2004
Voorbereiding op de wederkomst
Mei 2004


Voorbereiding op de wederkomst

Onze voorbereiding op de gebeurtenissen die rond de wederkomst spelen, moet (…) geestelijk zijn.

In hedendaagse openbaring staat de belofte dat we niet hoeven te vrezen als we voorbereid zijn. (Zie LV 38:30.) Deze zomer is het zestig jaar geleden dat ik met dit beginsel kennismaakte, toen ik als kersverse padvinder het scoutmotto leerde. Ik voel mij ertoe gedrongen om vandaag tot u te spreken over het belang van een goede voorbereiding op een voor ons allen uiterst belangrijke gebeurtenis — de wederkomst van de Heer.

De Schriften staan vol met zinspelingen op de wederkomst, een gebeurtenis die door de rechtvaardigen met verlangen tegemoet wordt gezien, maar die door de goddelozen wordt gevreesd of ontkend. Vele generaties gelovigen hebben zich gebogen over de volgorde en betekenis van de vele geprofeteerde gebeurtenissen die voorafgaan aan en volgen op dit hoogtepunt in de geschiedenis.

Voor de heiligen der laatste dagen staan vier zaken vast: (1) De Heiland keert in macht en grote heerlijkheid naar de aarde terug om in hoogsteigen persoon te regeren in een millennium van rechtschapenheid en vrede. (2) Ten tijde van zijn komst worden de goddelozen verdelgd en herrij- zen de rechtvaardigen uit het graf. (3) Niemand weet de tijd van zijn komst, maar (4) de gelovigen wordt geleerd bedacht te zijn op de tekenen van zijn komst en zich erop voor te bereiden. Ik wil dieper ingaan op dit vierde punt: de tekenen van de wederkomst en hoe we ons daarop kunnen voorbereiden.

I.

De Heer heeft verklaard: ‘Hij die Mij vreest, zal uitzien naar de komst van de grote dag des Heren, ja, naar de tekenen der komst van de Zoon des Mensen’, tekenen die ‘boven in de hemelen worden getoond en beneden op de aarde’ (LV 45:39–40).

De Heiland leerde dit in de gelijkenis van de vijgenboom, waarvan de malse, uitlopende blaadjes een teken waren van de naderende zomer. ‘Zo zullen ook mijn uitverkorenen’, wanneer zij de tekenen van zijn komst zien, ‘weten dat Hij nabij is, ja, voor de deur.’ (Matteüs naar Joseph Smith 1:38–39; zie ook Matteüs 24:32–33; LV 45:37–38.)

De bijbelse en hedendaagse profetieën bevatten veel tekenen van de wederkomst. Zoals:

  1. De volheid van het evangelie hersteld en in de hele wereld gepredikt als een getuigenis voor alle volken.

  2. Valse Christussen en valse profeten, die velen misleiden.

  3. Oorlogen en geruchten van oorlogen, en volk dat opstaat tegen volk.

  4. Aardbevingen op verschillende plaatsen.

  5. Hongersnoden en pestilenties.

  6. Een overweldigende plaag, een verwoestende ziekte in het land.

  7. Zonde viert hoogtij.

  8. De hele aarde in beroering.

  9. Het hart van de mens bezwijkt.

(Zie Matteüs 24:5–15; Matteüs naar Joseph Smith 1:22, 28–32; LV 45:26–33.)

In een andere openbaring verklaart de Heer dat in sommige van die tekenen zijn stem wordt gehoord die zijn volk tot bekering roept:

‘Luistert, o gij natiën der aarde, en hoort de woorden van die God, die u heeft gemaakt. (…)

‘Hoe dikwijls heb Ik u toegeroepen bij monde van mijn dienstknechten, en door de bediening van engelen, en door mijn eigen stem, en door de stem van donderslagen, van bliksemschichten, van stormwinden, van aardbevingen, van grote hagelbuien, van hongersnoden en pestilentiën van elke soort, (…) en wilde Ik u zalig maken met een eeuwigdurende zaligheid, maar gij hebt niet gewild!’ (LV 43:23, 25.)

Deze tekenen van de wederkomst zijn overal om ons heen en lijken toe te nemen in aantal en intensiteit. De lijst met grote aardbevingen in The World Almanac and Book of Facts, 2004 is voor de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw bijvoorbeeld twee keer zo lang als voor de twee voorafgaande decennia (pp. 189–190). Ook is er een verdere toename in aardbevingen in de eerste jaren van deze eeuw. De lijst met omvangrijke overstromingen en vloedgolven en de lijst orkanen, tyfoons en sneeuwstormen wereldwijd laten een soortgelijke toename in recente jaren zien (pp. 188–189). Een vergelijking met de toestand van vijftig jaar geleden gaat niet op vanwege de verschillen in rapporteringscriteria, maar de versnelde toename in rampen in de laatste paar decennia is veelzeggend.

II.

Een ander teken des tijds is de vergadering van de gelovigen. (Zie LV 133:4.) In de beginjaren van deze laatste bedeling werd men in verschillende locaties in de Verenigde Staten tot Zion vergaderd: in Kirtland, in Missouri, in Nauvoo, en in de toppen van de bergen. Deze vergaderingen waren altijd bij een te bouwen tempel. Nu er ringen zijn georganiseerd en er tempels zijn gebouwd in veel landen met genoeg gelovigen, is het gebod niet meer om zich op één plek te vergaderen, maar in de ringen in ons vaderland. Daar kunnen de gelovigen alle eeuwige zegeningen ontvangen in een huis des Heren. Daar, in hun vaderland, kunnen ze gehoor geven aan het gebod van de Heer om de grenzen van zijn volk uit te breiden en haar ringen te versterken. (Zie LV 101:21; 133:9, 14.) Op die manier zijn de ringen van Zion ‘tot toevlucht en ter verdediging (…) tegen de storm, en tegen de toorn, wanneer deze (…) over de ganse aarde zal worden uitgestort’ (LV 115:6).

III.

Hoewel we niet bij machte zijn om het feit van de wederkomst te veranderen en ook niet weten wanneer die exact plaatsvindt, kunnen we wel onze eigen voorbereiding versnellen en proberen de voorbereiding van anderen te beïnvloeden.

Een gelijkenis die een belangrijke lering, met uitdaging, omtrent dit onderwerp bevat, is de gelijkenis van de tien maagden. Over deze gelijkenis heeft de Heer gezegd: ‘En te dien dage, wanneer Ik in mijn heerlijkheid zal komen, zal de gelijkenis worden vervuld, die Ik van de tien maagden heb gegeven’ (LV 45:56).

In deze gelijkenis, die in hoofdstuk 25 van Matteüs voorkomt, worden de omstandigheden van de vijf dwaze en de vijf wijze maagden tegenover elkaar gesteld. Alle tien waren voor het bruiloftsmaal uitgenodigd, maar slechts vijf van hen waren voorbereid en hadden olie in hun lampen toen de bruidegom in aantocht was. De vijf die zich hadden voorbereid, gingen de bruiloftszaal binnen en de deur werd gesloten. De vijf die hun voorbereidingen hadden uitgesteld, kwamen te laat. De deur was dicht en de Heer ontzegde hun de toegang met de woorden: ‘Ik ken u niet’ (vs. 12). ‘Waakt dan,’ besloot de Heiland, ‘want gij weet de dag noch het uur’ (vs. 13).

De rekensom van deze gelijkenis is ijzingwekkend. De tien maagden stellen de leden van Christus’ kerk voor, want ze waren allen uitgenodigd voor het bruiloftsmaal en alle tien wisten wat er vereist was om binnengelaten te worden als de bruidegom er was. Maar slechts vijf waren klaar toen hij kwam.

In een hedendaagse openbaring staat deze lering, die de Heer tot de eerste leiders van de kerk richtte:

‘En na uw getuigenis komen toorn en verontwaardiging op het volk.

‘Want na uw getuigenis komt het getuigenis van aardbevingen. (…)

‘En (…) het getuigenis van de stem der donderslagen, en de stem der bliksemschichten, en de stem der stormwinden, en de stem van de golven der zee, die zich buiten hun grenzen verheffen.

‘En alles zal in beroering zijn; waarlijk, het hart der mensen zal bezwijken, want vrees zal op alle mensen komen.

‘En engelen zullen door het midden des hemels vliegen, en de bazuin van God doen schallen, en met luider stemme roepen: Bereidt u voor, bereidt u voor, o gij inwoners der aarde, want het oordeel van onze God is gekomen. Ziet, de Bruidegom komt; gaat uit om Hem te ontmoeten’ (LV 88:88–92).

IV.

Broeders en zusters, het Boek van Mormon leert ons dat ‘dit leven (…) de tijd (is) voor de mens om zich voor te bereiden God te ontmoeten; (…) de tijd van dit leven is de tijd voor de mensen om hun arbeid te volbrengen’ (Alma 34:32). Zijn we ons aan het voorbereiden?

In zijn voorwoord van onze verzameling hedendaagse openbaringen verklaart de Heer: ‘Bereidt u voor, bereidt u voor op hetgeen zal komen, want de Here is nabij’ (LV 1:12).

De Heer heeft ook gewaarschuwd: ‘Ja, laat het geroep onder alle volkeren voortgaan: Ontwaakt, en staat op en gaat uit, de Bruidegom tegemoet; ziet, de Bruidegom komt; gaat uit, Hem tegemoet. Bereidt u voor op de grote dag des Heren’ (LV 133:10; zie ook LV 34:6).

We worden er immer op gewezen dat we de dag noch het uur van zijn komst kunnen weten. In hoofdstuk 24 van Matteüs verklaart Jezus:

‘Waakt dan, want gij weet niet op welke dag uw Here komt.

‘Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. “Maar bereid geweest zijn.” (Matteüs naar Joseph Smith 1:47.)

‘Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des Mensen’ (Matteüs 24:42–44; zie ook LV 51:20).

Wat als de dag van zijn komst morgen is? Als we wisten dat we de Heer morgen zouden ontmoeten — door onze voortijdige dood of door zijn onverwachte komst — wat zouden we dan vandaag doen? Welke bekentenissen zouden we doen? Met welke gewoonten zouden we ophouden? Welke oneffenheden zouden we gladstrijken? Wie zouden we vergiffenis schenken? Wat voor getuigenis zouden we geven?

Als we dat dan zouden doen, waarom dan niet nu? Waarom geen vrede zoeken nu het nog kan? Als onze lampen van voorbereiding leeg raken, laten we dan onmiddellijk beginnen met vullen.

Onze voorbereiding op de gebeurtenissen die rond de wederkomst spelen, moet zowel stoffelijk als geestelijk zijn. En de voorbereiding die er waarschijnlijk het meest bij inschiet is die welke minder zichtbaar en moeilijker is — de geestelijke. Een 72-uurs noodrantsoen kan van pas komen bij aardse probleemsituaties, maar een 24-uurs pakket aan geestelijke voorbereiding is, zoals de dwaze maagden tot hun verdriet ervoeren, van veel grotere en duurzamere waarde.

V.

Wij leven in de geprofeteerde tijd ‘wanneer vrede van de aarde zal worden weggenomen’ (LV 1:35), wanneer ‘alles in beroering [zal] zijn’ en ‘het hart der mensen zal bezwijken’ (LV 88:91). Deze beroering heeft vele oorzaken, met inbegrip van oorlogen en natuurrampen, maar een nog grotere oorzaak van de huidige ‘beroering’ is geestelijk van aard.

Bekijken we onze wereld met gelovige ogen en met een eeuwig perspectief, dan zien we om ons heen de vervulling van de profetie dat ‘de duivel macht zal hebben over zijn eigen gebied’ (LV 1:35). Onze lofzang beschrijft ‘de vijand, sterk gelegerd, in de zond’ en groot in tal’ (‘Hoop van Israël’, lofzang 171, 2e couplet), en dat is zo.

Het kwaad, eens gelokaliseerd en als een blaar afgeplakt, wordt nu gelegaliseerd en als een banier opgepakt. De belangrijkste wortels en bolwerken van de beschaving worden in twijfel getrokken en onder vuur genomen. Naties verloochenen hun religieuze erfgoed. De huwelijks- en gezinsplichten worden overboord gezet, omdat ze de persoonlijke vrijheid zouden beperken. Films, tijdschriften en televisieprogramma’s, die onze opvattingen mede bepalen, worden gevuld met verhalen en beelden, waarin de kinderen van God worden voorgesteld als roofdieren of, in het gunstigste geval, als onbeduidende creaturen die niet meer doen dan genot najagen. En te veel mensen accepteren dit als amusement.

In het verleden zijn er door mannen en vrouwen heroïsche offers gebracht in hun strijd tegen boze regimes. Ze waren gevormd door de waarden die nu uit de samenleving dreigen te verdwijnen. Wat goed, juist en mooi is, wordt vervangen door het waardeloze, het ‘wat maakt het uit’, en door eigenzinnige bevliegingen. Het is dan ook niet verrassend dat veel jongeren en volwassenen zich inlaten met pornografie, heidense bodypiercings, zelfzuchtige pretmakerij, oneerlijk gedrag, onthullende kleding, grove taal en lage seksuele uitspattingen.

Een toenemend aantal opinieleiders en hun aanhangers ontkennen het bestaan van de God van Abraham, Isaak en Jakob en vereren alleen de goden van het seculiere denken. Velen in belangrijke en invloedrijke posities ontkennen dat er zoiets bestaat als goed en kwaad. Zelfs onder hen die zeggen in goed en kwaad te geloven, zijn er ‘die het kwade goed noemen en het goede kwaad’ (Jesaja 5:20; 2 Nephi 15:20). Ook hebben velen niets op met de eigen verantwoordelijkheid, ze maken zich afhankelijk van anderen en willen, evenals de dwaze maagden, van geleend goed en op geleend licht leven.

Dit alles is ernstig in de ogen van onze hemelse Vader, die van al zijn kinderen houdt en elke praktijk verbiedt die iemand ervan weerhoudt in zijn tegenwoordigheid terug te keren.

En hoe staat het met onze voorbereiding op het eeuwige leven? Gods volk is altijd een verbondsvolk geweest. In hoeverre komen wij onze verbonden na, met inbegrip van de heilige beloften die we hebben gedaan in de waters van de doop, bij ontvangst van het heilige priesterschap en in de tempels van God? Zijn wij belovers die niet nakomen en gelovers die niet handelen?

Geven wij gehoor aan het gebod van de Heer: ‘Staat daarom in heilige plaatsen, en wordt niet aan het wankelen gebracht, totdat de dag des Heren komt; want ziet, deze komt spoedig’ (LV 87:8). Waar slaan die ‘heilige plaatsen’ op? Die slaan zeker op de tempels en de verbonden die we getrouw nakomen. Die slaan zeker op een thuis waar de kinderen gekoesterd worden en de ouders gerespecteerd. Deze heilige plaatsen slaan zeker op de taken die ons door priesterschapsautoriteiten zijn toegewezen, inclusief een zending of een roeping, naar behoren vervuld in gemeenten, wijken en ringen.

De Heiland leerde in zijn profetie over de wederkomst dat de ‘trouwe en verstandige [dienstknecht]’ die zijn plicht vervult als de Heer komt, gezegend is (zie Matteüs 24:45–46). En de profeet Nephi heeft over die dag gezegd: ‘De rechtvaardigen hoeven niet te vrezen’ (1 Nephi 22:17; zie ook 1 Nephi 14:14; LV 133:44). En in hedendaagse openbaring wordt beloofd dat ‘de Here (…) macht [zal] hebben over zijn heiligen’ (LV 1:36).

Uit alle richtingen komen er problemen op ons af (Zie 2 Korintiërs 4:8–9.) Maar met geloof in God vertrouwen we op de zegeningen die Hij beloofd heeft aan wie zijn geboden gehoorzamen. We hebben geloof in de toekomst, en we bereiden ons voor op die toekomst. Ik wil graag een metafoor gebruiken uit de wereld van de sport: we weten niet wanneer deze wedstrijd eindigt, en we weten niet wat de eindstand is, maar we weten wel dat wanneer de wedstrijd is beëindigd, ons team heeft gewonnen. We gaan verder ‘totdat Gods oogmerken zijn bereikt en de grote Jehova zegt dat het werk is volbracht’ (History of the Church, 4:540).

‘Weest daarom getrouw’, zo zegt ons de Heiland, ‘bidt altijd, hebt uw lampen in orde en brandend, en hebt olie bij u, opdat gij gereed moogt zijn bij de komst van de Bruidegom — want ziet, voorwaar, voorwaar zeg Ik u, dat Ik spoedig kom’ (LV 33:17–18).

Ik getuig van Jezus Christus. Ik getuig dat Hij zal komen, zoals Hij beloofd heeft. En ik bid dat we klaar zullen zijn om Hem tegemoet te gaan. In de naam van Jezus Christus. Amen.