2004
Slotwoord
Mei 2004


Slotwoord

Moge ons getuigenis van de grote fundamentele beginselen van dit werk (…) een lichtend voorbeeld van ons leven en ons gedrag zijn.

Broeders en zusters, het zit er bijna op. Nu we deze historische conferentie afsluiten, moet ik aan de onsterfelijke woorden van Rudyard Kipling denken:

Het tumult en geschreeuw valt stil;

De kapiteins en koningen vertrekken.

Uw oude offer blijft,

Een nederig en berouwvol hart.

Here God der heerscharen, blijf bij ons,

opdat wij niet vergeten, niet vergeten.

(‘God of Our Fathers, Known of Old’, Hymns, nr. 80.)

Mogen wij, nu we naar huis gaan, de geest van deze geweldige conferentie meenemen. Mogen wij alles wat wij gehoord en ervaren hebben als een blijvende invloed van liefde en vrede bij ons dragen. Mogen wij een berouwvolle instelling hebben en ons voornemen om ons hoofd in het heldere zonlicht van het evangelie op te heffen.

Moge ons getuigenis van de grote fundamentele beginselen van dit werk, dat nu weer is opgepoetst, een lichtend voorbeeld van ons leven en ons gedrag zijn.

Mogen wij thuis steeds meer liefde, vrede en waardering voor elkaar hebben. Mogen wij voorspoedig in ons werk zijn en vrijgeviger met anderen delen. Mogen wij vriendelijk en met respect de helpende hand uitsteken.

Mogen onze gebeden een uitdrukking zijn van onze dankbaarheid ten opzichte van de Gever van al het goede, en van onze liefde voor onze Verlosser.

En nu, broeders en zusters, wil ik, zij het schoorvoetend, een persoonlijke noot invoegen. Sommigen onder u hebben gemerkt dat mijn vrouw er niet is. Voor het eerst sinds ik 46 jaar geleden algemeen autoriteit werd, woont ze niet de algemene conferentie bij. Eerder dit jaar waren we in Afrika om in Ghana de Accratempel in te wijden. Daarna vlogen we naar Sal, een woest eiland in de Atlantische Oceaan, waar we een bijeenkomst hielden met leden van de gemeente daar. Vervolgens vlogen we naar het Caribische eiland, St.-Thomas, waar we een aantal leden van de kerk ontmoetten. Onderweg naar huis stortte ze door afmatting in. Ze heeft het sindsdien moeilijk gehad. Ze is nu 92, iets jonger dan ik. De veer van de wekker windt af en we weten niet hoe we hem moeten opwinden.

Het is een sombere tijd voor mij. Deze maand zijn we 67 jaar getrouwd. Zij is de moeder van onze vijf talentvolle kinderen, de grootmoeder van 25 kleinkinderen en de overgrootmoeder van een toenemend aantal achterkleinkinderen. We hebben al die jaren zij aan zij gestaan, als gelijke partners in storm en zonneschijn. Ze heeft in veel landen haar getuigenis gegeven van dit werk, waar ze ook was bood ze liefde, bemoediging en geloof. Vrouwen uit de hele wereld hebben haar geschreven om hun waardering uit te spreken. Wij blijven hopen en bidden, en zijn diegenen die voor haar hebben gezorgd, en ieder van u wegens uw geloof en gebeden, uiterst dankbaar. Voor we naar huis gaan, wil ik dit nog zeggen:

God zij met u tot w’u wederzien;

dat zijn vaderhand u leidde, (…)

als de levensstormen woeden,

moog’ zijn arm u dan behoeden, (…)

blijf op zijne liefde bouwen

door op Christus te vertrouwen,

God zij met u tot w’u wederzien.

(‘God zij met u tot w’u wederzien’, lofzang 105.)

Iedere man, vrouw en kind, jongen en meisje, zou deze conferentie als een beter mens moeten verlaten dan zij twee dagen geleden waren toen zij begon. Ik laat mijn zegen en liefde bij u achter, in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.