2015
Mijn kerstwonder
December 2015


Onder heiligen der laatste dagen

Mijn kerstwonder

Joan Burton Stott (Californië, VS)

In het najaar van 1968 vroeg onze bisschop aan mijn ouders of ze geld aan de bouw van de Provotempel (Utah) wilden bijdragen. Dat doen wijken tegenwoordig niet meer, maar in die tijd was dat gebruikelijk. Mijn vader zegde duizend dollar toe. Dat lijkt misschien niet veel geld, maar dat was het voor ons wel. Mijn vader had twee banen om een studerende zoon, een zoon op zending en vijf kinderen thuis van te onderhouden.

Toen mijn vader ons voor een gezinsraad bijeenriep en vertelde dat hij duizend dollar toegezegd had voor de tempel, dacht ik nog: je had net zo goed een miljoen dollar kunnen toezeggen, want beide bedragen zijn onhaalbaar. Ik kon niet geloven dat hij zoveel toegezegd had, en we hadden geen vier maanden de tijd meer om het geld bijeen te brengen.

We kozen vier manieren uit om aan geld te komen: we zouden met Kerstmis geen cadeaus geven en het uitgespaarde geld doneren; mijn zussen en ik zouden ons oppasgeld doneren; mijn broertje zou klusjes doen om geld te verdienen; en als gezin zouden we een paar weken lang op een boerderij in de buurt dagelijks appels plukken en de opbrengst doneren.

We verpakten een schoenendoos in cadeaupapier voor onze bijdragen, plakten er platen van een tempel en van Jezus Christus op, en plaatsten de doos op een tafeltje. We raakten steeds enthousiaster naarmate onze donaties toenamen. Onze focus ging van de cadeaus die we wilden naar ons geschenk aan de Heiland. Ik had zoveel waardering voor de gave die Hij aan Gods kinderen gegeven had — zijn leven — dat ik Hem iets terug wilde geven.

Appels plukken bleek de moeilijkste en fijnste manier te zijn om geld te verdienen. Het was ontzettend vermoeiend, maar we werden gesterkt en beloond terwijl we als gezin samen tijd doorbrachten. We begonnen ‘in eenheid en in liefde jegens elkaar’ samengevoegd te worden (Mosiah 18:21).

Bij het naderen van de kerstdagen nam ik geregeld een kijkje in de doos met donaties maar was steeds weer teleurgesteld. Ondanks onze inspanningen was ons doel nog ver weg.

Ik voelde me echter geweldig over ons besluit om elkaar geen cadeaus te geven. Ik wist wel dat onze offers klein waren, maar ik geloofde dat de Heiland er blij mee zou zijn.

Op een dag kondigde mijn vader aan dat we ons doel bereikt hadden en dat hij het geld geschonken had. Ik ben er nooit achter gekomen hoe we de rest zo snel bijeen hebben gekregen.

De inlossing van papa’s toezegging die Kerstmis was wonderbaarlijk. Maar voor mij was het echte wonder dat ik door te geven in plaats van te ontvangen dichter tot de Heiland kwam. Dat was beter dan enig kerstcadeau dat ik had kunnen ontvangen. Zeven jaar later kreeg ik het geschenk terug toen ik aan een altaar in de Provotempel geknield zat om voor tijd en eeuwigheid aan mijn man verzegeld te worden.