Denk hieraan en ga niet verloren
Gedenken op de manier die God bedoelt, is een fundamenteel en verlossend beginsel van het evangelie.
Ik voel mij vereerd dat ik na zuster Parkin spreek. Haar werken en leringen, alsmede die van haar raadgeefsters, zijn ons allemaal tot zegen geweest. Achttien en een half jaar geleden stond ik rond deze tijd bij dit spreekgestoelte te wachten tot de samenzang was afgelopen en ik mijn eerste conferentietoespraak zou houden. Het moet duidelijk zijn geweest hoe zenuwachtig ik was. Ouderling L. Tom Perry, die achter mij stond, fluisterde op zijn positieve en enthousiaste manier in mijn oor: ‘Probeer je te ontspannen, er is al jaren niemand aan dit spreekgestoelte overleden!’
Die aanmoediging en de daaropvolgende minuten, toen ik voor het eerst tot de heiligen der laatste dagen over de hele wereld sprak, zijn een waardevolle herinnering. Net als u vergaar ik voortdurend herinneringen die, als ik eraan denk, een zeer nuttig en vaak prettig onderdeel van mijn bewustzijn uitmaken. En ondanks alle voornemens die ik als jongeman had om op oudere leeftijd nooit anderen te belasten met mijn herinneringen, vind ik het nu heerlijk om zo vaak mogelijk over mijn herinneringen te vertellen. Maar vandaag wil ik het hebben over een meer fundamentele rol die het geheugen in het evangelie van Jezus Christus kan spelen dan het passief genieten van informatie.
Als we goed op het gebruik van het woord gedenken in de Schriften letten, zullen we merken dat gedenken op de manier die God bedoelt, een fundamenteel en verlossend beginsel van het evangelie is. Dat is zo omdat profetische aanmoedigingen om te gedenken, vaak een oproep zijn om in actie te komen: luisteren, zien, gehoorzamen, doen, zich bekeren.1 Als we op Gods manier gedenken, overwinnen we de menselijke neiging om ons eenvoudigweg op de kamp van het leven voor te bereiden en die kamp aan te gaan.
Koning Benjamin riep zijn volk op:
‘En ten slotte, ik kan u niet alle manieren vertellen waarop gij zonde kunt begaan, want er zijn allerlei wegen en wijzen, ja, zovele dat ik ze niet tellen kan.
‘Maar dit kan ik u wél zeggen, dat indien gij niet op uzelf let, en op uw gedachten en op uw woorden en op uw daden, en de geboden Gods niet onderhoudt, en niet volhardt in het geloof in hetgeen gij hebt gehoord over de komst van onze Heer, ja, tot het einde van uw leven, dan moet gij verloren gaan. En nu, o mens, denk hieraan en ga niet verloren.’2
Wat moeten we gedenken als we eenmaal we de grote rol van gedenken erkend hebben? Nu we de herinwijding van deze historische tabernakel herdenken, wil ik opperen dat de geschiedenis van de kerk van Jezus Christus en haar leden het waard is om herdacht te worden. In de Schriften krijgt de geschiedenis van de kerk een hoge prioriteit. Eigenlijk is een groot gedeelte van de Schriften kerkgeschiedenis. Op de dag dat de kerk werd georganiseerd, zei God tegen Joseph Smith: ‘Zie, er zal onder u een verslag worden bijgehouden.’3 Joseph gaf gehoor aan die opdracht en stelde Oliver Cowdery, de tweede ouderling in de kerk en zijn hoofdassistent, aan als eerste kerkhistoricus. We houden verslagen bij om ons te helpen gedenken, en vanaf de tijd van Oliver zijn er verslagen bijgehouden over de opkomst en vooruitgang van de kerk. Deze uitzonderlijke historische verslagen herinneren ons eraan dat God opnieuw de hemelen heeft geopend en waarheden heeft geopenbaard om de mensen van onze bedeling tot actie op te roepen.
Van alles wat er in al die jaren door historici is verzameld, bewaard en opgetekend, illustreert niets beter het belang en de invloed van de kerkgeschiedenis dan het eenvoudige en eerlijke verslag dat Joseph Smith van de verschijning van God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus heeft gegeven, wat onze geschiedenisboeken het eerste visioen noemen. In woorden die generaties zendelingen uit het hoofd hebben geleerd en over de hele wereld aan onderzoekers hebben verkondigd, beschrijft Joseph de wonderbaarlijke manier waarop hij antwoord kreeg op zijn vraag welke kerk waar is:
‘[Ik zag] recht boven mijn hoofd een lichtkolom, de helderheid van de zon overtreffend, die geleidelijk neerdaalde tot zij op mij viel.
‘(…) Toen het licht op mij rustte, zag ik twee Personen, wier glans en heerlijkheid elke beschrijving tarten, boven mij in de lucht staan. Een van Hen sprak tot mij, mij bij de naam noemend, en zei, wijzend op de ander: Dit is mijn geliefde Zoon. Hoor Hem!’4
En Joseph hoorde Hem! Miljoenen hebben zijn verslag gehoord, gelezen en geloofd, en hebben het evangelie van Jezus Christus, dat hij heeft helpen herstellen, aanvaard. Ik geloof Joseph Smith en getuig dat hij een waar profeet was. Als ik aan het eerste visioen denk, word ik altijd tot grotere toewijding en daden aangezet.
Niemand heeft meer waardering voor de waarde van de kerkgeschiedenis dan president Gordon B. Hinckley. Wij houden van zijn heerlijke gevoel voor humor, maar zijn gevoel voor geschiedenis is even goed ontwikkeld. Zijn geschriften en toespraken staan vol met inspirerende verhalen en bijzonderheden uit ons verleden. Als onze hedendaagse profeet legt hij bewust nadruk op het verleden en de toekomst om ons te helpen slagen. Door zijn leringen beseffen we dat we door onze herinneringen in staat zijn om Gods hand in ons verleden te zien, net als profetieën en geloof ons verzekeren van Gods hand in de toekomst. President Hinckley herinnert ons eraan hoe gezinnen uit de begintijd van de kerk hun problemen onder ogen hebben gezien zodat wij, door de genade van God, vol vertrouwen onze eigen problemen kunnen aanpakken. Hij houdt ons verleden levend voor ons en verbindt ons op die manier met de mensen, plaatsen en gebeurtenissen die ons geestelijk erfgoed vormen. En op die manier motiveert hij ons tot meer dienstbetoon, geloof en vriendelijkheid.
Op voorbeeldige wijze vertelt president Hinckley ook openlijk uit zijn persoonlijke en familiegeschiedenis. Veel nieuwe zendelingen zijn getroost door de kennis dat president Hinckley aan het begin van zijn zending ontmoedigd raakte en dat aan zijn vader schreef. Hij heeft moedig de korte reactie van zijn vader voorgelezen: ‘Lieve Gordon, ik heb je laatste brief ontvangen. Ik heb maar één suggestie voor je: denk niet aan jezelf en ga aan het werk.’5 Ruim zeventig jaar later zijn we allemaal getuige van de manier waarop president Hinckley die raad ter harte heeft genomen. Zijn betrouwbare karakter en profetische wijsheid zijn voldoende bewijs om de geschiedenis van de kerk net zo goed te gedenken als onze eigen geschiedenis.
Er is nog veel meer te zeggen over herinneringen en gedenkingen in het evangelie van Jezus Christus. We zeggen vaak dat we onze heilige verbonden en de geboden van God indachtig moeten zijn. En we vertellen hoe belangrijk het is om, zoals Hij gevraagd heeft, onze Heiland Jezus Christus altijd indachtig te zijn, niet alleen als het ons uitkomt.6 Wij geven aan dat we Hem altijd indachtig zijn wanneer we aan het avondmaal deelnemen. In ruil wordt ons beloofd dat wij zijn Geest altijd bij ons mogen hebben. Opmerkelijk genoeg is dat dezelfde Geest die onze hemelse Vader heeft gestuurd om ons alles ‘te binnen [te] brengen.’7 Aldus worden we door de Geest gezegend als we goed leven en aan het avondmaal deelnemen, doordat we terechtkomen in een profijtelijk patroon van gedenken, waardoor we steeds opnieuw aan Christus en zijn verzoening denken.
Tot Christus komen en in Hem vervolmaakt worden, is volgens mij het uiteindelijke doel van al onze gedenkingen.8 Daarom bid ik dat God ons zal zegenen om vooral zijn volmaakte Zoon altijd indachtig te zijn, zodat wij niet verloren zullen gaan. Dankbaar getuig ik van de goddelijke aard van Christus en zijn verlossende macht. In de naam van Jezus Christus. Amen.