Een patroon voor iedereen
Het herstelde evangelie van Jezus Christus is een patroon voor iedereen. (…) Het is het goede nieuws — de tijdloze leer en verzoeningskracht van de Heer Jezus Christus.
Onlangs vroeg een deelnemer aan een radioprogramma zich af of de kerk internationaal wel aantrekkingskracht had, gezien haar oorsprong in New York, hoofdzetel in Utah, en het Boek van Mormon dat het verhaal van een oud Amerikaans volk is. Toen ik dacht aan vrienden in Azië, Afrika, Europa en andere delen van de wereld, werd mij duidelijk dat de spreker de universele aard van het herstelde evangelie niet begreep, noch de allesomvattende toepasbaarheid van de verordeningen, verbonden en zegeningen ervan. Het wereldomvattende belang van het eerste visioen van de profeet Joseph en van het Boek van Mormon zijn niet af te meten aan de locatie, maar aan hun boodschap inzake de relatie van de mens met God, de liefde van de Vader voor zijn kinderen, en het goddelijk potentieel van elk mens.
De roep van de profeten is door alle eeuwen heen geweest: ‘Komt tot Christus en wordt vervolmaakt in Hem’ (Moroni 10:32; zie ook Matteüs 5:48; Johannes 10:10, 14:6) en dat het heil alleen door de eniggeboren Zoon van de Vader komt (zie Johannes 1:14, 18; LV 29:42). Die oproep is universeel en geldt voor al Gods kinderen, of ze nu Afrikaans, Aziatisch, Europees of van welke nationaliteit ook zijn. Zoals de apostel Paulus tegen de Atheners zei, zijn wij allen ‘van Gods geslacht’ (Handelingen 17:29).
Het levensplan van de Vader, met als kern de verzoening van Christus, is al opgesteld vóór de grondlegging van de wereld (zie Abraham 3:22–28; Alma 13:3). Het werd aan Adam en Eva gegeven en zij kregen het gebod om het hun kinderen te leren (zie Mozes 5:6–12). In de loop van de tijd verwierp Adams nageslacht het evangelie, maar het werd weer teruggebracht door Noach en later door Abraham (zie Exodus 6:2–4; Galaten 3:6–9). Het evangelie werd in de tijd van Mozes tot de Israëlieten gebracht. Maar er was een strengere leermeester nodig om ze na eeuwenlange afvalligheid tot Christus te brengen (zie Exodus 19:5–6; LV 84:19–24). Uiteindelijk herstelde de Heiland zelf de volheid van het evangelie tot het huis Israëls in het midden des tijds.
Een van de schriftpassages die het beste inzicht geeft in deze opeenvolging van afval en herstelling is te vinden in Jezus’ gelijkenis van de onrechtvaardige pachters (zie Marcus 12:1–10). In die gelijkenis herinnert Jezus de mensen aan de vele profeten die eerder waren gestuurd om rechtvaardige volken te krijgen. Hij vertelt dat de boodschappers telkens weer werden verworpen. Sommige werden geslagen en weggestuurd. Andere werden gedood. En dan vertelt Jezus in een profetie aangaande zijn eigen bediening de luisteraars dat de Vader besloot zijn ‘enige zoon, zijn zeer geliefde’ (Bijbelvertaling van Joseph Smith, Marcus 12:7) te sturen, zeggend: ‘Mijn zoon zullen zij ontzien’ (Matteüs 21:37).
Jezus was echter op de hoogte van zijn eigen lot en zei vervolgens:
‘Maar die pachters zeiden (…): Dit is de erfgenaam; komt, laten wij hem doden en de erfenis zal aan ons komen.
‘En zij grepen en doodden hem en wierpen hem buiten de wijngaard’ (Marcus 12:7–8).
Na de dood van de Heiland en zijn apostelen werden de leerstellingen en verordeningen veranderd en trad nogmaals de afval in. Dit keer duurde de geestelijke duisternis honderden jaren, totdat eindelijk de lichtstralen de aarde weer bereikten. De apostel Petrus wist van die afval af en profeteerde na de hemelvaart van de Heiland dat de wederkomst van de Heer pas zou plaatsvinden na een ‘wederoprichting aller dingen’ (zie Handelingen 3:19–21). De apostel Paulus profeteerde bovendien van een tijd waarin de leden ‘de gezonde leer niet [zouden] verdragen’ (2 Timoteüs 4:3–4) en dat er een ‘afval’ (2 Tessalonicenzen 2:2–3) aan de wederkomst van Christus vooraf zou gaan. Hij had het ook over de wederoprichting van alle dingen en zei dat de Heiland in de ‘volheid der tijden al wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen [zou] vatten’ (Efeziërs 1:10).
De Heer gaf door middel van de profeet Joseph Smith leiding aan de herstelling van het evangelie. De ‘wederoprichting aller dingen’ begon in het heilige bos toen de Vader en de Zoon verschenen aan Joseph Smith. In dat visioen kwam Joseph achter de aard van God, dat de Vader en de Zoon afzonderlijke, verhoogde wezens van vlees en beenderen zijn.
Aan het begin van de meeste bedelingen kreeg de pas geroepen profeet een boek. Mozes kreeg stenen tafelen (zie Exodus 31:18). Lehi kreeg een boek over de vernietiging van Jeruzalem te lezen (zie 1 Nephi 1:11–14). Ezechiël kreeg een ‘boekrol’ (Ezechiël 2:9–10) te zien met de boodschap van de Heer voor het huis van Juda in die tijd. Johannes de Openbaarder kreeg op het eiland Patmos een boek te zien met zeven zegels (zie Openbaring 5; LV 77:6). Is het dan een wonder dat de Heer als onderdeel van die ‘wederoprichting aller dingen’ een boek zou verstrekken met de volheid van het evangelie? Het Boek van Mormon heeft de kracht om alle mensen dichter tot Christus te brengen. De uitleg daarin van de verzoening van de Heiland is de duidelijkste die er is, vooral omtrent het doel en de uitwerking ervan.
De Heilige Geest heeft mijn ziel ingefluisterd dat Joseph in het heilige bos echt de Vader en de Zoon heeft gezien en dat het Boek van Mormon waar is. Ik ben dankbaar voor de nadere kennis aangaande de verzoening van de Heiland die in het Boek van Mormon staat. Een van de titels van de Heiland is eniggeboren Zoon van de Vader. De apostel Johannes schrijft bijvoorbeeld in zijn evangelie dat hij de majesteit en de heerlijkheid van de Heer had gezien op de berg van verheerlijking en dat zijn heerlijkheid van de eniggeborene des Vaders’ was (Johannes 1:14, 18). Deze titel komt ook vaak voor in het Boek van Mormon.
In tegenstelling tot sterfelijke personen die de zaden des doods erven van beide ouders, was Jezus geboren uit een sterfelijke moeder en een onsterfelijke Vader. De zaden van de dood die Hij van Maria had gekregen, hielden in dat Hij kon sterven, maar de erfenis van zijn Vader gaf Hem het oneindige leven, wat inhield dat sterven een zelfgekozen daad was. Daarom zei Jezus tegen de Joden: ‘Want gelijk de Vader leven heeft in Zichzelf, heeft Hij ook de Zoon gegeven leven te hebben in Zichzelf’ (Johannes 5:26).
Bij een andere gelegenheid zei Hij:
‘Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven afleg om het weder te nemen.
‘Niemand ontneemt het Mij, maar Ik leg het uit Mijzelf af. Ik heb macht het af te leggen en macht het weder te nemen; dit gebod heb Ik van mijn Vader ontvangen’ (Johannes 10:17–18).
De oneindige aard die Hij van zijn Vader had gekregen, gaf Jezus de macht om de verzoening teweeg te brengen, te lijden voor de zonden van ieder mens. De profeet Alma legt in het Boek van Mormon uit dat Jezus niet alleen onze zonden op zich nam, maar dat Hij ook leed voor onze pijn, beproevingen en verleidingen. Alma legt bovendien uit dat Jezus onze ziekten, dood en zwakheden op zich nam. (Zie Alma 7:11–13.) Dat deed Hij ‘opdat zijn binnenste met barmhartigheid zal worden vervuld, naar het vlees, opdat Hij naar het vlees zal weten hoe zijn volk te hulp te komen’ (Alma 7:12).
De profeet Abinadi zegt verder: ‘Wanneer zijn ziel ten offer is gebracht voor zonde, [zal] Hij zijn nageslacht […] zien’ (Mosiah 15:10). Abinadi zegt vervolgens dat de profeten en hun volgelingen het zaad van de Heiland zijn. Vele jaren lang dacht ik aan de ervaringen die de Heiland in Getsemane en aan het kruis had als plekken waar Hij een enorme lading zonden op zich nam. Maar door de woorden van Alma, Abinadi, Jesaja en andere profeten is dat inzicht veranderd. In plaats van een onpersoonlijke lading zonden was er een lange rij mensen toen Jezus ‘onze zwakheden’ voelde (Hebreeën 4:15), ‘onze ziekten […] op zich [nam], […] onze smarten [droeg], [en] om onze overtredingen werd […] doorboord’ (Jesaja 53:4–5).
De verzoening was een intieme, persoonlijke ervaring waarbij Jezus te weten kwam hoe Hij ieder van ons te hulp kon komen.
In de Parel van grote waarde staat dat Mozes alle inwoners van de aarde zag en dat ‘hun aantallen […] groot [waren], ja, ontelbaar als het zand aan de oever van de zee’ (Mozes 1.28). Als Mozes iedereen zag, dan lijkt het logisch om aan te nemen dat de Schepper van het heelal de macht heeft om ieder van ons persoonlijk te leren kennen. Hij kwam achter uw zwakheden en achter de mijne. Hij voelde uw verdriet en lijden. En die van mij. Ik getuig dat Hij ons kent. Hij begrijpt hoe wij omgaan met verleiding. Hij kent onze zwakheden. Maar het is meer, meer dan ons alleen te kennen, Hij weet hoe Hij ons kan helpen als we in geloof tot Hem komen. Daarom besefte een jonge vrouw van Latijns-Amerikaanse afkomst ineens dat ze meer dan een stipje in het heelal was toen de Heilige Geest haar een getuigenis van de herstelling gaf. Ze voelde Gods liefde, voelde dat zij zijn dochter was, en besefte dat Hij haar kende. Het verklaart ook waarom het heilsplan een Japanse vriend zo bekend voorkwam toen de zendelingen hem daarin onderrichtten en de Heilige Geest zijn doelen op aarde en zijn potentieel bevestigde.
Ik getuig dat het herstelde evangelie van Jezus Christus een patroon is dat wij allen moeten volgen. Het gaat er niet om wáár iets gebeurd is, het is het goede nieuws — de tijdloze leer en verzoeningskracht van de Heer Jezus Christus. Ik getuig dat Hij leeft, dat Hij de Christus is. Ik getuig dat het evangelie dat door middel van de profeet Joseph Smith is hersteld Petrus’ ‘wederoprichting aller dingen’ is. Ik geef u mijn getuigenis dat president Gordon B. Hinckley de profeet des Heren is. In de naam van Jezus Christus. Amen.