2005
Jezus Christus, de grote Geneesheer
November 2005


Jezus Christus, de grote Geneesheer

Geloof, bekering, doop, getuigenis en een blijvende bekering voeren tot de genezende kracht van de Heer.

Geliefde broeders en zusters, ik groet u en betuig u mijn liefde. Namens de algemene autoriteiten dank ik u voor uw rechtschapenheid, uw vele goede daden, uw gebeden en de steun die u ons geeft. Wij hebben soortgelijke moeilijkheden als u. We zijn allemaal onderhevig aan verdriet en lijden, ziekte en dood. Maar of we nu goede of slechte tijden doormaken, de Heer verwacht dat ieder van ons tot het einde toe volhardt. De algemene autoriteiten zien in dat het bij het doen van Gods heilige werk belangrijk is dat u aan ons denkt. Uw morele steun wordt in liefde geboden en in dank ontvangen. Wij hebben u lief en bidden voor u, zoals u voor ons bidt.

Ik spreek vooral mijn dank aan de Heer Jezus Christus uit. Ik ben dankbaar voor zijn liefde en zijn uitnodiging om tot Hem te komen!1 Ik verwonder mij over zijn ongeëvenaarde genezingskracht. Ik getuig dat Jezus Christus de grote Geneesheer is. Het is slechts één van de vele eigenschappen die zijn onvergelijkelijke leven kenmerken.

Jezus is de Christus, de Messias, de Zoon van God, de Schepper, de grote Jehova, de beloofde Immanuël, onze verzoening brengende Heiland en Verlosser, onze Voorspraak bij de Vader, ons grote Voorbeeld. En op een dag staan we voor Hem, onze rechtvaardige en barmhartige Rechter.2

Wonderen van genezing

Jezus gaf als de grote Geneesheer zijn vrienden de opdracht: ‘Gaat heen en boodschapt (…) wat gij gezien en gehoord hebt: Blinden worden ziende, lammen wandelen, melaatsen worden gereinigd en doven horen; doden worden opgewekt.’3

In de boeken Matteüs,4 Marcus,5 Lucas6 en Johannes7 wordt herhaaldelijk verteld dat Jezus rondging om het evangelie te prediken en allerlei kwalen te genezen.

Toen de herrezen Verlosser aan de inwoners van het oude Amerika verscheen, was Hij zo barmhartig dat Hij allen die ‘op enigerlei wijze lijdende’8 waren uitnodigde om tot Hem te komen en genezen te worden.

Wonderbaarlijk genoeg gaf Hij zijn goddelijke bevoegdheid om de zieken te genezen ook aan goede priesterschapsdragers in eerdere bedelingen,9 en nogmaals in deze laatste tijd waarin zijn evangelie volledig is hersteld.10

De invloed van gebed op genezing

Ook door gebed krijgen wij toegang tot zijn genezende kracht. Ik zal nooit iets vergeten wat mijn vrouw en ik ongeveer dertig jaar geleden meemaakten met president Spencer W. Kimball en zijn geliefde vrouw, Camilla. We waren in Hamilton (Nieuw-Zeeland) voor een grote conferentie met de heiligen. Ik was toen nog geen algemeen autoriteit. Ik was als algemeen zondagsschoolpresident uitgenodigd om deel te nemen aan de conferentie en soortgelijke bijeenkomsten op andere eilanden in Oceanië. En als arts behandelde ik president en zuster Kimball al jaren. Ik kende hen allebei erg goed — van binnen en van buiten.

De plaatselijke jongeren van de kerk hadden een culturele avond voorbereid voor de conferentie. Maar helaas werden president en zuster Kimball allebei erg ziek. Ze hadden hoge koorts. Na een zalving gingen ze in de nabijgelegen woning van de president van de tempel in Nieuw-Zeeland rusten. President Kimball vroeg zijn raadgever, president N. Eldon Tanner, de culturele avond te presideren en president en zuster Kimball te excuseren.

Mijn vrouw ging met president en zuster Tanner en andere leiders mee naar de avond. En president Kimballs secretaris, broeder D. Arthur Haycock, en ik waakten over onze zieke vrienden.

Terwijl president Kimball lag te slapen, zat ik stilletjes te lezen in zijn kamer. Plotseling werd president Kimball ergens van wakker. Hij vroeg: ‘Broeder Nelson, hoe laat zou het programma vanavond beginnen?’

‘Zeven uur, president Kimball.’

‘Hoe laat is het nu?’

‘Bijna zeven uur’, antwoordde ik.

Snel zei president Kimball: ‘Zeg tegen mijn vrouw dat we vertrekken!’

Ik controleerde president Kimballs temperatuur. Die was normaal! Ik nam ook zuster Kimballs temperatuur. Die was ook normaal!

Ze kleedden zich snel aan en stapten in een auto. We werden naar het stadion van de hogeschool van de kerk in Nieuw-Zeeland gereden. Toen de auto de arena inreed, kwam er een luide, spontane kreet uit de aanwezigen. Dat was hoogst ongebruikelijk! Toen we waren gaan zitten, vroeg ik mijn vrouw naar die plotselinge kreet. Ze zei dat president Tanner toen hij de bijeenkomst opende zijn plicht had gedaan en president en zuster Kimball wegens ziekte had geëxcuseerd. En toen werd een van de jongeren uit Nieuw-Zeeland gevraagd voor het openingsgebed.

Met groot geloof sprak hij een volgens mijn vrouw nogal lang maar krachtig gebed uit. Hij zei onder meer: ‘Wij zijn hier met drieduizend jongeren uit Nieuw-Zeeland bijeen. We hebben ons een half jaar lang voorbereid om voor uw profeet te zingen en dansen. Wilt U hem genezen en hem hier brengen!’ Toen hij ‘amen’ had gezegd, reed de auto met president en zuster Kimball het stadion binnen. Men zag meteen wie zij waren en onmiddellijk slaakte iedereen een vreugdekreet!11

Ik was getuige geweest van de genezende kracht van de Heer! En ik had zijn levende profeet een openbaring zien ontvangen en ernaar luisteren!

Ik geef toe dat onze vurigste gebeden soms onverhoord lijken te blijven. We vragen ons af: ‘Waarom?’ Ik ken dat gevoel. Ik weet wat een vrees en tranen dergelijke momenten met zich meebrengen. Maar ik weet ook dat onze gebeden nooit genegeerd worden. En ons geloof wordt altijd gewaardeerd. Ik weet dat een alwetende, wijze hemelse Vader een veel bredere visie heeft dan wij. Wij zien problemen en pijn in het sterfelijk leven, maar Hij kent ons potentieel en weet hoeveel eeuwige vooruitgang wij kunnen maken. Als wij bidden om zijn wil te weten, en we onderwerpen ons daaraan vol geduld en moed, dan kan er te zijner tijd en op zijn manier een hemelse genezing plaatsvinden.

Stappen tot genezing

Kwalen kunnen zowel geestelijke als lichamelijke oorzaken hebben. Alma de jonge zegt dat zijn zonden zo pijnlijk waren dat hij wenste dat hij ‘naar lichaam en ziel niet meer [zou] bestaan, zodat [hij] niet in de tegenwoordigheid van (…) God [zou worden] gebracht om naar [zijn] daden te worden geoordeeld.’12 Hoe kunnen we in zo’n geval door Hem genezen worden?

We kunnen ons meer bekeren! We kunnen vollediger tot bekering komen! Dan kan de ‘Zoon der gerechtigheid’13 ons vollediger zegenen met zijn genezende hand.

Jezus kondigde al vroeg in zijn bediening aan dat Hij gestuurd was om de ‘gebrokenen van hart’ ‘te verbinden’.14 Waar Hij hen ook onderrichtte, Hij volgde consequent hetzelfde patroon. Ik zal zijn woorden aanhalen die Hij bij vier verschillende gelegenheden op verschillende plaatsen sprak, en let op het patroon.

  • Tegen de mensen in het Heilige Land zei Hij over zijn volk dat zij zouden ‘zien met hun ogen, en met hun oren […] horen, en met hun hart [niet] verstaan en zich bekeren, en Ik [zou] hen […] genezen.’15

  • De herrezen Heer gaf de inwoners van het oude Amerika deze uitnodiging: ‘Wilt gij nu niet tot Mij terugkeren, en u van uw zonden bekeren en tot inkeer komen, opdat Ik u kan genezen?’16

  • Leiders van de kerk gaf Hij de opdracht: Gij zult ‘blijven bedienen; want gij weet niet of zij niet zullen terugkomen en zich bekeren, en met een volmaakt voornemen des harten tot Mij komen en Ik hen zal genezen, en gij het middel zult zijn om redding tot hen te brengen.’17

  • Later zei de Heer tijdens de ‘wederoprichting aller dingen’18 tegen de profeet Joseph Smith het volgende over de pioniers: ‘Na hun verzoekingen en veel verdrukking, zal Ik, de Heer, hen zoeken, en indien zij hun hart niet verstokken en hun hals niet tegen Mij verstarren, zullen zij tot inkeer komen en zal Ik hen genezen.’19

De volgorde in zijn patroon is ook van belang. Geloof, bekering, doop, getuigenis en een blijvende bekering voeren tot de genezende kracht van de Heer. De doop is een verbondsdaad — een teken van toewijding en belofte. Een getuigenis ontstaat als de Heilige Geest iemand die oprecht naar de waarheid zoekt een overtuiging geeft. Een waar getuigenis voedt het geloof. Het zet aan tot bekering en gehoorzaamheid aan Gods geboden. Getuigenis wekt enthousiasme op om God en onze medemens te dienen.20 Bekering betekent een ‘verandering van levensrichting.’21 Bekering betekent zich afwenden van de wegen van de wereld en zich wenden en beperken tot de wegen van de Heer. Bekering houdt een godsdienstige ommekeer in, en gehoorzaamheid. Bekering brengt een grote verandering van hart met zich mee.22 En zo wordt een ware bekeerling ‘wedergeboren’23, ‘in nieuwheid des levens […] wandelend.’24

Als ware bekeerlingen raken wij gemotiveerd om te doen wat de Heer ook van ons verwacht25 en om te zijn wie Hij wil dat wij zijn.26 De vergeving van zonden, die goddelijke vergiffenis met zich meebrengt, geneest de geest.

Hoe weten wij of we écht tot bekering gekomen zijn? In de Schriften zijn zelftests te vinden. De een meet de mate van bekering die vereist is voor de doop.27 Een ander meet onze bereidheid om anderen te dienen. De Heer heeft tegen zijn discipel Petrus gezegd: ‘Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen.’28 De bereidheid om anderen te dienen is een teken dat iemand klaar is om genezen te worden.

De omvang van zijn genezing

Johannes de Geliefde heeft gezegd: ‘Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.’29 Wat een macht! Alleen de grote Geneesheer kan de zonde van de wereld wegnemen. Onze schuld aan Hem is onmeetbaar groot.

Ik herinner me nog goed dat ik een keer een groep zendelingen toesprak. Toen ik had gezegd dat ze vragen konden stellen, stond een van de zendelingen op. Met tranen in zijn ogen vroeg hij: ‘Waarom moest Jezus zo veel lijden?’ Ik vroeg de zendeling om zijn lofzangenboek open te slaan en de tekst van de lofzang ‘Gij zijt groot’ voor te lezen:

‘En als ’k bedenk dat God zijn Zoon niet spaarde,

Hem sterven liet uit liefde zonder peil;

dat Hij aan ’t kruis mijn zonden op zich laadde,

daar leed en stierf als losprijs voor mijn heil.’30

Daarop vroeg ik de zendeling om iets voor te lezen uit ‘Eerbied! Verootmoedigt u!’ Die woorden zijn ontroerend omdat ze geschreven zijn als het antwoord zoals de Heer dat zou kunnen geven op de vraag die mij was gesteld:

‘Denkt, o heil’gen, denkt aan Mij,

denkt eraan, hoe uit mijn zij,

van mijn hoofd, uit hand en voet,

werd voor u gestort mijn bloed.

Met mijn lichaam aan het hout

leed Ik ook voor úw behoud. …

O gedenkt wat Ik doorstond,

eer de zondaar vrijspraak vond.

Aan het kruis, gedenkt het nu,

bloedd’ Ik, leed en stierf voor u.’31

Jezus had veel te lijden omdat Hij veel van ons houdt! Hij wil dat wij ons bekeren zodat Hij ons geheel kan genezen.

Als ‘beproeving [is] gekomen’,32 is het tijd om ons geloof in God te vergroten, hard te werken en anderen te dienen. Dan zal Hij ons gebroken hart genezen. Hij zal ons gemoedsrust33 en troost34 geven. Die grote gaven worden niet vernietigd, zelfs niet door de dood.

De opstanding — de voltooiende genezingsdaad

De gave van de opstanding is de voltooiende genezingsdaad van de Heer. Dankzij Hem wordt ieder lichaam hersteld tot zijn juiste en volmaakte gedaante.35 Dankzij Hem is geen enkele toestand hopeloos. Dankzij Hem ligt er een betere toekomst voor ons in het verschiet, zowel hier als in het hiernamaals. Ieder van ons wacht ware vreugde — aan de andere kant van het verdriet.

Ik getuig dat God leeft, dat Jezus de Christus is — de grote Geneesheer. In de heilige naam van Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Zie Matteüs 11:28–30. Zijn juk is inderdaad zacht en zijn last is licht.

  2. Zie Russell M. Nelson, ‘Jezus de Christus: onze Meester, en meer’, Liahona, april 2000, 4–19.

  3. Lucas 7.22.

  4. Zie Matteüs 4:23; 8:1–3, 5–13, 16–17; 9:1–8, 32–35; 12:15; 14:14, 34–36; 15:29–31.

  5. Zie Marcus 1:32–34, 40–45; 2:1–12; 6:53–56; 7:31–37.

  6. Zie Lucas 4:40–41; 5:12–15, 17–26; 7:1–10; 11:14; 22:50–51.

  7. Zie Johannes 4.46–53.

  8. 3 Nephi 17:7.

  9. Zie Matteüs 10:5–8; Marcus 16:17; Lucas 10:17; 4 Nephi 1:5.

  10. Zie LV 84:65–70.

  11. Zie Spencer J. Condie, Russell M. Nelson, Father, Surgeon, Apostle (2003), p. 172–174.

  12. Alma 36:15.

  13. 3 Nephi 25:2; zie ook Maleachi 4:2.

  14. Lucas 4:18; zie ook Jesaja 61:1.

  15. Matteüs 13:15; zie ook Jesaja 6:10; Johannes 12:40; Handelingen 28:27.

  16. 3 Nephi 9.13.

  17. 3 Nephi 18:32.

  18. Handelingen 3:21.

  19. LV 112:13; zie ook LV 124:104.

  20. Daarmee houdt men zich aan de twee grote geboden: ‘Gij zult de Here, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht en met geheel uw verstand, en uw naaste als uzelf’ (Lucas 10:27).

  21. Van Dale, groot woordenboek der Nederlandse taal, twaalfde druk, p. 298.

  22. Zie Mosiah 5:2; Alma 5:12–14.

  23. Zie Johannes 3:3–7; 1 Petrus 1:23; Mosiah 27:24–26; Alma 5:49; 7:14; Mozes 6:59; Genesis 6:62 (zie ook de Bijbelvertaling van Joseph Smith).

  24. Romeinen 6:3–4.

  25. Zie Mosiah 5:2–5.

  26. Zie 3 Nephi 27:21, 27.

  27. Zie LV 20:37; Mosiah 18:10.

  28. Lucas 22:32.

  29. Zie Johannes 1:29 (zie ook de Bijbelvertaling van Joseph Smith).

  30. Lofzang 54; zie ook Psalmen 8:3–9; 9:1–2; Mosiah 4:5–13.

  31. Heilige lofzangen, 27; zie ook Leer en Verbonden 19:16–19; 45:3–5.

  32. Zie ‘Dacht gij aan ’t gebed?’, lofzang 96, derde couplet.

  33. Zie Johannes 14:27.

  34. Zie Jesaja 40:1; Johannes 14:16–17, 26.

  35. Zie Alma 11:43; 40:23.