2015
Vroegtijdig van zending terugkeren
December 2015


Vervroegd van zending terugkeren

De auteur woont in Utah (VS).

Toen ik het opleidingscentrum voor zendelingen binnenging had ik er geen flauw benul van dat mijn zending heel anders zou verlopen dan ik me voorgesteld had.

Women walking along a dirt road.  She is carrying a suitcase and umbrella

Foto-illustraties Massonstock/iStock/Thinkstock

Het ontvangen van mijn zendingsoproep was een van de heftigste en heerlijkste momenten van mijn leven. Ik had op mijn achttiende een getuigenis van het evangelie ontvangen en had voordien veel over een zending nagedacht. Toen ik mijn oproep kreeg om in het zendingsgebied Taichung (Taiwan) te dienen, wist ik dat dat voor mij de juiste plek was, en ik was enthousiast.

Ik las dagelijks in de Schriften, ging naar de cursussen tempel- en zendingsvoorbereiding en probeerde zelfs Mandarijn te leren. Ik was enig kind en wist dat mijn zending niet alleen mijzelf, maar ook mijn ouders en mijn hemelse Vader eer zou aandoen. Op de dag dat ik het opleidingscentrum voor zendelingen binnenging, dacht ik dat er het komende anderhalf jaar niets fout kon gaan. Ik was heel enthousiast voor alles wat ik zou meemaken: van bekeerlingen tot de Taiwanese keuken waarover ik zoveel gehoord had. Toen ik het opleidingscentrum voor zendelingen binnenging had ik er geen flauw benul van dat mijn zending heel anders zou verlopen dan ik me voorgesteld had.

Ziekte

Toen ik ongeveer vier maanden op zending was, begon ik pijn te krijgen — niet alleen als we fysieke inspanningen zoals fietsen of lichaamsbeweging deden, maar ook als ik sliep of studeerde. Ik begon snel gewicht te verliezen. Ik werd zelfs ziek als ik water dronk. De dokters konden niet vinden wat er met me aan de hand was. Ik had geen parasieten of virussen. Mijn zendingspresident, mijn collega en ikzelf snapten niet waarom ik steeds zieker werd.

In de daaropvolgende maand bleef ik zo sterk in het geloof dat ik er zelf van stond te kijken. Hoewel het niet liep zoals ik wilde, was ik ervan overtuigd dat als ik harder werkte, sneller fietste en met iedereen in mijn gebrekkige Chinees praatte, God me op wonderbaarlijke wijze zou genezen. Ik geloofde de verhalen over Christus die de zieken genas en de doden opwekte, en geloofde met heel mijn hart dat Hij dat ook voor mij — een zwakke, maar enthousiaste zendelinge — zou doen. Toen mijn collega en ik op zekere zondag naar de kerk fietsten om er met een onderzoeker te spreken, werden de pijn en stuiptrekkingen in mijn hele lichaam ondraaglijk. Bij aankomst in de kerk vroeg ik de ouderlingen om me een zalving te geven. En dat hielp. De dagen gingen voorbij en de zalvingen en gebeden om me te genezen, vonden steeds vaker plaats.

De zwaarste dag van mijn zending was toen ik op een ochtend in de branderige Taiwanese hitte wakker werd en besefte dat ik niet genoeg kracht had om uit bed te komen. Op dat moment wist ik dat ik niet lang meer zendeling zou zijn. Mijn zendingspresident kwam me bezoeken en praatte met me. We bespraken de mogelijkheden en na veel gebed en vele tranen bevestigde de Geest dat ik naar huis moest gaan en aan mijn herstel moest werken.

Vroegtijdige thuiskomst

In plaats van met ballonnen en bordjes met ‘Welkom thuis’ ontvangen te worden, werd ik in een rolstoel uit het vliegtuig gehaald. Mijn bezorgde ouders brachten me meteen naar de spoedafdeling van het ziekenhuis. Dat was het begin van maandenlange onderzoeken, maar de dokters konden niets vinden. Bovendien zeiden mensen met goede bedoelingen dingen zoals: ‘Wanneer ga je terug naar je zendingsgebied?’ ‘Ga je thuisblijven?’ ‘Misschien was het wel de bedoeling dat je trouwde.’ ‘Misschien was op zending gaan de verkeerde beslissing.’

Ik schaamde me en was verward. Was ik Gods liefde waardig? Waarom overkwam mij dit? Ik had toch ijverig gediend? Was ik geen goede zendeling? Luisterde God naar me? Zouden mijn leeftijdgenoten vanwege mijn ‘gebrekkige’ zending op me neerkijken?

Het daaropvolgende half jaar worstelde ik met mijn getuigenis en ik voelde me daar schuldig over. Ik vroeg me af of ik buiten de genade stond en of mijn hemelse Vader me echt liefhad. Hoewel ik me langzaamaan beter voelde, voelde ik me anders dan vóór mijn zending. En ik kon het niet opbrengen om verder te gaan met mijn leven.

Op zekere avond sprak ik met een goede vriend. Hij had de pijn en het verdriet van een vroegtijdige thuiskomst vanwege ziekte ook ervaren, en bereidde zich voor om naar zijn zending terug te keren. Ik weet nog dat ik die avond voor het eerst in een half jaar gemoedsrust had. De Geest fluisterde me in: ‘Je moet teruggaan.’ Ik was zo opgelucht omdat ik eindelijk wist welke richting ik moest opgaan. Ik ging de volgende dag met mijn bisschop praten. Vervolgens schreef ik een vurige brief aan de afdeling zendingswerk, waarin ik vroeg of ik naar het zendingsveld mocht terugkeren. Mijn verzoek werd ingewilligd en een maand later droeg ik mijn naamplaatje weer.

Maar na een half jaar kreeg ik opnieuw dezelfde gezondheidsklachten. Ik weet nog dat ik na uren onderzoek en injecties ijlend in een ziekenhuisbed lag. Ik kon het gewoon niet geloven. Dit keer wist ik dat mijn zending voorbij was. Met tranen van teleurstelling in de ogen hoorde ik mijn wijze zendingspresident zeggen: ‘Zuster Romanello, je hebt de Heer dubbel zoveel liefgehad omdat je teruggekomen bent.’ Ik putte erg veel troost uit zijn woorden. Toen ik ditmaal het vliegtuig huiswaarts instapte, beloofde ik mijn hemelse Vader dat ik getrouw zou blijven, ook al kreeg ik geen antwoorden.

Genezing door de verzoening van Christus

Photo of a woman standing in a field.  She is looking upward and holding an umbrella.

Mijn thuiskomst is nu iets meer dan twee jaar geleden. Mijn gezondheid laat nog steeds te wensen over. Het ontbreekt mij aan het uithoudingsvermogen en de energie die ik vóór mijn zending had. De dokters weten nog steeds niet wat er met me aan de hand is. Het is niet makkelijk om een teruggekeerde zendelinge te zijn die haar zending niet heeft kunnen afmaken. Maar desondanks heb ik al mijn geweldige bekeerlingen lief. Ik heb tijd nodig gehad om met mijzelf in het reine te komen en tot het besef te komen dat mijn korte zending net zo waardevol was als een zending van anderhalf of twee jaar voor andere zendelingen.

De Heer heeft me veel gelegenheden gegeven om met anderen te praten die het trauma van een onverwachte terugkeer moesten verwerken. Ik weet dat mijn hemelse Vader me op hun pad gebracht heeft om tot hen te getuigen en hen te laten inzien dat vroegtijdig thuiskomen vanwege gezondheidsproblemen niet iets is wat je geheim moet houden. Je moet erover praten.

Toen ik de eerste keer thuiskwam, ervoer ik hoe het was om mijn geloof te verwaarlozen, maar de tweede keer ervoer ik hoe het was om getrouw te blijven. Ik bleef de basisdingen doen: de Schriften bestuderen, het instituut bijwonen, aan de kerkbijeenkomsten deelnemen en mijn roepingen uitvoeren. Ik bad vaak om te weten waarom alles zo gegaan is. Ik stopte met mezelf en mijn hemelse Vader de schuld te geven. Als ik nu terugkijk op mijn leven sinds mijn thuiskomst en de gesprekken die ik gehad heb met mijn Chinese broeders en zusters die hier wonen, ben ik ervan overtuigd dat het allemaal een eeuwige bedoeling had.

Ik vind Mosiah 5:15 mooi: ‘Welnu, ik wil dat gij standvastig en onveranderlijk zijt, te allen tijde overvloedig in goede werken, opdat Christus, de Here God, de Almachtige, u als de zijne zal verzegelen, en gij naar de hemel zult worden gevoerd, en gij het eeuwigdurend heil en het eeuwige leven zult hebben door de wijsheid en macht en gerechtigheid en barmhartigheid van Hem die alle dingen heeft geschapen, in de hemel en op aarde, die God is boven alles.’

Ik geloof dat als ik mijn leven aan de Heer blijf toewijden, ik eeuwig gezegend zal worden. Zo weet ik dat ik door de verzoening van Jezus Christus genezen ben, want hoewel mijn lichaam niet volledig genezen kon worden, is mijn hart nog nooit zo gezond of bereid geweest om de zaak van de Meester te dienen.