2004
Het afgeronde verhaal
Mei 2004


Het afgeronde verhaal

We moeten blijven schrijven, lopen, dienen en tot aan het eind van ons verhaal nieuwe uitdagingen aanvaarden.

Enige tijd geleden lag er een grote, witte envelop bij ons in de bus. Er zat een verhaal in dat geschreven was door een jongen die ik jaren daarvoor in de laatste klas van het basisonderwijs les had gegeven. Ik kon me de jongen, en de opdracht waar zijn klas maandenlang aan gewerkt had, nog goed herinneren. Ik wist ook nog dat hij van schrijven hield en dat hij veel zat na te denken. Soms schreef hij maar een of twee woorden op. Soms werkte hij tijdens de pauze door, maar toen het werk ingeleverd moest worden, was hij nog niet klaar. Ik zei tegen hem dat hij maar moest inleveren wat hij had, maar Jimmy zag het anders en wilde een afgerond verhaal inleve-ren. De laatste dag van het schooljaar vroeg hij of hij het verhaal in de zomervakantie mocht afmaken. Ik zei opnieuw tegen hem dat hij het maar moest inleveren. Hij smeekte om meer tijd en uiteindelijk liet ik hem met een stapel gekreukeld papier met vlekken naar huis gaan. Ik gaf hem een compliment omdat hij zo vastberaden was en zei dat ik erop vertrouwde dat hij zijn geweldige verhaal zou kunnen afmaken.

Tijdens die zomer dacht ik nog wel aan hem, maar ik dacht niet meer aan die opdracht, totdat ik jaren later het afgeronde verhaal in mijn brievenbus vond. Ik was verbaasd en vroeg me af waarom Jimmy zijn verhaal had willen afmaken. Wat voor visie, vastberadenheid en inspanning moet hij daarvoor hebben gehad? Waarom maken wij bepaalde taken af, ook als niemand dat meer van ons verwacht?

De overgrootvader van mijn man, Henry Clegg jr., was iemand die altijd alles afmaakte. Hij werd met zijn gezin lid van de kerk toen de eerste zendelingen naar Preston in Engeland kwamen. Henry had een duidelijk beeld van zijn toekomst en hij, zijn vrouw Hannah en hun twee jonge zoons emigreerden naar Utah. Henry verliet zijn oude ouders, die te zwak waren om zo’n lange, zware reis te maken. Hij wist dat hij ze nooit meer zou zien.

Tijdens hun reis over de vlakte, liep Hannah cholera op en overleed. Ze werd anoniem begraven. De groep trok weer verder en om zes uur ’s avonds overleed ook zijn jongste zoon. Henry ging terug naar de plek waar hij Hannah had begraven. Hij legde zijn jonge zoon in de armen van zijn vrouw, en begroef ze samen. Toen moest Henry het huifkarrenkonvooi inhalen, dat al acht kilometer verder was. Henry had zelf ook cholera. Hij beschreef zijn conditie als op de rand van de dood, met het besef dat hij nog zestienhonderd kilometer moest lopen. Het was verbazingwekkend, maar hij ging door, stap voor stap. Na de dood van zijn lieve Hannah en zijn zoontje schreef hij enkele weken niet in zijn dagboek. Ik werd getroffen door de woorden die hij gebruikte toen hij opnieuw begon te schrijven: ‘Nog steeds onderweg.’

Toen hij uiteindelijk de vergaderplaats van de heiligen bereikte, begon hij een nieuw gezin. Hij behield zijn geloof. Hij ging met zijn verhaal verder. En het is heel opmerkelijk dat zijn hartzeer over de begrafenis van zijn vrouw en zoon het begin was van het erfgoed in onze familie om door te zetten en dingen af te maken.

Als ik verhalen als die van Henry Clegg hoor, vraag ik me vaak af: ‘Zou ik dat kunnen?’ Soms boezemt die vraag mij angst in, omdat ik besef dat dat pionierserfgoed in mij moet voortleven. Ik was onlangs in West-Afrika en zag hedendaagse pioniers lid van een nieuwe kerk worden, hun eeuwenlange tradities achterlaten, zelfs familie en vrienden achterlaten, net als Henry. Ik heb net zoveel bewondering en liefde voor hen als voor mijn eigen voorouders.

Lijken de beproevingen van anderen moeilijker dan die van ons? We zien soms iemand met enorm veel taken en denken: ‘Dat zou ik nooit kunnen.’ Maar andere mensen kijken misschien naar ons en denken hetzelfde. Het gaat niet zozeer om de omvang van de verantwoordelijkheid, maar om onze gevoelens als we ons middenin een onafgemaakte taak bevinden. Voor een jonge moeder met veel kinderen thuis kan de zorg iedere dag en nacht wel als zestienhonderd kilometer lopen aanvoelen. Een ZHV-les geven aan vrouwen die ouder of jonger, meer ervaren of hoger opgeleid zijn, kan moeilijk zijn, vooral als het een onderwerp is waar je zelf nog moeite mee hebt. Een klas met tien wilde zesjarigen kan overweldigend zijn, vooral als je eigen zesjarige in die klas zit, en je al niet weet hoe je hem thuis iets bij kunt brengen.

Wat leren we van de jonge Jimmy, van de vroegere pioniers en van de hedendaagse pioniers over de hele wereld, waar wij in onze beproevingen iets aan hebben? Jimmy heeft jarenlang zelf zitten schrijven, zonder tijdslimiet, Henry Clegg heeft alleen doorgezet, zonder de energie om in zijn dagboek te schrijven, en Afrikaanse heiligen hebben de normen voor een tempelaanbeveling nageleefd terwijl ze zich niet konden voorstellen dat er op een dag een tempel in hun eigen land zou zijn. Volharden, trouw blijven en voltooien waren hun eigen beloning.

Jaren geleden vroeg een van onze dochters of ik naar buiten wilde komen om met haar een balspel te spelen. Ze zei dat ik moest gaan zitten en naar haar moest kijken, terwijl zij steeds tegen de bal sloeg aan een touw dat zich om een paal wond. Na een tijdje vroeg ik wat mijn taak in het spel was. Ze zei: ‘Nou, mam, iedere keer als het touw zich om de paal wikkelt, zegt u: “Goed gedaan! Goed gedaan!”’

‘Goed gedaan!’ maakt de reis mogelijk. Het klinkt een beetje als het telefoontje van een moeder van een van de zesjarige kinderen in een jeugdwerkklas, die belt om de leerkracht te laten weten dat haar zoontje uit zichzelf zijn zusje voorzichtig in het autostoeltje heeft gezet, naar aanleiding van een les in het jeugdwerk. Het lijkt misschien wel op een echtgenoot die de kinderen naar de kinderkamer en het jeugdwerk brengt, terwijl zijn vrouw de spullen voor haar les in de jongevrouwen klaarzet. Soms is het zo eenvoudig als een glimlach, een omarming, een lange wandeling om iets met een vriend, echtgenoot of kind uit te praten.

Ieder mens moet zijn of haar eigen verhaal afmaken, maar het klinkt veel leuker als er wordt aangemoedigd, als we op onze bestemming gewaardeerd en verwelkomd worden, hoe lang de reis ook heeft geduurd.

De grootste leidsman en middelaar heeft gezegd: ‘Ik zal voor uw aangezicht uitgaan. Ik zal aan uw rechterhand en aan uw linkerhand zijn, en mijn Geest zal in uw hart zijn, en mijn engelen zullen rondom u zijn om u te bemoedigen’ (LV 84:88). Kunnen we het ons veroorloven om dit gedeelte van onze eigen reis over te slaan?

Henry Clegg bleef volharden om zich bij de getrouwe heiligen te voegen, om zijn plaats in te nemen, om een rechtschapen gezin te stichten, om zijn naasten van dienst te zijn. Hij bleef dat doel voor ogen houden, ook toen hij diepbedroefd was. Het antwoord van een jeugdwerkkind uit Ghana op de vraag ‘Wat houdt het in om iedere dag voor het goede te kiezen?’ luidde: ‘Het betekent dat we de Heer iedere dag volgen en ons best doen, ook als het moeilijk is.’ Deze hedendaagse pioniersjongen kende de aanmoediging van president Hinckley. Hij wist dat hij iedere dag de geboden moest onderhouden. Hij begreep dat zijn eigen verhaal zich zou ontvouwen als hij eenvoudigweg iedere dag de ene voet voor de andere zou zetten.

In het afgelopen najaar kreeg ik de moeilijke opdracht om een instructieband voor het jeugdwerk in het Spaans te schrijven. Vroeger in mijn leven sprak ik Spaans, maar recentelijk had ik Portugees gesproken. En ik wist hoe moeilijk het was om opnieuw Spaans te leren. Ik deed wat u allemaal zou doen als u een bijzonder moeilijke opdracht moest uitvoeren. Ik vroeg vaardige en toegewijde Spaanstalige zusters om hulp. Samen hebben we heel lang gestudeerd, gebeden en gevast. De dag brak aan waarop we moesten doen wat de Heer van ons verwachtte, en we waren niet alleen bang, we vonden ook dat ons werk ontoereikend was. We hadden naar het moment toegeleefd en nu kon er niets meer aan gedaan worden. Ik wilde overnieuw beginnen.

We kregen allemaal van onze echtgenoot een zegen, en begonnen ons wat rustiger te voelen. Als van engelen kregen we steun: een lieve echtgenoot zette de wekker op zijn horloge aan zodat hij tijdens de opname ieder half uur voor me kon bidden, uit de ogen van een cameraman schenen de woorden ‘goed gedaan’, en jeugdwerkleidsters die vertrouwen in de Geest hadden en in staat waren om dat met kracht duidelijk te maken. Uiteindelijk hadden we een film die nuttig was voor onze Spaanstalige leiders. Iedereen die had deelgenomen, was min of meer verbaasd en bijzonder dankbaar voor het succes. We liepen zo ver we konden, en toen we overwogen om onze handkarren achter te laten, leek het wel of engelen op de een of andere manier van achteren hielpen duwen.

Wat hebben we van deze opdracht geleerd? Dezelfde les die Henry Clegg jr. en Jimmy hadden geleerd, en wat alle getrouwe hedendaagse pioniers leren. Met de hulp van de Heer is niets onmogelijk (zie Lucas 1:37), maar we moeten ons eigen verhaal afmaken. Hij stuurt zijn Geest, wij moedigen elkaar aan, maar we moeten blijven schrijven, lopen, dienen en tot aan het eind van ons verhaal nieuwe uitdagingen aanvaarden. ‘Nog steeds onderweg’ is de fundamentele vereiste op onze levensweg. Hij wil dat onze reis goed afloopt. Hij wil dat wij bij Hem terugkeren. Ik bid dat onze verhalen zullen eindigen in de tegenwoordigheid van onze hemelse Vader en zijn Zoon, onze Heiland Jezus Christus, de scheppers en afwerkers van ons geloof. In de naam van Jezus Christus. Amen.