat hij in die toestand doodgaat, dan zal zijn geest de geestenwereld binnengaan met een zin voor het kwaad. Als wij er, aan de andere kant, met alle macht en mogelijkheden die God ons heeft gegeven naar streven om onze talenten te ontwikkelen en ons erop voor te bereiden om in het eeuwige leven te verblijven, en het graf ontvangt ons lichaam terwijl wij daarmee bezig zijn, met welke houding gaat onze geest dan zijn volgende staat in? Hij zal er nog steeds naar streven om de zaken van God te doen, alleen in veel grotere mate – hij zal leren, vooruitgaan, toenemen in genade en in de kennis van de waarheid (DBY, 379).

Als wij onze godsdienst trouw zijn, dan gaan we naar de geestenwereld. De gevallen geesten – Lucifer en de eenderde van de hemelse scharen die met hem mee zijn gegaan, en de geesten van de slechte mensen die op deze aarde hebben geleefd, zij allen zullen geen invloed over onze geest hebben. Is dat geen voordeel? Ja. Alle andere mensenkinderen zijn min of meer onderworpen aan hen, en zijn onderworpen aan hen zoals zij het waren toen zij nog in het vlees waren (DBY, 379).

Hier worden [de getrouwen] door hem verward en opgejaagd; maar als we naar de geestenwereld gaan, zijn wij de macht van Satan meester en kan hij ons niet meer lastigvallen, en dat is alles wat ik hoef te weten (DNW, 1 oktober 1856, 3).

Als iemand gedoopt is voor de vergeving van zonden en kort daarna overlijdt, dan is hij niet meteen klaar om de volheid van heerlijkheid te ontvangen die de getrouwen in het evangelie beloofd is; want hij moet geschoold worden terwijl hij in de geest is, in de andere afdelingen van het huis van God, waarbij hij van waarheid naar waarheid gaat, van intelligentie naar intelligentie, tot hij klaar is om zijn lichaam weer te ontvangen en de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon in te gaan. Wij kunnen de celestiale heerlijkheid niet ingaan in onze huidige staat van onwetendheid en verstandelijke duisternis (DBY, 378–379).

Wij hebben meer vrienden achter de sluier dan aan deze kant, en zij zullen ons met meer vreugde begroeten dan u in deze wereld ooit door uw ouders en vrienden begroet bent; en u zult u meer verheugen als u hen ontmoet dan wanneer u zich verheugde bij het zien van een vriend in dit leven; en dan zullen wij de ene stap na de andere doen, van vreugde tot vreugde voortgaan, en van de ene intelligentie en macht naar de volgende, waarbij ons geluk steeds voller en doorvoelder zal worden naarmate wij voortgaan in de woorden en machten van het leven (DBY, 379–380).

Als wij van deze staat van ons bestaan doorgaan naar wat ik de volgende kamer noem, zullen wij daar niet stilzitten. Wij zullen voortgaan, al het goeds doen wat wij kunnen, allen bedienen en voor allen officiëren voor wie dat ons wordt toegestaan, en dan zullen wij voortgaan naar het volgende, en naar het volgende, totdat de Heer allen zal kronen die op aarde, en in het werk met betrekking tot de aarde, getrouw zijn geweest, en de Heiland, die wij hebben geholpen, zijn taak volbracht zal hebben, en de aarde, met alles wat erbij hoort, aan de Vader gepresenteerd wordt. Dan zullen die getrouwen hun zegeningen en kroon ontvangen, en zullen hun zegeningen voor hen worden klaargemaakt en aan hen gegeven, en dan zullen zij verdergaan, wereld na wereld, en voor altijd en eeuwig vooruitgang maken (DBY, 376).

Studiesuggesties

De geest van een overledene gaat naar de geestenwereld.

  • Waarheen gaat de geest als het lichaam sterft? (Zie ook Alma 40:11–14.) Waarom kunnen we de personen in de geestenwereld niet zien en met hen praten?

Jezus deed de deur naar verlossing open voor de geesten in de geestenwereld.

  • Wat betekent het dat Jezus ‘voor de geesten in de geestengevangenis de deur naar verlossing open’ heeft gedaan? (Zie ook LV 138; 1 Petrus 3:18–19.)

  • Hoe is het evangelie in de geestenwereld gepredikt nadat Christus daar de deuren tot verlossing had opengedaan? (Zie ook LV 138:30.)

  • Als er in de geestenwereld geen enkele verordening met betrekking tot het vlees bediend wordt, waarom wordt het evangelie daar dan aan de geesten gepredikt? (Zie ook LV 138:58–59.) Wat kunnen wij doen voor de geesten in de geestenwereld die de verlossende verordeningen nog niet ontvangen hebben? Hoe kunnen wij actief deelnemen aan de verlossing van de doden, zelfs al is er geen tempel dichtbij?

  • In hoeverre heeft uw sterfelijk leven een uitwerking op uw leven in de geestenwereld?

De geestenwereld is een plek van actie, waar groei en vooruitgang mogelijk zijn.

  • Wat heeft president Young gezegd over het leven in de geestenwereld? In welke opzichten zal het leven in de geestenwereld lijken op het aardse leven? In welke opzichten zal het verschillen? Naar welke aspecten van het leven in de geestenwereld kijkt u uit?

  • Welke invloed en macht heeft Satan in de geestenwereld?

  • Waarom is iemand die pasgedoopt is niet meteen klaar om een volheid aan heerlijkheid te ontvangen? Wat moet die persoon doen om zich voor te bereiden op die zegening? Waar kan hij dat doen?

Afbeelding
Christ preaching in Spirit World

Tussen zijn dood en opstanding ging de Heiland naar de geestenwereld om het heil onder de overledenen te brengen.

Afdrukken