Dochters van onze hemelse Vader
Je hemelse Vader kent je en houdt van je. Jullie zijn bijzondere dochters van Hem. Hij heeft een plan voor jullie.
Onze schoonzoon zei tegen zijn driejarige dochter Eliza dat ze tijdens de gezinsavond een les over een bijzonder onderwerp zouden hebben. Er verscheen een grote glimlach op haar gezicht en ze probeerde het onderwerp te raden. ‘Dan gaat de les vast over mij,’ zei ze, ‘want ik ben heel bijzonder!’ Eliza weet wie ze is — een heel bijzonder kind van God. Dat heeft ze van haar moeder geleerd, die al vanaf haar geboorte onze openingslofzang, ‘Ik ben een kind van God’ (lofzang 195), als slaapliedje voor haar zingt.
Over de hele wereld en in bijna iedere taal verklaren jongevrouwen van twaalf tot achttien hetzelfde: ‘Wij zijn dochters van onze hemelse Vader, die van ons houdt, en wij houden van Hem’ (Jongevrouwenthema’, Jongevrouwen — persoonlijke vooruitgang [boekje, 2001], p. 5). Maar als zij ouder worden is die zekere kennis van de driejarige Eliza dat ze heel bijzonder zijn, opeens niet meer zo zeker. Jongeren hebben vaak een ‘identiteitscrisis’. Ze vragen zich af wie ze eigenlijk zijn. De tienerjaren zijn ook een periode van wat ik ‘identiteitsroof’ noem, waarin wereldse denkbeelden, opvattingen en misleidingen vat op ons willen krijgen en ons in verwarring willen brengen, en ons willen beroven van de kennis van wie we werkelijk zijn.
Een hele goede jongevrouw heeft ooit tegen me gezegd: ‘Soms weet ik niet zeker wie ik ben. Ik voel de liefde van onze hemelse Vader niet. Mijn leven is zo zwaar. Het gaat gewoon niet zoals ik had gewild, gehoopt en gedroomd.’ Wat ik toen tegen haar zei, wil ik ook tegen jullie zeggen: ‘Ik weet heel zeker dat je een dochter van God bent. Hij kent je, Hij heeft je lief en Hij heeft een plan voor je.’ Ik weet dat ik die boodschap van onze hemelse Vader aan jullie moet doorgeven.
Hedendaagse profeten en apostelen getuigen van onze goddelijke aard. In de proclamatie aan de wereld staat: ‘Iedereen is een geliefde geestzoon of -dochter van hemelse Ouders, en als zodanig heeft iedereen een goddelijke aard en bestemming’ (Liahona, oktober 2004, p. 49). En president Gordon B. Hinckley heeft gezegd:
‘Jullie doen voor niemand onder. Jullie zijn dochters van God.
‘Als geboorterecht hebben jullie iets meegekregen dat prachtig, heilig en goddelijk is. Vergeet dat nooit. Onze eeuwige Vader is de grote Meester van het heelal. Hij bestuurt alles, maar Hij wil graag de gebeden van zijn dochters horen en naar je luisteren als je met Hem spreekt. Hij zal jullie gebeden beantwoorden. Hij zal je niet in de steek laten’ (‘Blijf op het rechte pad’, Liahona, mei 2004, p. 112).
Als je de kennis dat je een dochter van God bent diep in je ziel laat doordringen, zul je getroost worden, zal je geloof versterkt worden en zal je gedrag worden beïnvloed. Als je deze deugdzame waarheid onophoudelijk in gedachten houdt, zul je vertrouwen in de tegenwoordigheid van God hebben, zoals de tekst van ons thema voor de wekelijkse activiteitenavond belooft (zie LV 121:45).
Hoe kunnen wij weten en voelen dat we een dochter van onze hemelse Vader zijn? Als we geboren worden, is er een sluier tussen hemel en aarde, een ‘slaap en een vergeten’ (William Wordsworth, ‘Ode on Intimations of Immortality from Recollections of Early Childhood’, strofe 5, regel 58). Dat is noodzakelijk om ‘aardse ervaringen [op te doen en] vooruitgang te maken op weg naar volmaking en om uiteindelijk [onze] goddelijke bestemming als erfgenaam van het eeuwige leven te verwezenlijken’ (Liahona, oktober 2004, p. 49). Onze hemelse Vader heeft ons lief en wil dat wij Hem indachtig zijn. Daarom geeft Hij ons inkijkjes in de eeuwigheid. De apostel Paulus leerde dat ‘die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn’ (Romeinen 8:16). De Geest geeft ons kijk op wie wij in werkelijkheid zijn. De Geest spreekt vaak tot ons als wij bidden, de Schriften bestuderen, over onze zegeningen, nadenken over de barmhartigheden jegens ons, een priesterschapszegen ontvangen, anderen helpen of door anderen geliefd en bemoedigd worden.
Mozes leerde door een intense geestelijke ervaring wie hij was. Hij sprak van aangezicht tot aangezicht met God en kreeg te horen dat hij een zoon van God was, met een bijzondere zending. Na deze ervaring werd Mozes door Satan verzocht. Maar omdat Mozes de heerlijkheid van God had gevoeld, herkende hij dat Satan geen heerlijkheid had. Omdat Mozes wist dat hij een zoon van Gods was, en omdat God een opdracht voor hem had, had hij de kracht en het vermogen om Satan te weerstaan, goede beslissingen te nemen, God om kracht te vragen en zijn Geest bij zich te houden (zie Mozes 1).
Datzelfde geldt voor ons. Als wij te weten komen en voelen wie we werkelijk zijn, kunnen we het verschil tussen goed en kwaad herkennen en de kracht krijgen om verleidingen te weerstaan. Onze patriarchale zegen is een van de manieren waarop we te weten kunnen komen wat voor goddelijke zending de Heer voor ons in petto heeft. Dat zijn specifieke, persoonlijke boodschappen die we krachtens het priesterschap kunnen ontvangen.
Een andere manier om geestelijk kijk te krijgen op onze eeuwige aard, is van ouders of leiders, die ons aan de hand van geïnspireerde ingevingen kunnen geruststellen over wie wij werkelijk zijn. De Geest heeft mij zo nu en dan heel specifiek ingefluisterd wie mijn kinderen werkelijk zijn. Ik kan me nog herinneren dat ik een dag voor de geboorte van een van onze kinderen duidelijk de indruk kreeg dat deze baby een grote vriend en hulp voor onze andere kinderen zou zijn. Dat is volledig uitgekomen. En toen een van onze tieners erg terneergeslagen was vanwege een auto- ongeluk, hoorde ik duidelijk deze woorden in mijn gedachten: ‘Ik houd van dit kind en Ik zal hem leiden.’ En dat heeft Hij gedaan. Dergelijke indrukken heb ik steeds opnieuw gekregen. Als ze aangemoedigd moesten worden, ben ik gezegend met inzicht in de grote en edele eeuwige geest van mijn kinderen.
Als je de deur uitgaat, zeggen je ouders dan ooit: ‘Vergeet niet wie je bent’? Wat bedoelen ze daarmee? ‘Vergeet niet dat je deel van dit gezin uitmaakt en de goede naam in stand moet houden?’ En zelfs nog belangrijker: ‘Vergeet niet dat je een kind van God bent en je overeenkomstig moet gedragen?’ Zendelingen dragen een naamplaatje, dat hun er constant aan herinnert dat ze De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen vertegenwoordigen. Dat herinnert zendelingen eraan dat ze zich fatsoenlijk en netjes moeten kleden, dat ze beleefd tegen andere mensen moeten zijn en dat ze ernaar moeten streven om Christus’ beeld in hun gelaat te ontvangen. Dat moeten ze doen omdat ze dat naamplaatje dragen, dat uiterlijke teken van hun identiteit. Door middel van een verbond hebben ook wij de naam van Christus op ons genomen. Zijn naam moet in ons hart gegrift staan. Evenzo wordt er van ons verwacht dat we ons als kinderen van onze hemelse Vader gedragen. Want Hij heeft ons, in ieder geval figuurlijk, met de volgende woorden naar de aarde gestuurd: ‘Vergeet niet wie je bent!’
Toen ik werd geroepen om jullie, de jongevrouwen van de kerk, te dienen, wist ik dat ik me goed moest gedragen. Een van mijn dochters kreeg op een keer een bekeuring vanwege een verlopen registratiesticker. Ik liet het er niet bij zitten en ging naar het gemeentehuis om uit te leggen dat de nieuwe registratiesticker was aangevraagd, maar waarschijnlijk te laat in behandeling was genomen. Toen ik vastberaden het gemeentehuis binnenstapte, zei iemand tegen me: ‘Ik weet wie u bent.’ Dat zette mij aan het denken en ik bedacht dat ook ik moet bedenken wie ik ben — niet alleen de algemeen jongevrouwenpresidente, maar vooral een dochter van God.
In relaties moeten we bedenken dat anderen ook kinderen van onze hemelse Vader zijn. In het begin van ons huwelijk zei mijn man geregeld: ‘Ik ben niet met je getrouwd om je uiterlijk.’ Uiteindelijk zei ik plagend tegen hem dat ik dat eigenlijk geen compliment vond. Hij vertelde me wat ik eigenlijk al wist, dat het het beste compliment was dat hij me kon geven. Hij zei: ‘Ik houd van je om wie je van binnen en voor eeuwig bent.’ De Heer heeft gezegd: ‘Let niet op zijn voorkomen noch op zijn rijzige gestalte (…). Het komt immers niet aan op wat de mens ziet; de mens toch ziet aan wat voor ogen is, maar de Here ziet het hart aan’ (1 Samuël 16:7). Gezinnen, vriendschappen, verkering en huwelijk draaien niet zozeer om schoonheid en glanzende carrières, maar om karakter, goede normen en de goddelijke afkomst van de betrokkenen.
In een ring in Chili deden de jongevrouwen dat tijdens een kamp door een boek over elkaars goede eigenschappen bij te houden. Iedere dag leerden ze elkaar beter kennen en schreven ze het wezenlijk goede op dat ze over elkaar te weten kwamen. Aan het eind van het kamp vertelden ze wat ze hadden opgeschreven waardoor ze meer over hun eigen goddelijke aard leerden. De leidster zei: ‘We koesterden ons letterlijk in de behaaglijke warmte van vriendelijkheid en hartelijkheid. Ik kan oprecht zeggen dat ik de meisjes nog nooit heb horen klagen! Ze bloeiden op in een sfeer van onderlinge aanvaarding, die niet vaak onder tieners aanwezig is. Er was geen concurrentie of onenigheid. Ons kamp was een stukje hemel op aarde geworden’ (persoonlijke correspondentie). De meisjes herkenden en bevestigden elkaars goddelijke aard, en de Geest was duidelijk in het kamp aanwezig toen ze deze deugdzame gedachten onder woorden brachten.
C. S. Lewis heeft wijselijk gezegd: ‘Het is een ernstige aangelegenheid om in een samenleving met mogelijke goden en godinnen te leven, om te bedenken dat de saaiste en meest oninteressante persoon met wie je kunt praten, op een dag een wezen zal zijn dat je dan zou kunnen aanbidden. (…) Er zijn geen gewone mensen. (…) Uw naaste is het heiligste voorwerp dat uw zintuigen kunnen waarnemen.’ (C. S. Lewis, ‘The Weight of Glory,’ Screwtape Proposes a Toast and Other Pieces, 1974, pp. 109–110.)
Jongevrouwen over de hele wereld die weten dat zij en anderen een dochter van een dierbare hemelse Vader zijn, tonen hun liefde voor Hem door deugdzaam, dienstbaar en voorbeeldig te leven. Ik was onder de indruk van de jongevrouwen die zich in een heet en vochtig deel van Brazilië toch fatsoenlijk kleedden. Ze zeiden: ‘Fatsoen heeft niets met het klimaat te maken. Het gaat om het hart.’ Deze jongevrouwen wisten dat ze een dochter van God waren.
Ik was ontroerd toen ik te horen kreeg hoe goed de vijf jonge studenten uit Idaho waren die door een verschrikkelijk ongeluk zijn verdronken. Volgens hun leeftijdgenoten en hun gemeenschap leefden zij hoge normen na en waren ze een zuiver voorbeeld van deugdzaamheid en goedheid. Deze jongeren wisten dat ze zoons en dochters van God waren.
Ik krijg een warm gevoel van binnen door het voorbeeld van een jongevrouw van wie de ouders gescheiden zijn. Ze wil niet dat haar broertje en zusjes het gevoel krijgen dat ze niet geliefd worden, dus gaat ze iedere avond met hen in gebed en vertelt ze dat ze van hen houdt. Deze jongevrouw weet dat ze een dochter van onze hemelse Vader is, die van haar houdt, en zij van Hem door van haar broertje en zusjes te houden.
Ik ben ook erg onder de indruk geraakt van enkele jongevrouwen in een arm en politiek onderdrukt gebied in de wereld. Ondanks hun moeilijkheden kwamen deze jongevrouwen tijdens een kamp bij elkaar om manieren te bedenken om anderen te helpen. Ze maakten hygiënepakketten voor vrouwen die dat nodig hadden. Ze deden ook vrijwilligerswerk in de gemeenschap, in ziekenhuizen en in tehuizen. We weten dat deze jongevrouwen begrijpen wat hun identiteit als dochter van God is. Mijn hart loopt over van liefde voor deze jongevrouwen en alle jongevrouwen over de hele wereld. Ik weet dat jullie een dochter van God zijn, die van jullie houdt.
Tot slot wil ik jullie graag over een ervaring vertellen, die mij zeer raakt en mij zelfs heilig is. Toen ik pas als algemeen jongevrouwenpresidente was geroepen, voelde ik me bang en ongeschikt. Ik lag vele nachten wakker. Ik maakte me zorgen, ik bekeerde me en ik huilde veel. Na verscheidene van die nachten had ik een ontroerende ervaring. Ik begon na te denken over mijn nichtjes die jongevrouw waren, toen over de jongevrouwen uit mijn wijk, en vervolgens over de jongevrouwen die ik geregeld op school zag. En uiteindelijk stelde ik me de jongevrouwen van de kerk over de hele wereld voor, ruim een half miljoen. Ik kreeg een intens warm gevoel van binnen dat zich door mijn hele lichaam verspreidde. Ik voelde zoveel liefde voor de jongevrouwen over de hele wereld, voor een ieder van jullie, en ik wist dat mijn gevoel de liefde van onze hemelse Vader voor jullie was. Het was een krachtig en allesoverheersend gevoel. Voor het eerst voelde ik vrede in mijn hart omdat ik wist dat ik kon doen wat onze hemelse Vader van mij verwachtte. Hij wilde dat ik tot jullie zou getuigen van zijn grote liefde voor jullie. En daarom getuig ik opnieuw dat ik zonder twijfel weet dat onze hemelse Vader jullie kent en liefheeft. Jullie zijn bijzondere dochters van Hem. Hij heeft een plan voor jullie, en Hij zal er altijd zijn om jullie te leiden, te begeleiden en te vergezellen (Zie ‘Ik ben een kind van God’). Ik bid oprecht dat jullie dat zullen weten en voelen. In de naam van Jezus Christus. Amen.