Joseph Smith en het boek Openbaring
De profeet Joseph Smith heeft enkele verborgenheden rondom het boek Openbaring opgehelderd en het belang ervan in onze tijd aangetoond.
Het boek Openbaring werd in de eerste eeuw n.C. opgetekend. Het was echter het laatste boek van het Nieuwe Testament dat als canoniek (gezaghebbende Schriftuur) erkend werd. Sommige christelijke geleerden in latere eeuwen trokken het auteurschap van het boek in twijfel en maakten bezwaar tegen bepaalde leerstellingen erin (zoals die over het millennium, of dat mensen naar hun werken geoordeeld worden). Ook vonden ze de toespelingen op het Oude Testament en de visionaire schrijftrant te vreemd en te afwijkend van andere geschriften in het Nieuwe Testament.
Maar zekere onbetwistbare feiten hebben ertoe geleid dat het boek algemeen aanvaard werd. Zo vermeldden veel vroegchristelijke schrijvers het boek Openbaring en schreven het aan de apostel Johannes toe. Ze citeerden er in hun geschriften uitgebreid en goedkeurend uit. Diverse andere boeken die unaniem als canoniek beschouwd werden, konden niet op dergelijk bewijs bogen.
Aan het begin van de negentiende eeuw, toen God Joseph Smith als de profeet van de herstelling riep, was het boek Openbaring in vrijwel alle versies van de Bijbel opgenomen en werd er veel in gelezen. De beeldspraak van Johannes’ visioen sprak menigeen tot de verbeelding. Dat gaf aanleiding tot veel uiteenlopende uitleggingen, wat vandaag de dag nog steeds het geval is.
Als profeet van de bedeling van de volheid der tijden was Joseph Smith in een unieke positie om licht op het boek Openbaring te werpen. Hij kon het boek toegankelijker en begrijpelijker maken. Dat deed hij op ten minste twee manieren: (1) hij legde bepaalde delen van het boek Openbaring uit en breidde de algehele context uit, en (2) hij ontdeed het van de mystiek.
Uitleggen en uitbreiden
Het beste voorbeeld van Joseph Smith als uitlegger van het boek Openbaring is te vinden in Leer en Verbonden 77. Deze openbaring werd in maart 1832 ontvangen en bestaat uit vragen en antwoorden aangaande bepaalde verzen in Openbaring 4–11. De profeet heeft gezegd dat deze uitleg aan hem geopenbaard werd terwijl hij met zijn geïnspireerde vertaling van de Bijbel bezig was (zie inleiding van LV 77).
De vragen zijn tamelijk direct. Ze komen neer op: ‘Wat betekent dit?’ en ‘Wanneer gebeurt dat?’ De antwoorden zijn eveneens direct, maar niet altijd uitgebreid. De door de profeet Joseph Smith gezochte en verkregen antwoorden rekenen met sommige speculatieve interpretaties af. Ze laten ons in algemene zin zien hoe het visioen van Johannes op het werk in de laatste dagen betrekking heeft.
Deze openbaring maakt ons bijvoorbeeld duidelijk dat de zeven zegels in het boek die Johannes vanaf hoofdstuk 5 van Openbaring beschrijft, zeven belangrijke perioden in de geschiedenis van de aarde aanduiden. De laatste twee zegels hebben met onze tijd en later van doen (zie LV 77:6–7). Dat geeft ons meer inzicht in de reden waarom het visioen van Johannes zo veel langer bij het zesde en zevende zegel stilstaat. Joseph Smiths openbaring onthult vervolgens hoe sommige figuren in het zesde zegel (de vier engelen en de honderdvierenveertigduizend verzegelde dienstknechten uit de stammen van Israël) met het werk van de herstelling en de vergadering in de laatste dagen te maken hebben (zie LV 77:9–11).
Die verhelderende openbaring was uiteraard niet het enige wat de profeet Joseph Smith door zijn vertaling van de Bijbel aan ons begrip van het boek Openbaring bijgedragen heeft. Bij het werk werd hij soms geïnspireerd om de tekst eenvoudigweg duidelijker weer te geven1. Maar hij werd ook vaak geïnspireerd om tekst toe te voegen of te herzien, om parallellen te trekken met andere Schriftteksten zodat ze elkaar kracht bijzetten.2 Een deel van Joseph Smiths werk aan de Bijbel lijkt dan ook het verweven van die gemeenschappelijke draden met de verschillende Schriftuurlijke boeken voor een uniforme weergave van leringen en profetieën geweest te zijn. Het boek Openbaring was in dat opzicht geen uitzondering.
Daarnaast breidde Joseph Smith de context van het boek Openbaring op basis van andere openbaringen en vertalingen uit. Hij liet zien dat het boek een patroon van panoramische visioenen volgt die door de eeuwen heen aan meerdere profeten getoond zijn. In het Boek van Mormon en de Parel van grote waarde staat dat Nephi, de broeder van Jared, Mozes en Henoch allemaal soortgelijke visioenen hadden waarin ze de hele geschiedenis van het mensdom, inclusief het einde van de wereld, zagen. We komen er ook in te weten dat die andere profeten het einde van de wereld weliswaar aanschouwden, maar dat hun verboden werd dit aan de wereld bekend te maken omdat Johannes er in het voorsterfelijke leven toe geordend was om het op te tekenen (zie 1 Nephi 14:25–26). Het Boek van Mormon, dat door toedoen van de profeet Joseph Smith voortgebracht is, leert ons dus dat het de bedoeling was dat we Johannes’ beschrijving hebben van de gebeurtenissen die tot de wederkomst van Jezus Christus leiden, en dat die de moeite van het bestuderen waard is.
Het overkoepelende thema van het boek Openbaring wordt ons duidelijker dankzij het aanvullende licht dat Joseph Smith geopenbaard kreeg: dat ‘God uiteindelijk op aarde over de duivel zal zegevieren — een blijvende overwinning van het goede over het kwade, van de heiligen over hun vervolgers, van het koninkrijk van God over de koninkrijken van mensen en van Satan. […] De overwinning [zal] door Jezus Christus bewerkstelligd worden.’3 Daarnaast beklemtoonde Joseph Smith dat de boodschap in Openbaring is dat onze hoop op Jezus Christus gericht is. We komen er ook door te weten dat we de wereld door getrouwheid aan Hem en zijn werk in de laatste dagen kunnen overwinnen.
Ontdoen van mystiek
In een conferentie van de kerk op 8 april 1843 zei de profeet Joseph Smith: ‘Het boek Openbaring is een van de duidelijkste boeken die God heeft laten schrijven.’4 Die woorden zullen zijn toehoorders wellicht vreemd in de oren hebben geklonken, omdat die tegen hun ervaringen met het boek indruisten. Wat bedoelde de profeet er dan mee?
Hoewel Joseph Smith bepaalde verborgenheden in het boek Openbaring zeker verduidelijkt heeft, lijkt hij het boek in die redevoering ook van een bepaalde mystiek te hebben willen ontdoen. Hij toonde bijvoorbeeld aan dat de cryptische beeldspraak in het boek niet altijd zo cryptisch is als we wellicht denken. En dat een Schrifttekst in ondoorgrondelijke beeldspraak is vervat, wil nog niet zeggen dat deze voor ons meer belang of betekenis heeft.
Elders in de toespraak gaf Joseph Smith bijvoorbeeld aan dat we het boek Openbaring nauwkeurig moeten lezen. Dan zal blijken dat er beperkingen aan sommige uitleggingen zijn. Hij wees erop dat de eerste drie hoofdstukken van het boek over de tijd van Johannes gaan en ‘wat spoedig moet geschieden’ (Openbaring 1:1). De rest van het boek gaat over ‘wat hierna moet geschieden’ (Openbaring 4:1), ofwel na de tijd van Johannes.5 Door de mogelijke toepassing van de beeldspraak in deze delen van het boek te beperken, doen de genoemde tijdsperioden iets van de vermeende mystiek af.
Joseph Smith heeft bovendien verklaard dat een dier soms gewoon een dier is. Hij zette uiteen dat de dieren die Johannes in de hemel zag (zie Openbaring 4:6) in feite […] dieren in de hemel waren. De profeet gaf daarmee te kennen dat de beschrijvingen die Johannes van zijn visioenen gaf in elk geval soms letterlijk zijn, terwijl andere figuurlijk zijn.6 Ook zette hij een beginsel aangaande dergelijke figuren uiteen:
‘Wanneer God een visioen van een beeld of dier of welk symbool dan ook geeft, acht Hij Zich steeds gebonden een openbaring of uitlegging van de betekenis ervan te geven; anders zouden wij niet verantwoordelijk kunnen zijn voor ons geloof in dat visioen. Wees niet bang dat u verdoemd zult worden omdat u de betekenis van een visioen of symbool niet kent, als God geen openbaring of uitlegging aangaande het onderwerp gegeven heeft.’7
Het gaat er bij onze studie van de Schriften niet om de uitleg van elk detail van mystieke visioenen te kennen. De verborgenheden in het figuurlijke taalgebruik van de profeten zijn niet gelijk aan de verborgenheden van God, die gegeven worden aan iemand ‘die zich bekeert en geloof oefent en goede werken voortbrengt en voortdurend, zonder ophouden, bidt’ (Alma 26:22).
Door het boek Openbaring van een bepaalde mystiek te ontdoen, heeft de profeet mogelijke afleidingen weggenomen van waar het in het evangelie van Jezus Christus werkelijk om gaat. Het visioen van Johannes geeft ons uiteraard belangrijke informatie over de laatste dagen: de afval en de herstelling, de wederkomst van Jezus Christus, zijn overwinning op de duivel, zijn millenniaanse bestuur, de opstanding en het laatste oordeel. Die zaken kunnen ons van nut zijn om de waarheid te vinden en de wil van de Heer de volgen. Maar als we hardnekkig aan een bepaalde uitleg van een beschreven figuur in dat visioen vasthouden, veronachtzamen we wellicht zaken die er werkelijk toe doen.8
Als we het boek Openbaring bestuderen en ons voordeel doen met het leerzame licht dat de profeet Joseph Smith erop heeft laten schijnen, zien we beter waar we ons in het grootse panorama van de wereldgeschiedenis en van Gods bemoeienissen met zijn kinderen bevinden. Met die kennis zien we het belang van ons eigen getuigenis van Jezus Christus, en van onze onverdeelde deelname aan zijn werk in de laatste dagen beter in. Dan kunnen wij de wereld overwinnen en, met Christus, alle dingen van de Vader beërven (zie Openbaring 3:21; 21:7).