De Geest van de Tabernakel
De Tabernakel is een banier van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus.
Het is 46 jaar geleden dat ik als assistent van het Quorum der Twaalf Apostelen werd geroepen en dat ik voor het eerst op dit spreekgestoelte stond. Ik was 37 jaar. Ik bevond mij onder de achtbare en wijze profeten en apostelen ‘wier naam’, zoals de lofzang gaat, ‘om eerbied vraagt’ (‘Het heilig woord van liefd’ en deugd’, lofzang 271). Ik wist maar al te goed dat ik nog veel te leren had.
Rond die tijd had ik hier in de Tabernakel een bepalende ervaring. Ik putte er moed en vertrouwen uit.
In die tijd ging er een jeugdwerkconferentie vooraf aan de aprilconferentie. Ik kwam binnen door een van de deuren aan de zuidzijde toen een groot koor van jeugdwerkkinderen het openingslied zong. Zuster Lue S. Groesbeck, lid van het algemeen jeugdwerkbestuur, dirigeerde. Het koor zong:
Eerbiedig en rustig denken wij aan U, o Heer,
eerbiedig en rustig zingen wij U lof en eer,
eerbiedig en rustig, need’rig bidden wij,
dat uw Heil’ge Geest vandaag in ons hartje zij.
(‘Eerbiedig en rustig’, Kinderliedjes, p. 11.)
De organist begreep dat uitmuntendheid nooit de boventoon voert en speelde geen solopartij onder het gezang van de kinderen. Hij liet de jonge stemmetjes vakkundig, bijna onmerkbaar, harmoniëren met een melodie van inspiratie en openbaring. Dat was het bepalende moment. Op dat moment zette zich diep en blijvend datgene vast in mijn ziel wat ik het meeste nodig zou hebben in de jaren die volgden.
Wellicht voelde ik wat de profeet Elia had gevoeld. Hij sloot de hemel in de tijd van de slechte koning Achab en vluchtte naar een grot om met de Heer te zijn:
‘En zie, toen de Here juist zou voorbijgaan, was er een geweldige en sterke wind, die bergen verscheurde en rotsen verbrijzelde, (…) In de wind was de Here niet. En na de wind een aardbeving. In de aardbeving was de Here niet.
‘En na de aardbeving een vuur. In het vuur was de Here niet. En na het vuur [kwam] het suizen van een zachte koelte.
‘Zodra Elia dit hoorde,’ staat er geschreven, ‘omwond hij zijn gelaat met zijn mantel, ging naar buiten en bleef in de ingang van de spelonk staan’ — om met de Heer te spreken (1 Koningen 19:11–13).
Ik voelde mij enigszins zoals de Nephieten zich moeten hebben gevoeld toen de Heer aan ze verscheen: ‘Zij [hoorden] een stem […], die als het ware uit de hemel kwam; en zij wierpen hun blik in het rond, want zij begrepen de stem die zij hoorden niet; en het was geen scherpe stem, evenmin was het een luide stem; maar toch, en ondanks dat het een zachte stem was, doordrong zij hen die haar hoorden tot in hun binnenste, zodat er geen deel van hun lichaam was dat zij niet deed beven; ja, zij doordrong hen tot in de ziel en deed hun hart branden’ (3 Nephi 11:3).
Het is deze stille, zachte stem, die door Elia en de Nephieten gevoeld werd, waarover de profeet Joseph Smith heeft geschreven: ‘Aldus zegt de stille zachte stem, die door alle dingen heen fluistert en ze doordringt’ (LV 85:6).
Op dat bepalende moment begreep ik dat de stille, zachte stem meer wordt gevoeld dan gehoord. Als ik er gehoor aan gaf zou het goed komen met mijn bediening.
Daarna had ik de zekerheid dat de Trooster, de Heilige Geest, er is voor eenieder die ingaat op de uitnodiging om te vragen, te zoeken en te kloppen (zie Matteüs 7:7–8; Lucas 11:9–11, 3 Nephi 14:7–8; LV 88:63). Ik wist dat het goed zou komen. En door de jaren heen is dat ook zo geweest.
Ik leerde ook welke kracht er in muziek zit. Als muziek eerbiedig wordt uitgevoerd dan grenst zij aan openbaring. Soms, denk ik, dat zij niet van de stem des Heren, de stille, zachte stem van de Geest, gescheiden kan worden.
Gewijde muziek heeft haar plaats. En zij wordt op ontelbaar veel plaatsen gehoord. Maar de Tabernakel op Temple Square neemt daarbij een heel aparte plaats in.
Generaties lang begon het Tabernakelkoor zijn wekelijkse uitzending met deze woorden van William W. Phelps:
Stijg’ ons lied nu zoet en teer
want de sabbat is er weer,
voor ’s mensen rust, (…)
opdat hij dankt de Heer,
van zijn goedheid zich bewust.
(‘Stijg’ ons lied nu zoet en teer’, lofzang 101.)
Ruim honderd jaar geleden hield president Wilford Woodruff, toen 91 jaar, een toespraak op dit spreekgestoelte, wat misschien wel zijn laatste is geweest. In het publiek bevond zich de twaalfjarige LeGrand Richards. Zijn vader, George F. Richards (die later tot apostel werd geordend), nam zijn jongens mee naar de Tabernakel om naar de algemene autoriteiten te luisteren. LeGrand is die ervaring nooit vergeten.
Ik ben ruim twintig jaar zeer nauw omgegaan met ouderling LeGrand Richards. Toen hij 96 was, leefde de herinnering aan die boodschap nog steeds voort in zijn hart. Hij kon zich de woorden van president Woodruff niet meer herinneren, maar hij was nooit vergeten hoe hij zich voelde toen ze werden uitgesproken.
Zo nu en dan heb ik de tegenwoordigheid gevoeld van wie deze Tabernakel hebben gebouwd en onderhouden. Wie ons zijn voorgegaan, hebben met muziek en het gesproken woord de eenvoud van het evangelie en het getuigenis van Jezus Christus gehandhaafd. Dat getuigenis was het leidende licht in hun leven.
Er hebben in deze Tabernakel op Temple Square grote gebeurtenissen plaatsgevonden, die de kerk hebben gevormd.
Iedere president van de kerk, met uitzondering van Joseph Smith en Brigham Young, is in een plechtige samenkomst in deze tabernakel steun verleend. En op vergelijkbare wijze wordt de steunverlening jaarlijks herhaald in de algemene conferentie en gedupliceerd in elke ring, wijk en gemeente, naar de openbaring vereist.
De Heer heeft gezegd: ‘Het [zal] niemand […] worden gegeven uit te gaan om mijn evangelie te prediken, of om mijn kerk op te bouwen, tenzij hij is geordend door iemand die het gezag daartoe bezit, en het de kerk bekend is dat hij bevoegd is en door de hoofden van de kerk op de juiste wijze geordend is’ (LV 42:11).
Op die manier kan geen vreemdeling onder ons komen, beweren dat hij gezag heeft en proberen de kerk tot dwaling te brengen.
In 1880 is in dit gebouw de Parel van grote waarde als een van de standaardwerken van de kerk aanvaard.
In dit gebouw zijn ook twee openbaringen aan de standaardwerken toegevoegd, opgenomen in de Leer en Verbonden, afdelingen 137 en 138. Afdeling 137 is een visioen dat de profeet Joseph Smith in de Kirtlandtempel heeft ontvangen en afdeling 138 is een visioen dat president Joseph F. Smith heeft ontvangen over het bezoek van de Heiland aan de geesten van de doden.
In 1979 is in dit gebouw, na jaren van voorbereiding, de kerkuitgave van de King James-bijbel geïntroduceerd.
De nieuwe uitgaven van het Boek van Mormon, de Leer en Verbonden en de Parel van grote waarde zijn hier aan de kerk aangekondigd.
In de algemene conferentie van 1908 las president Joseph F. Smith afdeling 89 van de Leer en verbonden voor — het woord van wijsheid. Daarna spraken hij, zijn beide raadgevers en de president van de Twaalf allen over hetzelfde onderwerp, het woord van wijsheid. Daarna werd deze openbaring met algemene stemming voor alle leden van de kerk bindend verklaard.
Die openbaring begint als volgt: ‘Ten gevolge van de listen en lagen die in de laatste dagen in het hart van samenspannende mensen bestaan en zullen bestaan, heb Ik u gewaarschuwd en waarschuw Ik u van tevoren, door u dit woord van wijsheid door openbaring te geven’ (LV 89:4).
Het is een schild en bescherming voor ons, in het bijzonder voor onze jongeren. Het gaat deel uitmaken van die ‘gehele wapenrusting’ van God, beloofd in de openbaringen, om ze te beschermen tegen de ‘brandende pijlen’ van de vijand (zie LV 27:15–18).
De kerk en haar leden zijn altijd, worden nu, en zullen immer worden belegerd door de vijand. Hij zal de stille, zachte stem overstemmen, zelfs onhoorbaar maken, met luide, dissonerende muziek die doordrenkt is met teksten die niet te begrijpen zijn — of nog erger, met teksten die wel te begrijpen zijn. Hij zal ons behoedzaam op een dwaalspoor brengen met elke verleiding die hij kan bedenken.
In dit gebouw verduidelijkte de Heer de orde van het priesterschap, wat de deur opende, zodat het gebod van de Heiland om het evangelie tot ‘alle natie, geslacht, taal en volk’ (LV 133:37) te nemen, kon worden nagekomen en zijn kerk onder hen gevestigd kon worden.
In dit gebouw kreeg het Boek van Mormon de ondertitel: ‘Eveneens een testament aangaande Jezus Christus’. Daardoor kan iedereen die het boek open doet uit de titel opmaken waar het boek over gaat.
De leringen, de toespraken, de muziek, en de gevoelens en Geest in dit heilige gebouw gingen onverzwakt over naar het geweldige Conferentiecentrum aan de overkant, waar tienduizenden ze horen, ze in tientallen talen worden vertaald en naar de vele vergaderplaatsen over de hele wereld worden gestuurd.
Sterker nog, die Geest komt in de gezinnen van miljoenen en miljoenen heiligen der laatste dagen. In die gezinnen bidden ouders voor het welzijn van hun kinderen. Mannen en vrouwen en, zoals het Boek van Mormon belooft, zelfs kleine kinderen kunnen het getuigenis van Jezus Christus (zie Mosiah 24:22; Alma 32:23; 3 Nephi 17:25) en van de herstelling van het evangelie ontvangen.
Deze Tabernakel op Temple Square is ‘een huis van gebed […], een huis van vasten, een huis van geloof, een huis van heerlijkheid en van God, ja, [zijn] huis’ (LV 109:16). Wie gevraagd wordt te spreken, of tekst, muziek of cultuur te presenteren, zijn verplicht datgene te brengen wat aan de norm voldoet.
De eer van mensen nastreven, leidt ertoe, zo waarschuwen de Schriften ons, dat we worden weggeleid van het enige pad dat we veilig kunnen volgen (zie John 12:43; 1 Nephi 13:9; 2 Nephi 26:29; Helaman 7:21; Mormon 8:38; LV 58:39). En de Schriften laten er geen twijfel over bestaan wat er gebeurt als we ‘naar de eer van mensen [streven]’ (LV 121.35).
Het gaat niet zozeer om wat er in toespraken gezegd wordt, als wel wat er wordt gevoeld. De Heilige Geest kan aan allen die binnen zijn invloedssfeer komen, bevestigen dat de boodschappen waar zijn, dat dit De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen is.
De Tabernakel staat naast de tempel als een anker en is het symbool geworden van de herstelling. Hij is gebouwd door heel arme en heel gewone mensen. Hij is nu wereldvermaard.
Het Tabernakelkoor, vernoemd naar dit gebouw, is al jaren een stem van de kerk. Moge het nooit afdwalen of zichzelf toestaan te worden weggeleid van zijn voornaamste zending, die het al generaties lang vervult.
Generatie na generatie heeft het koor elke uitzending geopend met een inspirerende boodschap, rijk aan beginsel en verankerd in de leerstellingen van de herstelling, beginnend met ‘Stijg’ ons lied nu zoet en teer’ (lofzang 101) en eindigend met ‘Evenals de dauw des hemels’ (lofzang 102).
De Tabernakel geldt in de wereld als een van de belangrijkste centra van goede muziek en cultuur. Maar bovenal geldt hij als een banier van de herstelling van het evangelie van Jezus Christus. Dat eenvoudige getuigenis nestelde zich diep en blijvend in mij, hier in dit gebouw dankzij die eerbiedig zingende, tot openbaring inspirerende jeugdwerkkinderen.
God zegene die gewijde gebouw en alles wat hier plaatsvindt. We zijn zeer dankbaar dat het gerenoveerd en vernieuwd is zonder zijn heilige karakter te verliezen.
Ouderling Parley P. Pratt van het Quorum der Twaalf Apostelen las deze woorden uit afdeling 121 uit de Leer en Verbonden: ‘Laat deugd onophoudelijk uw gedachten sieren; dan zal uw vertrouwen in de tegenwoordigheid van God sterk worden; en de leer van het priesterschap zal zich op uw ziel vormen als dauw uit de hemel.
‘De Heilige Geest zal uw constante metgezel zijn en uw scepter een onveranderlijke scepter van gerechtigheid en waarheid; en uw heerschappij zal een eeuwigdurende heerschappij zijn, en zonder dwang zal die u toevloeien, voor eeuwig en altijd’ (LV 121:45–46).
Diep onder de indruk begon Parley P. Pratt, na te denken over een lofzang die in wezen een gebed is. Jarenlang sloot het koor zijn wekelijkse uitzending met die lofzang af:
Evenals de dauw des hemels
zacht zich op het gras verspreidt,
’t doet herleven, zo vervullend
’t doel van uw voorzienigheid,
Moge zo uw lering, Heiland,
nederdalen op uw kerk,
met uw zegen hier vervullen
uw gebod, uw liefdewerk!
Laat, terwijl wij hier aanbidden,
dauw des levens, naar uw woord,
nederdalen in ons midden
uit uw heilig, hemels woord.
Wil ons smeken nu verhoren,
vul de aarde met uw Geest;
dat de volk’ren U aanbidden
en eens ingaan tot uw feest!
(‘Evenals de dauw des hemels’, lofzang 102.)
Op deze heilige dag van inwijding geef ik eveneens mijn getuigenis dat Jezus de Christus is en dat dit zijn huis is. In de naam van Jezus Christus. Amen.