2004
Versterk uw broeders
Mei 2004


Versterk uw broeders

Ik hoop dat ieder quorum, en ieder van ons persoonlijk, (…) het voorbeeld van onze Heer en Heiland zal volgen en ‘diegene met zich nemen, die zwak is (…) zodat ook hij sterk moge worden.’

Broeder José de Souza Marques was het type leider dat het volgende beginsel van de Heiland goed begreep: ‘En indien iemand onder u sterk is in de geest, laat hem diegene met zich nemen, die zwak is, opdat deze in alle zachtmoedigheid moge worden opgebouwd, zodat ook hij sterk moge worden’ (LV 84:106).

Als lid van het gemeentepresi- dium in Fortaleza (Brazilië) bedacht broeder Marques met de andere priesterschapsleiders een plan om de minderactieve leden in zijn gemeente te heractiveren. Een van de minderactieven was de jongeman Fernando Araujo. Ik sprak onlangs met Fernando en hij vertelde me het volgende:

‘Ik ging aan surfwedstrijden op zondagochtend meedoen en ging niet meer naar de kerk. Op een zondagochtend stond broeder Marques aan de deur en vroeg aan mijn moeder, die geen lid van de kerk was, of hij met me mocht praten. Toen ze zei dat ik nog sliep, vroeg hij of hij me wakker mocht maken. Hij zei: “Fernando, je komt te laat in de kerk!” Hij luisterde niet naar mijn excuses en nam me mee naar de kerk.

‘De volgende zondag gebeurde hetzelfde, dus op de derde zondag besloot ik vroeg te vertrekken, zodat ik hem kon vermijden. Toen ik het tuinhekje opendeed, zag ik dat hij in zijn auto de Schriften zat te lezen. Toen hij me zag, zei hij: “Goed! Je bent vroeg op. Vandaag gaan we een andere jongeman bezoeken!” Ik begon over mijn keuzevrijheid, maar hij zei: “Daar hebben we het later wel over.”

‘Na acht zondagen was ik nog steeds niet van hem af, dus besloot ik bij een vriend te logeren. Ik was de volgende ochtend aan het strand toen ik een man in een pak met een stropdas op me af zag komen. Toen ik zag dat het broeder Marques was, rende ik het water in. Plotseling voelde ik een hand op mijn schouder. Het was broeder Marques, die tot aan zijn borst in het water stond! Hij nam me bij de hand en zei: “Je bent laat! Kom, we gaan.” Toen ik protesteerde dat ik geen gepaste kleren bij me had, antwoordde hij: “Die liggen in de auto.”

‘Toen we die dag uit het water kwamen, was ik onder de indruk van de oprechte liefde en zorg van broeder Marques. Hij begreep de woorden van de Heiland maar al te goed: “De verlorene zal Ik zoeken en de afgedwaalde terughalen; de gewonde zal Ik verbinden en de zieke versterken” (Ezechiël 34:16). Broeder Marques gaf me niet alleen een lift naar de kerk — het quorum zorgde ervoor dat ik actief bleef. Ze organiseerden activiteiten waardoor ik me belangrijk en gewild voelde. Ik kreeg een roeping en de quorumleden werden mijn vrienden.’

Na zijn heractivering ging broeder Araujo op zending, en daarna is hij bisschop, ringpresident, zendingspresident en regionaal vertegenwoordiger geweest. Zijn moeder, die weduwe was, drie zussen en verscheidene neven en nichten hebben zich ook laten dopen.

Over het werk van de quorums van de Aäronische priesterschap in zijn wijk zegt broeder Araujo, die opnieuw als bisschop is geroepen:

‘Alle drie quorums van de Aäronische priesterschap richten zich op het reddingswerk. We hebben een lijst met alle verloren schapen. De quorumpresidiums, adviseurs en de bisschap gaan geregeld in groepjes verdeeld op pad om ze te bezoeken. We bezoeken niet alleen de minderactieve leden, maar ook de niet-leden in minderactieve gezinnen of actieve gezinnen waar niet iedereen lid is.

‘Er worden activiteiten georganiseerd om alle jongemannen te bereiken. We bespreken iedere jongeman tijdens onze presidiumvergaderingen en tijdens het maandelijkse jongerencomité van de bisschap. In 2003 hebben we vijf priesters, een leraar en twee diakenen geheractiveerd, die nu actief in hun quorum zijn. We hebben ook enkele gezinnen geheractiveerd en hebben vreugdevol aanschouwd dat sommige niet-leden zich hebben laten dopen.’

Toen ik nadacht over het verlangen van deze priesterschapsdragers om hun heilige taak te vervullen, en veel van hun tijd aan het dienen in plaats van het besturen te besteden, moest ik aan de volgende woorden van de Heiland denken:

‘Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest,

‘Naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen’ (Matteüs 25:34–36).

Het voorbeeld van de Heiland om de extra mijl te gaan om zijn verloren schaap te vinden, is duidelijk in de Schriften te vinden. ‘Wie van u, die honderd schapen heeft en er een van verliest, laat niet de negenennegentig in de wildernis achter en gaat het verlorene zoeken, totdat hij het vindt?’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Lucas 15:4). De goede Herder wist het als een van zijn schapen verdwaald was: ‘Hij telt zijn schapen en zij kennen Hem’ (1 Nephi 22:25); ‘En Hij roept zijn eigen schapen bij name’ (Johannes 10:3). Hij ging de wildernis in, die soms beschreven is als ‘een grote verwarrende menigte of massa’ (Merriam-Webster’s Collegiate Dictionary, 11th ed. [2003], “Wilderness,” p. 1432), en zocht naar het verlorene.

Ons is niet verteld hoe lang het duurde voordat de goede Herder zijn verloren schaap had gevonden, en of andere mensen hebben helpen zoeken, maar we weten wel dat ze ‘zijn stem’ (Johannes 10:4) kenden en dat Hij ze liefhad. We weten ook dat Hij de moed niet opgaf, dat Hij ‘het verlorene’ ging ‘zoeken, totdat hij het’ had gevonden. En toen Hij terugkeerde, had Hij het verloren schaap veilig op zijn schouders. En toen zei Hij: ‘Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was. Ik zeg u, dat er alzo blijdschap zal zijn in de hemel over één zondaar, die zich bekeert’ (Lucas 15:6–7).

In Ezechiël 34 lezen we de waarschuwende stem van de profeet:

‘Het woord des Heren kwam tot mij: (…)

‘Wee de herders van Israël, die zichzelf weiden! Moeten de herders niet de schapen weiden? (…) …

‘Mijn schapen dwalen rond op alle bergen en op elke hoge heuvel; over de gehele aarde zijn mijn schapen verstrooid zonder dat er iemand is die naar hen vraagt of ze zoekt. (…)

‘Zo waar Ik leef, luidt het woord van de Here Here, omdat mijn schapen tot een prooi geworden zijn, omdat mijn schapen tot voedsel geworden zijn voor al het gedierte des velds doordat er geen herder is — want mijn herders vragen niet naar mijn schapen (…).

‘Ik eis mijn schapen van hen terug’ (Ezechiël 1:1–2, 6, 8, 10; cursivering toegevoegd).

De Heer heeft de mensen die Hij zijn heilig priesterschap toevertrouwt, zoals vaders, quorumleiders en quorumleden, altijd de verantwoordelijkheid voor zijn kuddes gegeven. Broeders, we moeten op zoek gaan en onze schapen opsporen, en we mogen niet toestaan dat onze schapen ‘tot voedsel [worden] voor al het gedierte van het veld.’

In afdeling 20 van de Leer en Verbonden instrueert de Heiland ons aangaande de vele taken van priesterschapsdragers en quorumleden. De volgende werkwoorden en zinsneden onderstrepen hoe urgent hij dit werk wel vindt: ‘waken’, ‘de leiding nemen’, ‘uitleggen’, ‘de huizen van alle leden bezoeken’, ‘bidden’, ‘sterken’, ‘waarschuwen’, ‘zenden’, ‘onderwijzen’, ‘vermanen’, ‘dopen’, en ‘allen uitnodigen tot Christus te komen’ (vss. 42, 44, 46–47, 53, 59, 81–82; cursivering toegevoegd).

Ik heb ook de aandrang in de stem van president Hinckley gevoeld toen hij zei: ‘Laten wij ons voornemen, ieder voor zich, in actie te komen en deze nieuwe kans aan te grijpen, dit nieuwe besef van verantwoordelijkheid, deze nieuwe plicht op ons te nemen, om onze hemelse Vader bij te staan in zijn glorieuze werk van het tot stand brengen van de onsterfelijkheid en het eeuwige leven van zijn zoons en dochters op aarde.’ (‘Zoek de lammeren, hoed de schapen’, De Ster, juli 1999, p. 124.)

Ik ben dankbaar voor het voorbeeld van de goede Herder die de moed niet opgaf totdat zijn verloren schaap weer veilig thuis was, voor de voorbeelden van president Thomas S. Monson, die als bisschop zijn kudde in de hoede van de adviseur achterliet en naar de West Temple Garage ging om Richard uit de smeerkuil te redden (Ensign, november 1985, p. 41); of broeder Marques, die Fernando uit de oceaan redde; of een quorumadviseur en verscheidene quorumleden die ik ken, die zes maanden lang iedere zondag op het slaapkamerraam van Scott klopten, die hem begeleidden en liefhadden totdat hij tot de kudde terugkeerde; en voor de voorbeelden van velen van u die de extra mijl zijn gegaan totdat u het verlorene had teruggevonden. Uw inspanningen zullen een eeuwige invloed op het leven van uw quorumleden en hun nakomelingen in de komende generaties hebben. Zij zullen een levend getuigenis zijn van de beloften van de Heiland: ‘Hoedt de kudde Gods, die bij u is (…). En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven’ (1 Petrus 5:2, 4), ‘opdat gij zielen tot Mij zult kunnen brengen, zodat gij met hen in het koninkrijk mijns Vaders zult kunnen rusten’ (LV 15:6) en ‘hoe groot zal dan uw vreugde zijn’ (LV 18:16).

Ik hoop dat ieder quorum, en ieder van ons persoonlijk, in samenwerking met de raden van de kerk, het voorbeeld van onze Heer en Heiland zal volgen en ‘diegene met zich nemen, die zwak is (…) zodat ook hij sterk moge worden’ (LV 84:106). Ik getuig nederig dat Joseph Smith een profeet van God was, dat het Boek van Mormon Schriftuur is, dat president Gordon B. Hinckley inderdaad een profeet van God is, dat Jezus Christus de Verlosser en de goede Herder is, en dat Hij leeft. In de naam van Jezus Christus. Amen.

Afdrukken