2007
Geleerde levenslessen
Mei 2007


Geleerde levenslessen

Ik spoor u aan om uw leven onder de loep te nemen. Stel vast waar u zich bevindt en wat u moet doen om de persoon te worden die u wilt zijn.

Ik heb onlangs nagedacht over de vele prachtige ervaringen in mijn leven. Toen ik mijn dankbaarheid uitsprak ten opzichte van mijn hemelse Vader voor deze geweldige zegeningen en mogelijkheden, besefte ik, waarschijnlijk meer dan ooit, hoe belangrijk de vormende jaren van mijn leven zijn geweest.

Veel van de belangrijkste en meest vormende ervaringen in mijn leven situeren zich in mijn tienertijd. Die lessen hebben vervolgens mijn karakter en bestemming bepaald. Als ik die niet had gehad, zou ik nu een ander mens zijn en zou ik me nu op een andere plek bevinden. Vanavond wil ik het graag over enkele van die ervaringen hebben en wat ik daarvan heb geleerd.

Ik zal nooit een bepaalde American football-wedstrijd tegen een andere school vergeten. Ik speelde op de wingback-positie en had de opdracht om de linebacker tegen te houden of om vrij te staan zodat onze quarterback de bal naar mij kon gooien. Ik herinner me deze wedstrijd nog zo goed, omdat mijn directe tegenstander, de man die ik moest afstoppen, een boom van een kerel was.

Ik was niet bepaald de langste sportman in de wereld. Maar mijn directe tegenstander kwam er dicht bij. Ik weet nog dat ik naar hem keek en inschatte dat hij waarschijnlijk twee keer zo zwaar was als ik. Vergeet niet dat wij in die tijd nog niet met de beschermende kleding speelden die tegenwoordig gebruikt wordt. Mijn helm was van leer gemaakt en ik had geen masker.

Hoe meer ik erover nadacht, des te meer ik tot deze ontnuchterende conclusie kwam: als hij mij te pakken kreeg, zou ik mijn team de rest van het seizoen vanuit mijn ziekenhuisbed aanmoedigen.

Gelukkig was ik erg snel. En het grootste deel van de eerste helft was ik hem te vlug af.

Maar één keer lukte dat niet.

Onze quarterback had zich laten terugvallen om de bal te kunnen gooien. Ik stond vrij. Hij gooide de bal, die op mij af kwam vliegen.

Het probleem was dat ik iemand achter mij hard op me af hoorde komen. In een fractie van een seconde dacht ik dit nog: als ik die bal vang, is de kans groot dat ik mijn volgende maaltijd door een slangetje gevoed toegediend zou krijgen. Maar de bal kwam op mij af en mijn team rekende op mij. Dus stak ik mijn handen uit en (…) op het allerlaatste moment (…) keek ik op.

Daar was de bal.

Hij heeft mijn handen nog geraakt. Ik weet nog dat ik hem klemvast probeerde te krijgen. Maar toen viel de bal op de grond. Wat er daarna precies is gebeurd, weet ik niet meer, omdat die reus me zo hard tegen de grond smakte, dat ik niet meer wist op welke planeet ik me bevond. Wat ik me nog wel herinner was een diepe stem, die uit de donkere nevel tegen mij sprak: ‘Dat heb je ervan als je voor het verkeerde team speelt.’

William McKinley Oswald was mijn coach. Hij was een uitstekende coach die een grote invloed op mijn leven heeft gehad. Maar ik denk dat hij zijn methode om spelers te motiveren van een drilmeester in het leger had geleerd.

In de rust herinnerde coach Oswald het hele team eraan dat ik de bal had laten vallen. Toen wees hij naar mij en zei: ‘Hoe kon je dat nou doen?’

En hij sprak niet zachtjes.

‘Ik wil weten waarom je die bal liet vallen.’

Ik stamelde even en besloot toen de waarheid te spreken. ‘Ik keek niet naar de bal’, zei ik.

De coach keek naar me en zei: ‘Inderdaad, je keek niet naar de bal. Laat dat nooit meer gebeuren. Door dat soort fouten verlies je wedstrijden.’

Ik had respect voor coach Oswald en hoewel ik me verschrikkelijk voelde, besloot ik te doen wat de coach had gezegd. Ik nam me voor om altijd mijn oog op de bal te houden, ook als dat betekende dat ik door de reus van het andere team verpletterd zou worden.

We gingen het veld op voor de tweede helft. De score ging gelijk op, en hoewel we goed speelden stonden we tegen het eind van de wedstrijd met vier punten achter.

De quarterback riep mijn nummer voor de volgende spelhervatting. Ik nam mijn positie in en weer stond ik vrij. De bal kwam op me af. Maar deze keer stond de reus voor me op een plek waar hij de bal zou kunnen vangen.

Hij strekte zijn armen uit, maar de bal vloog tussen zijn handen door. Ik sprong hoog op, bleef naar de bal kijken, greep ernaar en ving hem op voor de winnende touchdown.

Ik kan me niet veel meer herinneren van het feest erna, maar ik kan me nog wel de uitdrukking op het gezicht van coach Oswald voor de geest halen.

‘Je hebt goed naar de bal gekeken’, zei hij.

Ik geloof dat ik een week lang heb lopen glimlachen.

Ik heb veel grote mannen en vrouwen leren kennen. Hoewel zij verschillende achtergronden, talenten en inzichten hebben, hebben ze dit gemeen: ze werken ijverig en standvastig om hun doelen te bereiken. Het is gemakkelijk om afgeleid te worden en de belangrijke zaken in het leven uit het oog te verliezen. Ik heb geprobeerd de les die ik van coach Oswald heb geleerd niet te vergeten en prioriteiten te stellen, zodat ik de zaken die echt belangrijk zijn niet uit het oog zal verliezen.

Ik spoor u aan om uw leven onder de loep te nemen. Stel vast waar u zich bevindt en wat u moet doen om de persoon te worden die u wilt zijn. Stel inspirerende, edele en rechtschapen doelen waardoor uw voorstellingsvermogen en het enthousiasme in uw hart worden aangewakkerd. En verlies ze dan niet uit het oog. Werk er voortdurend aan om die doelen te bereiken.

‘Als iemand vol vertrouwen zijn dromen probeert te verwezenlijken,’ schreef Henry David Thoreau, ‘en het leven probeert te leiden wat hij zich heeft voorgesteld, zal hij buitengewoon succesvol zijn.’1

Met andere woorden: verlies de bal niet uit het oog.

Een andere les die ik op het voetbalveld kreeg, leerde ik onder een kluwen van maar liefste tien spelers. We speelden om het kampioenschap van de Rocky Mountain Conference en ik moest naar voren rennen om de touchdown te scoren waardoor we een voorsprong zouden krijgen. Ik ving de bal en dook naar de lijn. Ik wist dat ik dicht bij de doellijn was, maar niet precies hoe dichtbij. Hoewel ik onder een kluwen spelers lag, kon ik als ik mijn vingers uitstrekte, de lijn voelen. Die was slechts vijf centimeter bij me vandaan.

Op dat moment kwam ik in de verleiding om de bal naar voren te duwen. Dat had ik kunnen doen. En als de scheidsrechters de spelers van de stapel zouden trekken, zou ik de held zijn. Niemand zou het ooit weten.

Van jongs af aan had ik van dit moment gedroomd. En nu was de lijn zo dichtbij. Maar toen dacht ik aan de woorden van mijn moeder. Ze had zo vaak gezegd: ‘Joseph, doe altijd het goede, wat de gevolgen ook zijn. Doe het goede, dan komt alles op z’n pootjes terecht.’

Ik wilde zo graag die touchdown scoren. Maar ik had een groter verlangen om een held in de ogen van mijn moeder te zijn dan in de ogen van mijn vrienden, Dus liet ik de bal liggen — vijf centimeter van de achterlijn.

Ik besefte toen nog niet wat een belangrijke ervaring dat was. Als ik de bal had verplaatst, was ik op dat moment een kampioen geweest, maar voor de beloning van tijdelijke roem had ik uiteindelijk een veel te hoge prijs moeten betalen. Dan had mijn geweten een deuk opgelopen, een litteken dat mijn verdere leven zichtbaar was geweest. Ik wist dat ik het goede moest doen.

Met het licht van Christus kunnen we goed van kwaad onderscheiden. Als we de zachte stem van ons geweten door verleidingen laten verdringen, wordt het moeilijk om beslissingen te nemen.

Mijn ouders hebben me geleerd om snel met verleidingen af te rekeningen en meteen en nadrukkelijk ‘Nee!’ te zeggen. Ik moedig u aan om dat ook te doen. Ga verleiding uit de weg.

Een andere les die ik heb geleerd, is de vreugde van dienstverlening. Ik heb al eens eerder verteld dat mijn vader, die bisschop van onze wijk was, mij meenam om voedsel en andere benodigdheden bij behoeftige leden af te geven. Hij was niet de enige die het verlangen had om mensen in nood te helpen.

75 jaar geleden presideerde bisschop William F. Perschon de vierde wijk in de ring Pioneer in Salt Lake City. Hij was een Duitse immigrant, een bekeerling, en hij had een sterk accent. Hij was een goed zakenman, maar wat hem vooral onderscheidde was zijn grote liefde voor anderen.

Iedere week tijdens de priesterschapsvergadering liet bisschop Perschon de Aäronisch-priesterschapsdragers de volgende woorden opzeggen: ‘Priesterschap is dienen. Als priesterschapsdrager zal ik dienen.’

Voor ons was het meer dan een slogan. Als weduwen hulp nodig hadden, stonden bisschop Perschon en de Aäronische priesterschap klaar. Toen er een kerkgebouw werd gebouwd, stonden bisschop Perschon en de Aäronische priesterschap klaar. Toen de suikerbieten en aardappelen op de welzijnsboerderij geoogst moesten worden stonden bisschop Perschon en de Aäronische priesterschap klaar om te helpen.

Later was William Perschon werkzaam in het ringpresidium, waar hij invloed had op de jonge bisschop Thomas S. Monson. In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd bisschop Perschon geroepen om het zendingsgebied Zwitserland-Oostenrijk te presideren. Hij speelde een belangrijke rol in de bouw van de eerste tempel ‘overzee’, in Bern (Zwitserland).

Je kon niet aan bisschop Perschon denken zonder te denken aan zijn zorg en liefde voor anderen en zijn onvermoeibare toewijding om anderen die eigenschap bij te brengen. Van de jongemannen die hij als bisschop in de Aäronische priesterschap gepresideerd heeft, zijn 29 uiteindelijk zelf bisschop geworden. Tien zijn lid van een ringpresidium geweest. Vijf zijn zendingspresident geworden, drie tempelpresident en twee algemeen autoriteit.2

Dat is de kracht van een groot leider, broeders. Dat is de kracht van dienstverlening.

Hoewel ik dat toen niet volledig begreep, weet ik nu dat deze lessen — en vele anderen die ik als jongere heb geleerd — het fundament zijn waarop de rest van mijn leven is gebouwd.

We hebben allemaal gaven van de Geest. Sommigen zijn gezegend met de gave van geloof, anderen met de gave van genezing. In de kerk zijn alle gaven van de Geest aanwezig. Een van de gaven van de Geest waar ik het meest dankbaar voor ben, is dat ik met een gehoorzame geest ben gezegend. Als ik verstandige raad van mijn ouders of kerkleiders kreeg, luisterde ik en probeerde ik die raad met mijn gedachten en daden te verweven.

Broeders van de priesterschap, ik spoor u aan om de gave van een gehoorzame geest te ontwikkelen. De Heiland heeft gezegd: ‘Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man (…). En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man.’3

Hoe kunnen weten of we verstandig of dwaas zijn? Als we geïnspireerde raad krijgen, luisteren we ernaar. Dat is het verschil tussen verstandig en dwaas.

Wat hebben we eraan als we verstandige raad wel horen, maar die niet in praktijk brengen? Of wat hebben we aan ervaringen als we er niets van leren? Wat hebben we aan de Schriften als we die teksten niet koesteren en ze toepassen in ons leven?

President Gordon B. Hinckley heeft beloofd: ‘[Onze hemelse Vader] zal diegenen die zijn geboden onderhouden met zegen overladen.’4

Dat kan ik beamen.

Ik getuig dat Jezus de Christus is, de Heiland van alle mensen. Ik getuig dat God nabij is. Hij geeft om ons, zijn kinderen, en heeft ons lief. Profeten, zieners en openbaarders geven leiding aan de groei van de herstelde Kerk van Jezus Christus. President Gordon B. Hinckley is de hedendaagse profeet van de kerk en de wereld.

Ik ben mijn Schepper dankbaar voor dit geweldige leven, waarin wij allemaal de kans krijgen om lessen te leren die we op geen enkele andere manier volledig kunnen begrijpen.

Geliefde broeders, mogen wij rechtschapen doelen stellen en eraan werken die te bereiken, mogen wij het goede doen en mogen wij liefdevol de hand naar onze naasten uitsteken. Dit bid ik en daarvan getuig ik in de naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Walden, J. Lyndon Shanley (red, 1971), p. 323.

  2. Brief van ouderling Glen L. Rudd aan president Thomas S. Monson, 5 februari 1987.

  3. Matteüs 7:24, 26.

  4. ‘This Is the Work of the Master’, Ensign, mei 1995, p. 71.