Vrees niet
De morele waarden waar de beschaving zelf van afhankelijk is, worden steeds sneller uitgehold. Niettemin heb ik geen angst voor de toekomst.
Een paar weken geleden kwam onze jongste zoon met zijn vrouw en kinderen bij ons op bezoek. Onze kleinzoon van twee was het eerst uit de auto. Hij kwam op mij afrennen met zijn armen naar mij uitgestoken. Hij riep: ‘Oba! Oba! Oba!’
Toen hij zijn armpjes om mijn benen sloeg, keek ik omlaag in zijn blije gezichtje en in die grote, onschuldige ogen, en dacht bij mijzelf: in wat voor wereld zal hij opgroeien?
En heel even werd ik overvallen door bezorgdheid, de angst voor de toekomst, waarover zoveel ouders ons aanspreken. Waar we ook komen, maken ouders zich zorgen over de toekomst van hun kinderen in deze heel roerige wereld.
Maar toen kwam er een kalm gevoel over me. Mijn angst voor de toekomst verdween.
Die leidende, bemoedigende Geest, waarmee we in de kerk zo vertrouwd zijn, bracht mij in herinnering wat ik al wist. Mijn angst voor de toekomst was verdwenen. Die tweejarige peuter met zijn grote ogen kan een goed leven hebben — een heel goed leven — evenals zijn kinderen en zijn kleinkinderen, hoewel ze in een wereld leven waar veel kwaad rond gaat.
Er zullen in hun leven veel gebeurtenissen plaatsvinden. Sommige zullen moed vergen en hun geloof versterken. Maar als ze gebedvol naar hulp en leiding zoeken, zal hun macht gegeven worden over ongunstige omstandigheden. Dergelijke beproevingen zullen hun vooruitgang niet kunnen tegenhouden, maar dienen als stapstenen naar meer kennis.
Als grootvader en als lid van de Twaalf, wil ik advies geven, een enkele waarschuwing en heel veel bemoediging. Dat zou ik veel beter doen als de grootmoeder van onze familie, de vrouw met wie ik al 57 jaar getrouwd ben, hier naast me stond. Moeders weten veel meer af van het leven dan vaders, maar ik doe wat ik kan.
We vrezen de toekomst niet, niet voor onszelf of voor onze kinderen. We leven in gevaarlijke, roerige tijden. De normen en waarden die in het verleden voor stabiliteit zorgden, worden overboord gezet.
Moroni zag onze tijd en we moeten zijn woorden niet negeren: ‘Gij [moet] ontwaken tot een besef van uw vreselijke toestand’ (Ether 8:24).
We mogen de volgende waarschuwing uit het Boek van Mormon niet licht opvatten:
‘De Here in zijn grote en oneindige goedheid [zegent hen] en doet [hen] voorspoedig zijn, die hun vertrouwen in Hem stellen. Wanneer Hij alles doet, wat voor het welzijn en geluk van zijn volk mogelijk is, ja, te dien tijde kunnen wij zien, dat zij hun hart verstokken, en de Here, hun God, vergeten en de Heilige met voeten treden; ja, en dit wegens hun zorgeloosheid en hun buitengewoon grote voorspoed.
‘En aldus zien wij, dat, wanneer de Here zijn volk niet met vele beproevingen kastijdt, ja, wanneer Hij hen niet bezoekt met dood, schrik [terreur], hongersnood en allerlei pestilentie, zij Hem niet indachtig willen zijn’ (Helaman 12:1–3; cursivering toegevoegd).
Is het woord terreur u opgevallen in deze profetische waarschuwing uit het Boek van Mormon?
De morele waarden waar de beschaving zelf van afhankelijk is, worden steeds sneller uitgehold. Niettemin heb ik geen angst voor de toekomst.
De Eerste Wereldoorlog was pas zes jaar voorbij toen ik werd geboren. In onze kindertijd waren de gevolgen van de oorlog overal zichtbaar. De Tweede Wereldoorlog begon slechts vijftien jaar later. En er pakten zich al donkere wolken samen.
We hadden het zorgelijke gevoel dat velen van u nu hebben. We vroegen ons in een onzekere tijd af wat de toekomst voor ons in petto had.
Toen ik nog klein was, staken de kinderziekten geregeld de kop op in de dorpen. Als iemand waterpokken, mazelen of de bof had, kwam er een inspecteur van de gezondheidsdienst langs die een quarantainewaarschuwing voor het raam of op de veranda zette, zodat iedereen wist dat ze uit de buurt moesten blijven. In een groot gezin zoals bij ons werden de kinderen op toerbeurt ziek, de een kreeg het van de ander. Het aanplakbiljet kon er dus wel weken hangen.
We konden ons niet in ons huis verschansen of ondergronds gaan om die verschrikkelijke, besmettelijke ziekten te ontlopen. We moesten naar school, naar ons werk of naar de kerk — het leven ging verder!
Twee van mijn zusters kregen de mazelen. Aanvankelijk leken ze goed te herstellen. Een paar weken later keek moeder uit het raam en zag Adele, de jongste van de twee, tegen een schommel leunen. Ze was zwak en had koorts. Ze had acuut reuma! De ziekte kwam voort uit de mazelen. Ook mijn andere zuster kreeg acuut reuma.
Er was weinig tegen te doen. Ondanks alle gebeden van mijn ouders stierf Adele. Ze is acht jaar geworden.
Hoewel Nona, die twee jaar ouder was, herstelde, had ze bijna haar hele leven een zwakke gezondheid.
Toen ik elf was, las de meester op school een krantenartikel voor. Een moeder had gehoord dat de buurkinderen waterpokken hadden gekregen. De kans bestond dat ook haar kinderen ziek zouden worden, misschien wel een tegelijk. Ze besloot er korte metten mee te maken.
Daarom stuurde ze haar kinderen naar de buren om met de kinderen te spelen en zo de ziekte op te lopen, dan zou ze er in een keer van af zijn. Stelt u zich haar ontzetting voor toen de dokter langskwam en zei dat de kinderen geen waterpokken hadden, maar pokken.
Het beste wat ze toen konden doen en wat wij nu moeten doen, is weg te blijven van gelegenheden waar het gevaar van lichamelijke of geestelijke besmetting bestaat.
We hoeven ons geen zorgen te maken dat onze kleinkinderen mazelen krijgen. Daar zijn ze tegen ingeënt en ze hoeven er niet bang voor te zijn.
Hoewel in grote delen van de wereld mazelen bijna niet meer voorkomt, blijft het onder kinderen de belangrijkste doodsoorzaak die met een vaccin voorkomen kan worden.
Dankzij royale bijdragen van de heiligen der laatste dagen, heeft de kerk onlangs een miljoen dollar kunnen doneren om, in samenwerking met andere organisaties, de kinderen van Afrika tegen mazelen in te enten. Het kost een dollar om een kind te vaccineren.
De ouders van nu zijn bezorgd over de morele en geestelijke ziekten. Daarbij kunnen zich verschrikkelijke complicaties voordoen wanneer de normen en waarden overboord worden gezet. We moeten allemaal beschermende maatregelen nemen.
Met het juiste serum is het menselijk lichaam beschermd tegen ziek-ten. We kunnen onze kinderen ook beschermen tegen morele en geestelijke ziekten.
Het woord inoculeren betekent letterlijk: ‘een oog inbrengen’.
Als kinderen worden gedoopt en bevestigd, plaatsen we een oog bij hen in (zie LV 20:41, 43; 33:15) — de onuitsprekelijke gave van de Heilige Geest (zie LV 121:26). Met de herstelling van het evangelie kwam het gezag om deze gave te verlenen.
Het Boek van Mormon geeft ons de sleutel:
‘Engelen spreken door de macht van de Heilige Geest; daarom spreken zij de woorden van Christus. (…) Verheugt u in Christus’ woorden, want Christus’ woorden zullen u [en uw kinderen] alles zeggen, wat gij moet doen’ (2 Nephi 32:3).
Als u het verstandelijk accepteert en het gevoelsmatig koestert, kan kennis van het herstelde evangelie en een getuigenis van Jezus Christus uw kinderen geestelijk immuniseren.
Eén ding is heel helder: de veiligste plek en de beste bescherming tegen morele en geestelijke ziekten is een stabiel gezinsleven. Dat is altijd al zo geweest; dat zal altijd zo blijven. Dat moeten we goed in gedachte houden.
De Schriften spreken over ‘het schild des geloofs (…), waarmee gij alle brandende pijlen van de boze zult kunnen doven’ (LV 27:17).
Dat schild des geloofs wordt het best met de hand gemaakt. Hoewel het schild tijdens de lessen en activiteiten in de kerk kan worden opgepoetst, moet het in het gezin worden gefabriceerd en elk kind afzonderlijk worden omgedaan.
De Heer heeft gezegd: ‘Doet mijn gehele wapenrusting aan, zodat gij de kwade dag kunt weerstaan en alles gedaan hebbende, staande kunt blijven’ (LV 27:15).
Onze jongelui zijn in vele opzichten veel sterker en beter dan wij toen waren. Zij en wij hoeven niet bang te zijn voor wat ons wacht.
Moedig onze jonge mensen aan. Ze hoeven niet in angst te leven (zie LV 6:36). Angst is het tegenovergestelde van geloof.
Hoewel we het kwaad niet kunnen uitvlakken, kunnen we jonge heiligen der laatste dagen voortbrengen die geestelijk gevoed zijn en geïmmuniseerd tegen kwade invloeden.
Als grootvader die al een heel leven achter de rug heeft, geef ik u de raad om geloof te hebben. Uiteindelijk komt alles wel terecht. Blijf dicht bij de kerk. Houd uw kinderen dicht bij de kerk.
In Alma’s tijd bleek ‘de prediking van het woord zeer doelmatig (…) om het volk te bewegen rechtvaardig te handelen — ja, daar het groter invloed had op de gemoederen van het volk dan het zwaard of iets anders, waarmede zij hadden kennisgemaakt — meende Alma, dat het raadzaam was de kracht van het woord Gods te beproeven’ (Alma 31:5).
Ware leer die wordt begrepen, verandert houding en gedrag. Een studie van de leerstellingen van het evangelie zal eerder tot gedragsverbetering leiden dan een gedragsstudie.
Zoek uw geluk in het gewone, en blijf gevoel voor humor houden.
Nona herstelde van de mazelen en acuut reuma. Ze leefde lang genoeg om profijt te hebben van openhartchirurgie, waarna haar gezondheid met sprongen vooruitging. Anderen spraken haar aan over haar verbeterde gezondheid. Ze zei: ‘In dit T-fordje zit nu een Cadillacmotor.’
Blijf uw gevoel voor humor houden!
Wees niet bang om kinderen op de wereld te zetten. We zijn een verbond aangegaan om lichamen te scheppen, zodat de geesten hun intrede in dit sterfelijk leven kunnen doen (zie Genesis 1:28; Mozes 2:28). Kinderen zijn de toekomst van de herstelde kerk.
Breng uw gezin op orde. Als een moeder buitenshuis werkt, kijk dan eens of daar verandering in kan worden aangebracht, al is die maar klein. Analyseer de situatie zorgvuldig en bid veelvuldig (zie LV 9:8–9). Verwacht dan inspiratie, wat openbaring is (zie LV 8:2–3). Verwacht de tussenkomst van de Almacht om, na verloop van tijd, veranderingen aan te brengen en te doen wat het beste is voor uw gezin.
Alma noemde het heilsplan ‘het grote plan van geluk’ (Alma 42:8; zie ook 2 Nephi 11:5; Alma 12:25; 17:16; 34:9; 41:2; 42:5, 11–13, 15, 31; Mozes 6:62.)
Iedereen heeft het sterfelijk leven betreden om een menselijk lichaam te ontvangen en getoetst te worden (zie Abraham 3:24–26).
We zijn hier niet vrij van problemen, sommige zijn bitter en moeilijk te verdragen. Wensen dat we verschoond blijven van beproevingen is verleidelijk, maar het druist in tegen het grote plan van geluk, ‘want het is noodzakelijk, dat er een tegenstelling in alle dingen is’ (2 Nephi 2:11). Die toetsing is de bron van onze kracht.
Het leven van mijn zuster Adele werd in haar kinderjaren wreed afgebroken door ziekte en lijden. Zij en alle anderen die sterven, zetten het werk van de Heer achter de sluier voort. Haar zal niets worden ontzegd dat van essentieel belang is voor haar eeuwige vooruitgang.
We hebben ook een pasgeboren kleindochter verloren. Ze heette Emma naar mijn moeder. Wij ontvangen troost uit de Schriften.
‘Kleine kinderen hebben geen bekering of doop nodig. (…)
‘Kleine kinderen zijn (…) levend in Christus’ (Moroni 8:11–12).
Denk aan de verzoening van Christus. Wanhoop niet of denk niet dat wie gezwicht is voor de verleidingen van Satan voor eeuwig verloren zijn. Zij zullen, nadat de schuld tot ‘de laatste penning’ is betaald (Matteüs 5:26), en de genezing die gepaard gaat met volledige bekering is voltooid, een vorm van heil ontvangen.
Volg de leiders die geroepen zijn om u te presideren, want er is de belofte: ‘Indien mijn volk zal luisteren naar mijn stem en naar de stem van mijn dienstknechten, die Ik heb aangewezen om mijn volk te leiden, zie, voorwaar zeg Ik u, dan zal het niet uit zijn plaats worden bewogen’ (LV 124:45).
De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen zal voortgaan ‘totdat [zij] de ganse aarde heeft gevuld’ (LV 65:2) en de grote Jehova verklaart dat het werk is gedaan (zie History of the Church, deel 4, p. 540). De kerk is een veilige haven. We worden beschermd door gerechtigheid en getroost door barmhartigheid (zie Alma 34:15–16). Geen onheilige hand kan de voortgang van dit werk tegenhouden (zie LV 76:3).
Wij zijn niet blind voor de toestand in de wereld.
De apostel Paulus profeteerde ‘zware tijden’ in de laatste dagen (2 Timoteüs 3:1), en waarschuwde: ‘Wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten’ (Efeziërs 6:12).
Jesaja heeft beloofd: ‘Door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van onderdrukking, want gij hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij zal tot u niet naderen’ (Jesaja 54:14).
De Heer zelf heeft ons aldus aangemoedigd: ‘Weest daarom goedsmoeds, en vreest niet, want Ik, de Here, ben met u, en zal u terzijde staan; en gij moet getuigenis geven van Mij, namelijk van Jezus Christus, dat Ik de levende Zoon van de levende God ben, dat Ik was, dat Ik ben, en dat Ik zal komen’ (LV 68:6). In de naam van Jezus Christus. Amen.