2007
Vandaag
Mei 2007


Vandaag

We hebben allemaal zijn hulp nodig om te voorkomen dat we uitstellen wat we hier en nu moeten doen om het eeuwige leven te beërven.

Afbeelding

Er schuilt een gevaar in het woord ooit, als men er ‘nu nog niet’ mee wil zeggen. ‘Ooit zal ik mij bekeren.’ ‘Ooit zal ik hem vergeven.’ ‘Ooit zal ik met mijn vrienden over de kerk praten.’ ‘Ooit zal ik tiende gaan betalen.’ ‘Ooit zal ik weer naar de tempel gaan.’ ‘Ooit…’

De Schriften maken het gevaar van uitstel duidelijk. En dat is dat we opeens beseffen dat we geen tijd meer hebben. De God die ons elke keer weer een nieuwe dag vol belofte schenkt, zal ons verantwoordelijk houden. Wij zullen treuren, en ook Hij zal treuren, als we ooit van plan waren geweest om ons te bekeren en Hem te dienen, maar het op de lange baan hebben geschoven en zo onze kansen vergooid hebben. ‘Vandaag’ is een waardevol geschenk van God. De gedachte ‘ooit zal ik’ kan een dief blijken te zijn die ons berooft van mogelijkheden in dit leven en zegeningen in de eeuwigheid.

In het Boek van Mormon staat een plechtige waarschuwing en raad:

‘En nu, zoals ik u reeds heb gezegd, daar gij zovele getuigenissen hebt ontvangen, smeek ik u dus de dag van uw bekering niet tot het einde uit te stellen; want na de dag van dit leven — die ons is gegeven om ons op de eeuwigheid voor te bereiden — zie, indien wij onze tijd in dit leven niet nuttig besteden, dan komt de nacht van duisternis, waarin geen arbeid kan worden verricht.

‘Wanneer gij tot dat vreselijke punt zijt gebracht, kunt gij niet zeggen: ik zal mij bekeren, ik zal tot mijn God terugkeren. Neen, dat kunt gij niet zeggen, want diezelfde geest die uw lichaam in bezit heeft ten tijde dat gij uit dit leven vertrekt, diezelfde geest zal macht hebben om uw lichaam in die eeuwige wereld te bezitten.’1

Vervolgens waarschuwt Amulek dat uitstel van bekering en opschorting van hulp ertoe kan leiden dat de Heer afstand van u neemt.

Maar na die waarschuwing biedt hij hoop: ‘En ik weet dat, omdat de Heer heeft gezegd dat Hij niet in onheilige tempels woont, maar woont in het hart der rechtvaardigen; ja, en Hij heeft eveneens gezegd dat de rechtvaardigen zullen aanzitten in zijn koninkrijk om er niet meer uit te gaan; immers hun klederen zullen wit worden gemaakt door het bloed des Lams.’2

De Schriften staan vol met voorbeelden van wijze dienaren Gods die elke dag koesterden en ervoor kozen om alles te doen wat reiniging teweeg kon brengen. Jozua was er een van: ‘Kiest dan heden, wie gij dienen zult’ zei hij, ‘Maar ik en mijn huis, wij zullen de Here dienen.’3

Als we Hem dienen, wil de Heilige Geest bij ons zijn. En de Heilige Geest reinigt ons van zonde.

Zelfs de Heiland, die zondeloos was, heeft aangegeven hoe belangrijk het is om niet uit te stellen. Hij zei:

‘Wij moeten werken de werken desgenen, die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; er komt een nacht, waarin niemand werken kan.

‘Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht der wereld.’4

De herrezen Heiland is vandaag en voor eeuwig het licht van de wereld. Hij is het die ons uitnodigt om zonder uitstel tot Hem te komen en Hem te dienen. Hij moedigt u en mij als volgt aan: ‘Ik heb lief wie mij liefhebben, wie mij ijverig zoeken, zullen mij vinden.’5

Dat geldt net zozeer voor een dag als voor een heel leven. In alle vroegte bidden en studeren in de Schriften om te weten te komen wat we voor de Heer kunnen doen, bepaalt de koers voor de rest van die dag. Van alle taken die we kunnen kiezen, kunnen we achterhalen welke er voor God het meest toedoet, en derhalve ook voor ons. Ik weet uit ervaring dat zulke gebeden altijd worden verhoord als we met kinderlijke overgave vragen en nadenken, klaar om zonder uitstel zelfs de kleinste dienst te verrichten.

Vaak zal het belangrijkste doen niet gemakkelijk zijn. Dat hoort het ook niet te zijn. God schiep de aarde zodat wij ons konden bewijzen. Het plan is ons in de geestenwereld vóór onze geboorte uitgelegd. We waren daar zo kloekmoedig dat ons vergund werd om hier te leren kiezen tegen verleiding en ons zo voor te bereiden op het eeuwige leven, de grootste van alle gaven Gods. We jubelden toen we hoorden dat de toets uit strikte gehoorzaamheid bestond, zelfs als dat niet eenvoudig was: ‘En wij zullen hen hiermee beproeven om te zien of zij alles zullen doen wat de Heer, hun God, hun ook zal gebieden.’6

Hoewel we wisten dat het een moeilijke toets was, waren we verheugd, omdat we erop vertrouwden dat we die konden doorstaan. We vertrouwden op Jezus Christus, want we wisten dat Hij in de wereld zou komen om ons te redden. Hij zou de dood overwinnen. Wij konden dankzij Hem van zonde gereinigd worden, op voorwaarde dat we ons overgaven aan de kracht van de verzoening.

Ook waren ons bepaalde geruststellende feiten bekend over wat er aan onze reiniging vooraf moest gaan. Alles wat aan die reiniging voorafgaat — de juiste doop, ontvangst van de Heilige Geest door handoplegging van bevoegde priesterschapsdragers, Hem indachtig zijn zodat zijn Geest bij ons kan zijn, en daarna gebodsbetrachting — dat alles zou mogelijk zijn voor de nederigsten onder ons. Het vergde geen superieure intelligentie, geen rijkdom en evenmin een lang leven. En we wisten dat de Heiland ons dichter bij Hem zou brengen en dat Hij de macht zou hebben om ons te hulp te komen als de toets moeilijk zou worden en de verleiding tot uitstel groot. De grote profeet Alma heeft uitgelegd hoe het kan dat Christus daartoe in staat is:

‘En Hij zal uitgaan en pijnen en benauwingen en allerlei verzoekingen doorstaan; en wel opdat het woord wordt vervuld dat zegt dat Hij de pijnen en ziekten van zijn volk op Zich zal nemen.

‘En Hij zal de dood op Zich nemen, om de banden des doods, die zijn volk binden, los te maken; en Hij zal hun zwakheden op Zich nemen, opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen naargelang hun zwakheden.’7

We hebben allemaal zijn hulp nodig om te voorkomen dat we datgene uitstellen wat we hier en nu moeten doen om het eeuwige leven te beërven. Voor de meesten van ons komt de verleiding tot uitstel voort uit een of twee gevoelens. Het zijn elkaars tegenpolen: zelfingenomenheid en ontmoediging. De een is dat we vinden dat we genoeg gedaan hebben; en de andere is dat we vinden dat we onmogelijk meer kunnen doen.

Zelfingenomenheid is voor iedereen een gevaar. Naïeve jongeren hebben er last van wanneer ze denken dat ze straks nog genoeg tijd hebben voor geestelijke zaken. Misschien denken ze dat ze al genoeg gedaan hebben in de korte tijd dat ze leven. Ik weet uit ervaring dat de Heer zo zijn manieren heeft om die jongeren te laten inzien dat hij of zij nú middenin het geestelijke leven staat. Hij zal je laten inzien dat je klasgenoten op je letten. Hij zal je laten inzien dat hun eeuwige toekomst mede gevormd wordt door wat zij jou wel of niet zien doen. Jouw eenvoudige bedankje voor hun goede invloed kan hen meer opbouwen dan je je kunt voorstellen. Als je het aan God vraagt, kan en zal Hij het je laten zien en voelen, waarmee je anderen voor Hem van dienst kunt zijn. Hij heeft hen al op jonge leeftijd op jouw pad gezet.

Zelfs de meest ervaren volwassene kan last hebben van zelfingenomenheid. Hoe langer en harder u in de kerk werkzaam bent, des te gemakkelijker zal de verleider de volgende leugen in uw gemoed willen leggen: ‘U bent toe aan rust.’ Wellicht bent u twee keer jeugdwerkpresidente in uw kleine gemeente geweest. Of u hebt op uw zending lang en hard gewerkt en u zoveel opoffering getroost. Of misschien was u wel de pionier in de kerk waar u woont. Misschien denkt u wel: ‘Nu moet het werk maar door de nieuwe leden gedaan worden. Ik heb mijn deel gedaan.’ U kunt dan in de verleiding komen om te denken dat u ‘ooit’ weer aan de slag zult gaan.

De Heer zal u laten inzien hoe gevaarlijk het is om op uw lauweren te rusten, omdat u vindt dat u genoeg hebt gedaan. Hij liet het mij inzien toen ik een gesprek had met een van zijn dienstknechten op leeftijd. Hij was broos, zijn lichaam verzwakt door jarenlange ijverige arbeid en ziekte. Zijn artsen hadden hem verboden zijn huis te verlaten. Op zijn verzoek bracht ik verslag uit van een reis die ik voor de Heer naar verschillende landen had gemaakt, waarop ik tientallen bijeenkomsten had bezocht, vele gesprekken had gevoerd en hulp aan personen en gezinnen had geboden. Ik vertelde hem dat ik hem uit naam van velen moest laten weten hoe dankbaar ze waren voor al het werk dat hij al die jaren had verricht. Toen vroeg hij of ik binnenkort weer op reis moest. Ik zei hem dat er spoedig weer een lange reis op het programma stond. Hij verraste mij en gaf mij een dosis tegengif tegen zelfingenomenheid die naar ik hoop nooit uitgewerkt zal zijn, toen hij mij bij de arm greep en vroeg: ‘Kan ik niet met je mee?’

Het is moeilijk te zeggen of we genoeg hebben gedaan om de verzoening die verandering in onze natuur te laten aanbrengen die ons het eeuwige leven oplevert. En we weten niet hoeveel dagen we nog hebben om te doen wat nodig is om die grote verandering te laten plaatsvinden. Maar we weten dat we dagen genoeg hebben als we ze maar niet verspillen. Hier is het goede nieuws:

‘En de dagen der mensenkinderen werden verlengd, naar de wil van God, opdat zij zich zouden kunnen bekeren tijdens hun bestaan in het vlees; daarom werd hun staat een proeftijd, en hun tijd werd verlengd overeenkomstig de geboden die de Here God de mensenkinderen gaf.’8

Die geruststelling van de Meester kan diegenen helpen voor wie het allemaal te veel dreigt te worden. Zelfs gebukt onder de moeilijkste beproeving kunt u, als u ten minste de kracht hebt om te bidden, een liefdevolle God vragen: ‘Zegen mij dat ik vandaag iemand kan dienen. Het maakt mij niet uit hoe weinig ik voor U kan doen, maar laat me weten wat ik kan doen. Daar zal ik vandaag gehoorzaam aan zijn. Ik weet dat ik het aankan, met uw hulp.’

Die stille wenk aan u kan zoiets eenvoudigs zijn als iemand vergeven door wie u beledigd bent. Dat kunt u vanuit uw ziekenhuisbed doen. Het kan zijn dat u een hongerige moet gaan helpen. Misschien bent u zelf ook arm en heeft u heel veel te doen. Maar als u besluit om niet te wachten tot u meer kracht en meer geld hebt, en als u om de Heilige Geest als metgezel bidt, zult u bij aankomst weten wat u moet doen en hoe u iemand kunt helpen die nog armer is dan u. Want als u daar aankomt, kan het zijn dat hij aan het bidden was en iemand zoals u uit naam van de Heer verwachtte.

Wie ontmoedigd zijn door de omstandigheden en daarom in de verleiding zijn om te denken dat ze de Heer vandaag niet kunnen dienen, doe ik twee beloften. Hoe moeilijk de zaken er vandaag ook voor staan, het zal er morgen beter uitzien als u er voor kiest vandaag met uw gehele hart te dienen. Misschien dat uw omstandigheden zich niet zo zullen verbeteren als u gewild had. Maar u zult nieuwe kracht krijgen om uw lasten te dragen en hernieuwd vertrouwen dat de Heer voor wie u op pad bent gegaan, zal dragen wat u niet kunt dragen, wanneer uw last u te zwaar wordt. Hij weet hoe Hij dat moet doen. Hij heeft Zich daar lang geleden in bekwaamd. Hij heeft uw ziekten en smarten op zich genomen toen Hij op aarde was, zodat Hij zou weten hoe Hij u bijstand kon verlenen.

De andere belofte die ik u doe is dat als u er vandaag voor kiest Hem te dienen, u zijn liefde zult voelen en Hem meer zult gaan liefhebben. Misschien herinnert u zich deze tekst:

‘Ik zeg u, ik wil dat gij eraan denkt de naam altijd in uw hart gegrift te houden, opdat (…) gij de stem waarmee gij zult worden aangeduid, hoort en kent, en ook de naam waarmee Hij u zal aanduiden.

‘Want hoe kent iemand de meester, die hij niet heeft gediend, en die voor hem een vreemdeling is, en verre is van de gedachten en voornemens van zijn hart?’9

Door Hem vandaag te dienen, zult u Hem beter leren kennen. U zult zijn liefde en waardering voelen. Die zegen zult u niet voor u uit willen schuiven. En als u zijn liefde voelt, zult u Hem meer willen dienen, en daarmee zowel zelfingenomenheid als ontmoediging teniet kunnen doen.

Als u Hem dient zult u de stem waarmee u zult worden aangeduid, duidelijker herkennen. Als u zich aan het eind van de dag ter ruste legt, zullen wellicht de volgende woorden bij u opkomen: ‘Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest.’10 Ik bid om die zegen vandaag, elke dag en ons verdere leven.

Ik weet dat onze hemelse Vader leeft en onze gebeden verhoort. Ik weet dat Jezus de levende Christus is, de Redder van de wereld, en dat we ervoor kunnen kiezen om vandaag vreugde en vrede in zijn dienst te voelen. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Alma 34:33-34.

  2. Alma 34:36.

  3. Jozua 24:15.

  4. Johannes 9:4–5.

  5. Spreuken 8:17.

  6. Abraham 3:25.

  7. Alma 7:11–12.

  8. 2 Nephi 2:21.

  9. Mosiah 5:12–13.

  10. Matteüs 25:21; zie ook vs. 23.

Afdrukken