2004
‘Blijft in Mij’
Mei 2004


‘Blijft in Mij’

Om de vruchten van het evangelie te laten bloeien en ons leven tot zegen te laten zijn, moeten we dicht bij Hem blijven, die de Heiland van ons allen is.

Vroeger brachten de algemene autoriteiten tijdens de algemene conferentie altijd verslag uit van hun opdrachten. Ik besef dat we in 2004 leven en niet in 1904, maar ik wil toch een beroep doen op de geest van die oude gewoonte en iets vertellen over onze prachtige ervaringen in Zuid-Amerika. Terwijl ik dat doe, hoop ik dat u allemaal iets zult horen dat op uw leven van toepassing is, waar u zich ook bevindt.

Ten eerste wil ik graag alle leden bedanken die in deze geweldige laatste dagen ooit voor de kerk op zending zijn geweest. De groei van het herstelde evangelie is in ieder opzicht een wonder, en een van de grootste wonderen is dat een groot gedeelte van die groei op de schouders van negentienjarigen rust! Toen we uw zoons en dochters, kleinzoons en kleindochters (en in sommige gevallen uw ouders en grootouders!) trouw in Chili hebben zien werken, moest ik denken aan de tienduizenden andere zendelingen die over de hele wereld werkzaam zijn. Reine, zuivere, enthousiaste zendelingen, twee aan twee werkzaam, zijn overal een levend symbool van deze kerk. Zelf zijn zij de eerste boodschap van het evangelie waar hun onderzoekers mee geconfronteerd worden — en wat voor een indrukwekkende boodschap! Iedereen weet wie zij zijn, en wie hen het best kennen, hebben hen het meest lief.

Ik wou dat u de zuster kon ontmoeten die bij ons vanuit Argentinië op zending is. Omdat ze al het mogelijke wilde doen om zelf haar zending te bekostigen, verkocht ze haar viool, haar kostbaarste en vrijwel enige aardse bezit. Ze zei eenvoudigweg: ‘Nadat ik zijn kinderen met het evangelie van Jezus Christus heb gezegend, zal God mij wel weer met een viool zegenen.’

Ik wou dat u de Chileense zendeling kon ontmoeten, die ver weg van zijn familie op een kostschool zat, daar een Boek van Mormon in handen kreeg en er nog diezelfde avond in begon te lezen. Net als Parley P. Pratt las hij onverzadigbaar de hele nacht door. Toen het ochtend werd, was hij overweldigd door een diep gevoel van vrede en nieuwe hoop. Hij was vastbesloten om erachter te komen waar dit boek vandaan kwam en wie die prachtige woorden had geschreven. Dertien maanden later was hij op zending.

Ik wou dat u de geweldige jongeman kon ontmoeten die vanuit Bolivia naar ons toe kwam. Hij had geen passende zendingskleding en zijn schoenen waren drie maten te groot. Hij was iets ouder omdat hij thuis de broodwinner was en het vrij veel tijd had gekost om voldoende geld voor zijn zending te sparen. Hij fokte kippen en verkocht de eieren langs de deuren. Vlak voordat hij zijn zendingsoproep binnenkreeg, moest zijn moeder, die weduwe was, met een acute blindedarmontsteking naar het ziekenhuis. Onze jonge vriend gebruikte al het geld dat hij voor zijn zending had gespaard om voor de operatie en de nazorg van zijn moeder te betalen. Toen vergaarde hij bij vrienden wat gebruikte kleding en kwam op tijd op het opleidingscentrum voor zendelingen in Santiago aan. Ik kan u verzekeren dat hij nu gepaste kledij draagt, dat zijn schoenen passen, en dat het met hem en zijn moeder goed gaat, zowel materieel als geestelijk.

En zo komen ze bij u thuis vandaan, over de hele wereld. Op die lange lijst met toegewijde dienstknechten van de Heer staan steeds meer volwassen echtparen die een bijzondere bijdrage aan het werk leveren. We hebben de echtparen lief, en in bijna ieder zendingsgebied van deze kerk zijn ze hard nodig! Als het enigszins mogelijk is, leg dan uw golfclubs weg, maakt u zich maar geen zorgen over de aandelenkoersen, besef dat uw kleinkinderen nog steeds uw kleinkinderen zullen zijn als u terugkomt — en ga! Wij beloven u de ervaring van uw leven.

Ik wil graag iets zeggen over de geweldige leden van de kerk. Tijdens de reorganisatie van een nogal verspreide ring, kreeg ik de inspiratie van de Heer om een man in het ringpresidium te roepen die, zoals mij verteld werd, wel een fiets had, maar geen auto. Veel leiders in de kerk hebben geen auto, maar ik maakte me toch zorgen wat dat voor deze man in deze ring zou betekenen. In mijn gebroken Spaans ging ik met hem in gesprek: ‘¿Hermano, no tiene un auto?’ Met een glimlach en zonder aarzeling antwoordde hij: ‘No tengo un auto; pero, yo tengo pies, yo tengo fe.’ (‘Ik heb geen auto, maar ik heb voeten en ik heb geloof.’) Toen zei hij dat hij de bus kon nemen, op de fiets kon gaan en kon lopen, ‘como los misioneros’ — ‘net als de zendelingen.’ En dat doet hij.

Acht weken geleden hadden we een districtsconferentie op het eiland Chiloe in het zuiden van Chili, waar weinig bezoekers komen. Stelt u zich de verantwoordelijkheid voor die ik voelde om deze prachtige mensen toe te spreken toen ik hoorde dat er een zeer oude man voorin de kapel zat die ’s morgens om vijf uur te voet was vertrokken en vier uur had gelopen om rond negen uur zijn plaats in te nemen voor een bijeenkomst die pas om elf uur zou beginnen. Hij wou een goede zitplaats bemachtigen. Ik keek naar hem, dacht na over de momenten in mijn leven dat ik te nonchalant ben geweest of te laat gekomen en moest denken aan de woorden van Jezus: ‘Bij niemand in Israël heb Ik een zo groot geloof gevonden.’1

De ring Punta Arenas in Chili is de meest zuidelijk gelegen ring van de kerk op aarde; de zuidelijkste grens strekt zich uit tot het zuidpoolgebied. Een ring die verder naar het zuiden ligt, zou voor de pinguïns zijn. De heiligen in Punta Arenas moeten ruim 6.700 kilometer in de bus zitten voor een reis heen en terug naar de Santiagotempel. Voor een echtpaar kan die busreis alleen al tot twintig procent van hun jaarinkomen kosten. Slechts vijftig mensen kunnen met de bus mee, maar iedere keer zijn er wel 250 andere leden die ’s ochtends, voordat de groep vertrekt, samen nog een korte bijeenkomst houden.

Denk daar eens even over na, en vraag u af wanneer u voor het laatst op een koude winderige parkeerplaats bij de Straat van Magallanes hebt gestaan, om te zingen en te bidden voor de mensen die naar de tempel gaan, in de hoop dat u volgende keer genoeg geld zult hebben om zelf te gaan? 110 uur, waarvan 70 op stoffige, hobbelige, onverharde wegen door de wildernis van Patagonië in Argentinië. Hoe voelt het om 110 uur in een bus te zitten? Ik zou het eerlijk gezegd niet weten, maar ik weet wel dat sommigen van ons het al vervelend vinden als we meer dan 110 kilometer bij een tempel vandaan wonen, of als de tempeldienst langer dan 110 minuten duurt. Terwijl wij het beginsel van tiende verkondigen aan dergelijke afgelegen heiligen der laatste dagen, met hen bidden voor steeds meer tempels, en ze ook bouwen, kan de rest van ons, die niet zo ver bij een tempel vandaan wonen, zich misschien iets meer moeite getroosten om geregeld de zegeningen van de tempel te ontvangen.

En dat leidt tot mijn laatste punt. Wat de kerk als geheel betreft zijn er zoveel dingen die we kunnen associëren met de visionaire bediening van president Gordon B. Hinckley, zoals (en misschien wel in het bijzonder) de enorme toename van het tempelbouwprogramma. Maar ik durf namens de mensen op dit podium te zeggen dat wij hem vooral zullen gedenken voor zijn vastberadenheid om de bekeerlingen van de kerk blijvend actief te houden. Geen enkele hedendaagse profeet heeft meer over dit onderwerp gesproken en meer van ons op dat gebied verwacht. Met een schittering in zijn ogen en met zijn vuist op tafel heeft hij onlangs tegen de twaalf apostelen gezegd: ‘Broeders, als mijn leven voorbij is en ik word begraven, zal ik als mijn geest deze wereld verlaat u alsnog aankijken en vragen: “Hoe staat het behoud van de bekeerlingen er voor?”’

Dit onderwerp maakt de cirkel rond, en verbindt de ware, intense bekering die de zendelingen tot stand proberen te brengen met de grotere toewijding die we bij de prachtige leden in de hele kerk zien.

Christus heeft gezegd: ‘Ik ben de ware wijnstok en (…) gij zijt de ranken.’2 ‘Blijft in Mij, gelijk Ik in u. Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft.’3

‘Blijft in Mij’ [in het Engels ‘Abide in Me’] is een begrijpelijk en prachtig schriftuurlijk begrip, maar ‘blijven in’ is een uitdrukking die we in die betekenis niet veel meer gebruiken. Daarom heb ik deze aanmoediging van de Heer nog meer leren waarderen toen ik met de vertaling ervan in een andere taal geconfronteerd werd. In het Spaans is die bekende uitspraak vertaald als ‘permaneced en mi’. Net als het Nederlandse werkwoord ‘blijven’, betekent permanecer ook ‘blijven’, maar zelfs een vreemdeling als ik kan het verwante woord ‘permanent’ erin terugvinden. De strekking hiervan is dus: ‘blijf, maar blijf voorgoed’. Dat is de oproep van het evangelie aan de Chilenen en alle andere mensen op aarde. Kom, maar kom om te blijven. Kom met overtuiging en volharding. Kom en blijf, voor uw eigen bestwil en voor alle generaties na u. En wij zullen elkaar helpen om tot het einde toe te volharden.

‘Wie het ene uiteinde van een stok oppakt, pakt ook de andere kant op’, was de eerste boodschap van mijn geweldige zendingspresident.4 En zo hoort het ook te zijn als we lid van deze ware en levende kerk van de ware en levende God worden. Als we lid van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen worden, gaan we aan boord van het goede schip Zion en varen we daarmee verder totdat de haven van het millennium bereikt is. We blijven in de boot, in rukwinden en windstilte, door stormen en zonnebrand, want het is de enige weg naar het beloofde land. De kerk is het voertuig waarmee de Heer zijn allerbelangrijkste leerstellingen, verordeningen, verbonden en de sleutels die noodzakelijk zijn voor de verhoging, tot ons brengt. Niemand kan volledig trouw zijn aan het evangelie van Jezus Christus zonder trouw te blijven in de kerk, die daarvan de geïnstitutionaliseerde vertegenwoordiging op aarde is. Tegen nieuwe bekeerlingen en leden vanouds verklaren we in de geest van de krachtige aanmoediging van Nephi: ‘Gij [zijt] binnengegaan door de poort; (…) en nu, (…) nadat gij dit enge en smalle pad hebt betreden, zou ik u willen vragen, of hiermede alles is gedaan? Ziet, ik zeg u: Neen, (…) daarom moet gij standvastig in Christus voorwaarts streven, (…) tot het einde toe [volharden], dan (…) zult [gij] het eeuwige leven hebben.’5

Jezus heeft gezegd: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen.’6 Ik getuig dat dit Gods waarheid is. Christus betekent alles voor ons en wij moeten voorgoed, onverzettelijk, standvastig en eeuwig ‘in Hem blijven’. Want om de vruchten van het evangelie te laten bloeien en ons leven tot zegen te laten zijn, moeten we dicht bij Hem blijven, die de Heiland van ons allen is, en bij zijn kerk die zijn heilige naam draagt. Hij is de wijnstok, de ware bron van kracht en de enige bron van eeuwig leven. In Hem zullen we niet alleen volharden, maar zullen we zegevieren in deze heilige zaak die nooit zal falen. Dat wij Hem en zijn zaak nooit zullen verloochenen, bid ik in de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Matteüs 8:10.

  2. Johannes 15:1, 5.

  3. Johannes 15:4.

  4. Marion D. Hanks die Harry Emerson Fosdick, Living under Tension (1941), p. 111, citeert.

  5. 2 Nephi 31:18–20.

  6. Johannes 15:5.