Hoofdstuk 44
Het koninkrijk van God en de vergadering van Israël
Op 26 juli 1847, slechts enkele dagen nadat de eerste pioniers in de Salt Lake Valley waren gekomen, beklommen president Brigham Young en een kleine groep priesterschapsleiders een heuvel ten noorden van het gebied dat later Salt Lake City zou worden. Ze noemden deze heuvel Ensign Peak [‘Baniertop’], daarbij denkend aan de profetie van Jesaja: ‘Daarom heft Hij een banier op voor het volk in de verte (…); zie, haastig, ijlings komt het’ (Jesaja 5:26). President Young vertelde later dat deze heuvel de plaats was die hij in een visioen had gezien, een plaats waar de heiligen tot bloei zouden komen, waar hel koninkrijk van God kon worden gebouwd en het Israël van de laatste dagen worden vergaderd. In de daaropvolgende jaren brachten zendelingen de boodschap van het evangelie overal ter wereld, en duizenden pasbekeerde heiligen kwamen naar de Salt Lake Valley. Op het ogenblik worden de opbouw van het koninkrijk en de vergadering van Israël in honderden landen voortgezet. President Young zei: ‘De vergadering van Israël is zo’n belangrijk onderdeel van het grote werk waar wij mee bezig zijn, dat het veel in onze gedachten is, en we zijn er steeds om bekommerd dat het alle benodigde middelen en invloed krijgt’ (BYL).
Leringen van Brigham Young
Het volk van God streeft ernaar het koninkrijk van God op te bouwen.
De mensen die voor mij zitten zijn, samen met de vele duizenden die op aarde zijn, het volk van God. (…) Even snel als we in staat zijn de beginselen van macht, van licht, van kennis, van intelligentie, van rijkdom, van hemel en van aarde op de juiste wijze toe te passen, zó snel zullen ze aan dit volk worden verleend (DBY, 438).
Uit deze kerk zal het koninkrijk groeien dat Daniël zag. Dit is hetzelfde volk waarvan Daniël zag dat het zou blijven groeien, zich verbreiden en voorspoedig zijn [zie Daniël 2:44]; en als wij niet getrouw zijn zullen anderen onze plaats innemen, want dit is de kerk en het volk dat het koninkrijk voor eeuwig en eeuwig zal bezitten (DBY, 438).
Ons werk is Zion het voort te brengen, en het koninkrijk van God in zijn volmaaktheid en schoonheid tevoorschijn te brengen op aarde (DBY, 443).
Het koninkrijk waar we over spreken, waar we over prediken en dat we trachten op te bouwen is het koninkrijk van God op aarde, niet in de sterrenhemel, ook niet in de zon. Wij trachten het koninkrijk van God op de aarde te vestigen, waartoe werkelijk en terecht alles behoort wat betrekking heeft op de mensen – hun gevoelens, hun geloof, hun genegenheid, hun wensen en iedere handeling in hun leven – dat zij er geestelijk en tijdelijk door mogen worden geregeerd (DBY, 339).
Wanneer het koninkrijk van God volledig is opgericht en op het oppervlak van de aarde is gevestigd, en zich boven alle andere natiën en koninkrijken verheft, zal het de mensen beschermen in het genot van al hun rechten, ongeacht wat ze geloven, wat ze belijden of wat ze aanbidden (DBY, 440).
Ik heb jaren geleden geleerd dat de Heer aan het roer staat van het schip Zion. (…) Tenzij we precies de lijn volgen die Hij heeft getekend, zullen onze werken vergeefs zijn. Dat heb ik vanaf het begin ervaren. Waar we ook gaan en wat we ook doen in ons leven, wij moeten leren volgens de lijn van waarheid te werken. Wij dienen te weten wat er moet gebeuren, en dan moeten we dat doen. Zelfs als er geen aardse kans van slagen is, kunnen we het zeker proberen; en als we het met al onze kracht proberen, zal die daad in elk geval bewijzen dat we een standvastige en vastbesloten geest bezitten, getooid met geduld en doorzettingsvermogen. En als we, met al onze vastberaden inspanningen, nog steeds niet in staat zijn om ons doel te bereiken, zal de Heer zeer waarschijnlijk zijn hand wel uitstrekken en ons de overwinning geven (DBY, 441).
Als deze mensen leven naar de beginselen die ze hebben aangenomen, zullen ze in staat zijn om de natiën raad te geven; want wij bouwen op een rechtvaardig fundament, en onze beginselen zijn waarheid, gerechtigheid en heiligheid. Laten wij trouw blijven aan deze beginselen totdat ze de dwaasheid eruit persen, (…) en we zullen voor de natiën leraren van wijsheid worden (DBY, 441).
Wat zal het uiteindelijke gevolg zijn van de herstelling van het evangelie, en de bestemming van de heiligen der laatste dagen? Als ze getrouw zijn aan het priesterschap dat God ons heeft verleend, zal het evangelie de hele wereld der mensheid radicaal veranderen; de aarde zal worden geheiligd, en God zal haar verheerlijken, en de heiligen zullen erop verblijven in de tegenwoordigheid van de Vader en de Zoon (DBY, 438).
Het werk van het koninkrijk van God omvat de vergadering van het huis van Israël.
Wij hebben een doel voor ogen, en dat is invloed te verkrijgen onder alle inwoners der aarde, met het doel om het koninkrijk van God te vestigen in zijn gerechtigheid, macht en heerlijkheid, en om de naam van de Godheid te verhogen, en te zorgen dat die naam, waardoor wij leven, overal zal worden vereerd; dat Hij mag worden geëerd, dat zijn werken mogen worden geëerd, dat wij zelf mogen worden geëerd en ons zo gedragen dat wij ons qua karakter echt een kind van God tonen (DBY, 438–439).
Wij dienen (…) Zion op te bouwen, het huis van Israël te vergaderen en de natiën der aarde te verlossen [zie LV 115:4–6]. Dit volk moet dat werk doen, of we dit nog tijdens ons leven zullen zien gebeuren of niet. Dat alles ligt in onze handen (DBY, 437).
Van ons wordt verlangd dat wij ervoor zorgen dat het evangelie wordt verkondigd aan het huis van Israël (DBY, 437).
Wij zijn nu [in 1863] bezig met het vergaderen van de kinderen van Abraham, die uit de lendenen van Jozef en zijn zoons zijn voortgekomen, in het bijzonder van Efraïm, wiens kinderen met alle natiën op aarde zijn vermengd (DBY, 437).
Wie vormen Israël? Het zijn zij die behoren tot het zaad van Abraham, die de belofte hebben ontvangen door hun voorvaders [zie Genesis 22:17–18]; en alle overige mensenkinderen die de waarheid aannemen, behoren ook tot Israël. Mijn hart gaat altijd naar hen uit, wanneer ik mij tot de troon van genade wend (DBY, 437).
Israël is verstrooid onder alle natiën der aarde; het bloed van Efraïm is vermengd met het bloed van heel de aarde. Abrahams zaad is vermengd met het weerspannige zaad overal in de wereld der mensheid (DBY, 437).
Deze eilandbewoners [van de Stille Oceaan] en de oorspronkelijke inwoners van [Amerika] behoren tot het huis van Israël – tot het zaad van Abraham, en op hen heeft de belofte betrekking; en iedere ziel van hen zal, vroeg of laat, worden behouden in het koninkrijk van God, of met wortel en tak worden vernietigd (DBY, 437).
De geest van het evangelie te bezitten en te behouden, Israël te vergaderen, Zion te verlossen en de wereld te redden moet het eerste en belangrijkste zijn waar onze aandacht naar uitgaat, en moet de voornaamste wens zijn in de harten van het eerste presidium, van de ouderlingen van Israël, en van iedere functionaris in de kerk en het koninkrijk van God (DBY, 137).
Het koninkrijk van God kan niet worden vernietigd.
God is begonnen zijn koninkrijk op aarde in te stellen, en heel de hel en haar duivels verzetten zich ertegen. De hel opent haar muil en stuurt haar duivels en hun duivelskinderen op pad. Waarom? Om het koninkrijk van God op aarde te vernietigen. Maar daartoe zijn ze niet in staat (DBY, 442).
Als er harten of geesten in deze stad zijn, of ergens anders, die zich vol vrees afvragen of we wel of niet zullen worden vernietigd, en of deze kerk stand zal houden en een grote macht op aarde worden, in overeenstemming met de voorspellingen van de dienaren van God, zal ik tot al die bevende zielen zeggen: u hoeft een dergelijke vrees niet te hebben. U dient slechts één vrees te hebben, en dat is met betrekking tot uzelf, namelijk dat u het licht zou verlaten dat de Heer u heeft geschonken en de duisternis in zou gaan, waarbij u terug zou keren tot de verachtelijke dingen van de wereld en weer verlangen naar de dingen van de wereld in hun zondige staat (DBY, 442).
Wanneer de goddelozen de macht hebben om de zon uit te blazen, zodat hij niet meer schijnt; wanneer ze de macht hebben om de werking van de elementen stop te zetten, het hele systeem van de natuur haar activiteiten te laten staken en de troon van de Almachtige tot een voetenbank te maken, dan kunnen ze erover denken de voortgang van het ‘mormonisme’ een halt toe te roepen en de onveranderlijke voornemens van de hemel tegen te houden [zie LV 121:33]. Er mogen dan mensen zijn die het volk dat de leerstellingen ervan gelooft, vervolgen, die leugens rapporteren en publiceren om hen ellende te bezorgen, aarde en hel kunnen zich verenigen in één groot verbond tegen [het ‘mormonisme’], en hun kwaadaardige machten tot het uiterste beproeven, maar het zal zo sterk en onwrikbaar stand houden temidden van dit alles als de zuilen der eeuwigheid. Mensen kunnen de profeet vervolgen, en hen die hem geloven en steunen, ze kunnen de heiligen verdrijven en doden, maar dat verandert nog niet één jota aan de waarheden van het ‘mormonisme’, want die zullen standhouden wanneer de elementen met vurige hitte smelten, en de hemelen als een perkamentrol worden opgerold, en de vaste aarde wordt opgelost [zie Jesaja 34:4; LV 88:95] (DBY, 442–443).
In dat hulpeloze kleine kind aan zijn moeders borst zien we een man, een apostel, een heilige – ja, generaties mensen met koninkrijken, tronen en heerschappijen. Dan is het leven van die kleine, zwakke sterveling vol grote en machtige resultaten, en de waarde ervan is onschatbaar. Als dit al waar is van een klein kind, wat mogen we dan verwachten dat er zal groeien uit dit koninkrijk in zijn kindsheid? We kunnen vooruitzien naar alles wat hoort bij grootheid en goedheid, bij macht en gezag, bij heerschappij en heerlijkheid. Hoe nauwlettend behoren we dan de rechten van deze macht in zijn kindsheid te bewaken? Hoe ijverig en standvastig moeten we zijn in het zorgen voor de belangen ervan en het ondersteunen van de wetten en regels ervan! (DBY, 439).
Mijn hart is getroost. Ik zie het volk van God, dat ze zijn opgejaagd, uitgeworpen, verdreven van het aangezicht der mensen. De machten van aarde en hel hebben getracht dit koninkrijk van de aarde te verdelgen. De goddelozen zijn daar in vroeger eeuwen in geslaagd; maar dit koninkrijk kunnen ze niet vernietigen (DBY, 442).
‘Het koninkrijk van God, of niets.’
Het koninkrijk van God is alles wat werkelijk waarde heeft [zie Matteüs 6:33]. Iets anders bezitten heeft geen waarde, hetzij hier of hierna. Zonder het [koninkrijk van God] zou al het andere als een droge boom zijn, gereed voor verbranding – hij wordt geheel verteerd, en de as wordt voortgedreven door de vier winden (DBY, 444).
Voor mij is het: het koninkrijk van God, of niets op aarde. Zonder dit zou ik nog geen penning geven voor de rijkdom, de eer, het aanzien en de macht van heel de wereld bij elkaar; want zoals de dauw op het gras gaan ze voorbij en worden ze vergeten, en zoals de bloem in het gras verwelken ze, en zijn ze niet meer. De dood maakt de machtigste vorst gelijk aan de armste, verhongerende bedelaar; en beiden moeten voor de rechterstoel van Christus staan om zich te verantwoorden voor de handelingen die zij in het lichaam hebben verricht [zie Openbaring 20:12] (DBY, 444–445).
Voor ons is het: het koninkrijk van God, of niets; en we zullen het verdedigen, of sterven terwijl we dat proberen – maar we zullen niet sterven terwijl we het proberen. Het is een troost voor velen om ervan verzekerd te zijn dat we niet zullen sterven door dit te proberen; maar we zullen leven door het te proberen. We zullen het koninkrijk van God verdedigen, levend; en als we het niet verdedigen, zullen we niet alleen een stoffelijke, maar ook een geestelijke dood blijken te sterven. Neem dus de stap om te leven (DBY, 445).
Als u iets geeft voor de opbouw van het koninkrijk van God, geef dan het beste dat u hebt. Wat is het beste dat u aan het koninkrijk van God toe kunt wijden? Het zijn de talenten die God u heeft gegeven. Hoeveel? Allemaal. Wat een prachtige talenten! Wat een prachtige gave! (…) Laten we elke capaciteit die we bezitten toewijden aan de opbouw van Gods koninkrijk, en u zult het in zijn geheel volbrengen (DBY, 445).
Studiesuggesties
Het volk van God streeft ernaar het koninkrijk van God op te bouwen.
-
Hoe voelt u zich als u weet dat u, als lid van de kerk, een onderdeel vormt van de inspanningen om het koninkrijk van God op aarde op te bouwen? Wat voor verantwoordelijkheden houdt dat in? Welke zegeningen zullen er komen wanneer het koninkrijk van God volledig op aarde gevestigd is?
-
Hoe kunnen we er zeker van zijn dat onze daden ‘precies de lijn volgen die [de Heer] heeft getekend? Wat zal er gebeuren als we dat doen?
-
Hoe kunnen leden van de kerk, individueel of gezamenlijk, ‘voor de natiën leraren van wijsheid worden?
-
Wat is ‘de bestemming van de heiligen der laatste dagen’ wanneer wij getrouw zijn?
Het werk van het koninkrijk van God omvat de vergadering van het huis van Israël.
-
Hoe kunnen we ‘ons zo gedragen dat wij ons qua karakter echt een kind van God tonen’? Hoe kunnen uw daden de Heer eer en eerbied brengen?
-
Wie behoort tot het huis van Israël? Hoe kunt u deel hebben aan het vergaderen van het huis van Israël?
Het koninkrijk van God kan niet worden vernietigd.
-
Wat voor bewijzen zijn er dat Satan en zijn volgelingen werkelijk proberen het hedendaagse koninkrijk van God te vernietigen? Hoe kunnen we ons gezin sterker maken om weerstand te bieden aan hun pogingen? Hoe kan de wetenschap dat het koninkrijk van God niet kan worden vernietigd ons kracht geven om verleidingen te weerstaan en beproevingen te verdragen?
-
Wat is, volgens president Young, de enige vrees die we als leden van de kerk moeten hebben? Wat kunnen we doen om er zeker van te zijn dat die vrees geen werkelijkheid wordt? Hoe kunnen uw geloof in God en uw studie van het evangelie u helpen om de vrees voor andere dingen, die u misschien hebt, weg te nemen?
‘Het koninkrijk van God, of niets.’
-
Waarom denkt u dat president Young zei dat het koninkrijk van God het enige is dat het waard is om te bezitten? Wat betekent ‘Het is het koninkrijk van God of niets’ voor u?
-
Welke talenten of gaven bent u bereid toe te wijden aan de opbouw van het koninkrijk van God?