2005
Voorbereidingen op de herstelling en de wederkomst: ‘Mijn hand zal over u zijn’
November 2005


Voorbereidingen op de herstelling en de wederkomst: ‘Mijn hand zal over u zijn’

De hand van de Heer is al van vóór de grondlegging van deze wereld uitgestrekt over dit werk van de herstelling en Hij zal die hand erover blijven uitstrekken tot zijn wederkomst.

Dit jaar vieren we de tweehonderdste geboortedag van de profeet Joseph Smith. Wij getuigen tot de wereld dat hij de profeet Gods was die al vóór dit leven was geordend om de herstelling van het evangelie van Jezus Christus tot stand te brengen. Dat deed hij onder leiding van onze Heiland, die tegen een eerdere profeet zei: ‘Mijn naam is Jehova en Ik ken het einde vanaf het begin; daarom zal mijn hand over u zijn.’1

Ik erken de hand van de Heer in de herstelling van het evangelie. Het fundament van de herstelling is gelegd door de geïnspireerde offers die Gods kinderen door de eeuwen heen hebben gebracht. En de wereld bereidt zich voor op de wederkomst van onze Heer en Heiland, Jezus Christus.

Zijn evangelie werd in de tijd van Adam voor het eerst op aarde gevestigd. En het is in elke bedeling verkondigd door profeten zoals Henoch, Noach, Abraham, Mozes en anderen. Elk van die profeten voorzegde de komst van Jezus Christus om verzoening te brengen voor de zonden van de wereld. Die profetieën zijn vervuld. De Heiland heeft zijn kerk gesticht. Hij riep zijn apostelen en vestigde zijn priesterschap. Belangrijker nog: Hij legde zijn leven neer en nam het weer op zodat allen zullen herrijzen, en zo bracht Hij het zoenoffer. Maar dat was nog niet alles.

Na de opstanding van de Heiland gaf Hij de apostelen de opdracht om de kerk te leiden en evangelieverordeningen te bedienen. Zij gaven gehoor aan die opdracht, werden vervolgd, en sommigen ondergingen uiteindelijk zelfs de martelaarsdood. Als gevolg daarvan was het priesterschapsgezag van de Heer niet meer op aarde en viel de wereld in een gat van geestelijke duisternis. In de daaropvolgende eeuwen hadden Gods kinderen het licht van Christus en konden zij bidden en de invloed van de Heilige Geest voelen. Maar de volheid van het evangelie was verloren gegaan. Er was niemand over op aarde met de macht en het gezag om de kerk te leiden, heilige handelingen zoals de doop te verrichten, de gave van de Heilige Geest te verlenen of de heilshandelingen van de tempel te bedienen. Bijna iedereen werd de toegang tot de Schriften ontzegd en de meeste mensen waren analfabeet.

De eerste stap tot de herstelling van het evangelie was het beschikbaar stellen van de Schriften en Gods kinderen te leren ze te lezen. De Bijbel was oorspronkelijk in het Hebreeuws en het Grieks geschreven — talen die de gewone man in Europa niet beheerste. Maar toen werd de Bijbel door Hiëronymus vertaald in het Latijn, bijna vierhonderd jaar na de dood van de Heiland. De Schriften waren echter nog steeds niet algemeen beschikbaar. Afschriften moesten met de hand worden gemaakt. Dat was monnikenwerk dat jaren duurde.

Toen begonnen de mensen door de invloed van de Heilige Geest een verlangen te krijgen om te leren. Die renaissance of ‘wedergeboorte’ verbreidde zich door Europa. Laat in de veertiende eeuw begon een priester die John Wycliffe heette de Bijbel uit het Latijn in het Engels te vertalen. Omdat het Engels toen nog een opkomende, onverfijnde taal was, vonden de kerkleiders die ongeschikt om er Gods woord mee over te brengen. Sommige leiders waren ervan overtuigd dat als de mensen zelf de Bijbel konden lezen en interpreteren, de leer veranderd zou worden. Anderen waren bang dat mensen die zelf toegang tot de Schriften hadden de kerk niet meer nodig zouden hebben en die niet meer financieel zouden steunen. Als gevolg daarvan werd Wycliffe tot ketter verklaard en dienovereenkomstig behandeld. Na zijn dood en begrafenis werd zijn stoffelijk overschot opgegraven en verbrand. Maar Gods werk was niet tegen te houden.

Terwijl sommigen geïnspireerd werden om de Bijbel te vertalen, werden anderen geïnspireerd om manieren voor te bereiden voor de publicatie ervan. In 1455 vond Johannes Gutenberg een drukpers uit met los zetsel en de Bijbel was een van de eerste boeken die hij drukte. Voor het eerst was het mogelijk om meerdere exemplaren van de Schriften te drukken tegen kosten die velen zich konden veroorloven.

Inmiddels rustte de inspiratie van God ook op ontdekkingsreizigers. In 1492 ging Christoffel Columbus op zoek naar een nieuwe route naar het Verre Oosten. Columbus werd op zijn reis door de hand Gods geleid. Hij zei: ‘God gaf mij het geloof en nadien de moed.’2

Die uitvindingen en ontdekkingen maakten verdere ontwikkelingen mogelijk. Aan het begin van de zestiende eeuw schreef de jonge William Tyndale zich in aan de universiteit te Oxford. Daar bestudeerde hij het werk van bijbelgeleerde Erasmus, die geloofde dat de Schriften ‘voedsel voor de ziel van de mens zijn dat diep in [zijn] hart en ziel moet doordringen.’3 Door zijn studie vatte Tyndale liefde voor Gods woord op en kreeg hij een verlangen om al Gods kinderen in de gelegenheid te stellen zich er zelf aan te vergasten.

Rond diezelfde tijd stelde een Duitse priester en professor, Maarten Luther genaamd, een lijst met 95 fouten in de toenmalige kerk op, die hij stoutmoedig per brief naar zijn superieuren stuurde. In Zwitserland gaf Huldrych Zwingli 67 artikelen van hervorming uit. Johannes Calvijn in Zwitserland, John Knox in Schotland en vele anderen droegen hun steentje bij. Er was een hervorming begonnen.

Intussen was William Tyndale opgeleid tot priester en sprak hij acht talen vloeiend. Hij geloofde dat een rechtstreekse vertaling uit het Grieks en Hebreeuws in het Engels nauwkeuriger en leesbaarder zou zijn dan Wycliffe’s vertaling uit het Latijn. Dus, verlicht door de Geest Gods, vertaalde Tyndale het Nieuwe Testament en een deel van het Oude Testament. Zijn vrienden waarschuwden hem dat hij daarvoor ter dood zou worden gebracht, maar hij liet zich niet afschrikken. Hij zei bij een redetwist met een geleerde man eens: ‘Als God mijn leven nog vele jaren spaart, zal ik ervoor zorgen dat een jongen die een ploeg stuurt meer van de Schriften weet dan u.’4

Uiteindelijk werd Tyndale, net als anderen, ter dood gebracht vanwege zijn werk — hij werd in de buurt van Brussel gewurgd en op de brandstapel gezet. Maar het geloof waarvoor hij zijn leven gaf, ging niet verloren. Miljoenen mensen hebben zelf ervaren wat Tyndale bij leven onderricht heeft: ‘De aard van Gods woord is zo dat het wie het ook leest, (…) onmiddellijk van dag tot dag beter begint te maken totdat hij een volmaakt mens is.’5

Turbulente politieke tijden brachten veranderingen met zich mee. Vanwege een meningsverschil met de kerk in Rome riep koning Hendrik de Achtste zichzelf uit tot hoofd van de Anglicaanse kerk en verordineerde hij dat er in alle parochies exemplaren van de Engelse Bijbel in de kerk moest worden gelegd. De mensen hongerden naar het evangelie en stroomden toe naar die kerken om elkaar de Schriften voor te lezen tot hun stem het opgaf. De Bijbel werd ook als leerboek in het onderwijs gebruikt. Hoewel er in heel Europa nog mensen de martelaarsdood ondergingen, begon er een einde te komen aan de donkere nacht van onwetendheid. Een predikant die op het punt stond levend verbrand te worden, zei: ‘Met de genade Gods steken we vandaag in Engeland een kaars aan waarop ik vertrouw dat die nooit meer uitgaat.’6

Wij spreken onze dank uit voor allen in Engeland en de rest van Europa die hebben geholpen met het aansteken van dat licht. Met de genade Gods werd dat licht nog feller. De Engelse koning James I was zich bewust van de onenigheid in zijn land en stemde toe in het maken van een nieuwe, officiële versie van de Bijbel. Naar schatting is in de King Jamesvertaling ongeveer tachtig procent van William Tyndale’s vertalingen van het Oude Testament (de Pentateuch, of Genesis t/m Deuteronomium, en Jozua t/m Kronieken) behouden gebleven.7 In de loop van de tijd vond die versie zijn weg naar een nieuw land, waar het gelezen werd door een veertienjarige boerenjongen die Joseph Smith heette. Is het dan een wonder dat de King Jamesvertaling van de Bijbel de officiële Engelstalige uitgave van de Bijbel is die nu nog gebruikt wordt in De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen?

De godsdienstige vervolging in Engeland werd voortgezet onder Charles, de zoon van James, en velen zagen zich genoodzaakt om vrijheid te zoeken in nieuwe landen. Onder hen de Pilgrim Fathers die in 1620 in Amerika aankwamen en bij Plymouth Rock aan land gingen — in het land dat Columbus ruim honderd jaar daarvoor ontdekt had. Er volgden al gauw andere kolonisten, onder wie Roger Williams, de stichter en latere gouverneur van Rhode Island, die bleef zoeken naar de ware kerk van Christus. Williams zei dat er geen officieel gevestigde kerk van Christus op aarde was, noch is iemand bevoegd om enige kerkelijke verordening te bedienen, noch is dat mogelijk totdat er nieuwe apostelen worden gestuurd door het grote Hoofd van de kerk naar wiens komst ik uitzie.8

Meer dan een eeuw later lieten de stichters van een nieuwe natie op het Amerikaanse vasteland zich leiden door dergelijke godsdienstige gevoelens. Onder Gods hand garandeerden zij met een geïnspireerde grondwettelijke verklaring van rechten iedere burger godsdienstvrijheid. Veertien jaar later, op 23 december 1805, werd de profeet Joseph Smith geboren. De voorbereiding naderde zijn voltooiing in afwachting van de herstelling.

Als jongeman werd Joseph op godsdienstig gebied ‘tot ernstige bezinning (…) aangezet’.9 Omdat hij was geboren in een land met godsdienstvrijheid, kon hij zich afvragen welke van alle kerken de juiste was. En omdat de Bijbel in het Engels was vertaald, kon hij in het woord van God naar een antwoord zoeken. In de brief van Jakobus las hij: echter iemand van u in wijsheid te kort schiet, dan bidde hij God daarom’10 en hij volgde die aanwijzing op. In antwoord op zijn gebed verschenen God de Vader en zijn Zoon Jezus Christus aan hem.11 Deze eenvoudige boerenjongen was de profeet die God had gekozen om de oorspronkelijke kerk van Jezus Christus en zijn priesterschap te herstellen in deze laatste tijd. Deze herstelling zou de laatste bedeling van de volheid der tijden worden waarin alle priesterschapszegeningen zouden worden hersteld die de mens op aarde kon bezitten. Zijn goddelijke opdracht was niet om hervormingen door te voeren of te protesteren tegen wat al op aarde was. Het was om dat wat op aarde verloren was gegaan te herstellen.

De herstelling begon in 1820 met het eerste visioen en werd voortgezet met de publicatie van het Boek van Mormon, eveneens een testament aangaande Jezus Christus. Op 21 september 1823 werd Joseph Smith bezocht door de engel Moroni, die hem vertelde over een oude kroniek met ‘de volheid van het eeuwige evangelie (…) ter voorbereiding op de wederkomst van de Messias’.12 Het Boek van Mormon, dat op gouden platen was opgetekend, bevat een verslag van Christus’ bediening op het westelijk halfrond, net zoals de Bijbel een verslag bevat van zijn leven en bediening in Israël. Joseph kreeg de gouden platen vier jaar later. En in december 1827 begon hij aan de vertaling van het Boek van Mormon.13

Tijdens de vertaalwerkzaamheden lazen Joseph Smith en zijn schrijver, Oliver Cowdery, over de doop. Hun verlangen om die zegen zelf te ontvangen, leidde tot de herstelling van het Aäronisch priesterschap op 15 mei 1829 door Johannes de Doper.14

Vervolgens werd het Melchizedeks priesterschap hersteld toen de apostelen Petrus, Jakobus en Johannes, die de sleutels bezaten, het op Joseph en Oliver bevestigden. Na eeuwenlange geestelijke duisternis waren de kracht en het gezag om in Gods naam te handelen, heilige handelingen te verrichten en zijn kerk te leiden weer op aarde.

De eerste gedrukte exemplaren van het Boek van Mormon werden op 26 maart 1830 uitgegeven. Enkele weken later, op 6 april 1830, werd Christus’ ware kerk in het huis van Peter Whitmer sr., in Fayette (New York), opnieuw gesticht. Ouderling Parley P. Pratt heeft de gevolgen van die gebeurtenissen voor de wereld als volgt beschreven:

De morgen daagt, de nacht vliedt heen,

zie, Zions vaandel wappert fier.

In glorie rijst die schone dag. (…)

brengt vreugde voor Gods kind’ren hier.15

De lange nacht was eindelijk voorbij en openbaring stroomde de kerk toe, wat resulteerde in aanvullende Schriftuur. Op 17 augustus 1835 werd de Leer en Verbonden door de kerk geaccepteerd. Ook werd er dat jaar begonnen met de vertaling van het boek Abraham, dat later in de Parel van grote waarde zou worden opgenomen.

Nadere bevoegdheid om in de naam van God op te treden volgde al spoedig. Op 27 maart 1836 werd de Kirtlandtempel ingewijd.16 In die tempel verscheen de Heiland aan Joseph Smith en Oliver Cowdery, gevolgd door verschijningen van Mozes, Elias en Elia, die de profeet verdere priesterschapssleutels gaven.17

Dat evangelielicht zou niet meer van de aarde worden weggenomen. In 1844 bevestigde Joseph Smith alle priesterschapssleutels op Brigham Young, John Taylor, Wilford Woodruff en hun mede-apostelen. De profeet zei: ‘Ik heb geleefd tot ik deze last die op mijn schouders heeft gerust heb zien afwentelen op de schouders van andere mensen; (…) de sleutels van het koninkrijk zijn op aarde geplant om nooit meer weggenomen te worden, (…) ongeacht wat er met mij gebeurt.’18 Droevig genoeg ondergingen de profeet en zijn broer Hyrum drie maanden later, op 27 juni, de martelaarsdood te Carthage (Illinois).

Ouderling John Taylor, die bij de profeet was toen hij werd vermoord, gaf dit getuigenis van hem: ‘Joseph Smith, de profeet en ziener des Heren, heeft, Jezus alleen uitgezonderd, meer gedaan voor het heil van de mensen in deze wereld dan enig ander mens die hier ooit heeft geleefd.’19

Ik getuig dat het werk van de profeet Joseph Smith het werk van de Heiland is. Wie zich in dienst van de Heer begeeft, heeft niet altijd een makkelijk pad te begaan. Het vereist vaak opoffering en het is waarschijnlijk dat we met tegenwerking worden geconfronteerd. Maar als we Hem dienen, ontdekken we dat Hij echt zijn hand over ons heeft uitgestrekt. Dat gold ook voor Wycliffe, Tyndale en duizenden anderen die de weg voor de herstelling bereidden. En het gold ook voor de profeet Joseph Smith en allen die ertoe hebben bijgedragen om het herstelde evangelie in te luiden. En dat geldt ook voor ons, nu en in de toekomst.

De Heer verwacht van ons dat wij zo getrouw, toegewijd en moedig zijn als hen die ons zijn voorgegaan. Zij werden geroepen om hun leven te geven voor het evangelie. Wij zijn geroepen om ons leven te leven voor het evangelie. In deze laatste tijd hebben wij daar vooral reden toe.

Voorafgaand aan die gewijde nacht in Betlehem bereidden geschiedkundige gebeurtenissen en de woorden van de profeten uit alle bedelingen de weg voor de eerste komst van de Heiland en voor zijn verzoening. En zo legden de geschiedenis en profetie ook het fundament voor de herstelling van het evangelie door middel van de profeet Joseph Smith. Zien wij in dat de gebeurtenissen en profetieën van deze tijd ons voorbereiden op de wederkomst van de Heiland?

Ik geef mijn bijzonder getuigenis dat onze Heiland, Jezus Christus, leeft. Ik getuig dat zijn hand al van vóór de grondlegging van deze wereld is uitgestrekt over dit werk van de herstelling en dat Hij die hand erover zal blijven uitstrekken tot zijn wederkomst.

Dat ieder van ons zich mag voorbereiden om Hem te begroeten, is mijn nederig gebed. In zijn gewijde naam, namelijk Jezus Christus. Amen.

Noten

  1. Abraham 2:8.

  2. Geciteerd in Mark E. Petersen, The Great Prologue (1975), p. 29.

  3. Geciteerd in Benson Bobrick, Wide as the Waters: The Story of the English Bible and the Revolution It Inspired (2001), p. 89.

  4. Geciteerd in S. Michael Wilcox, Fire in the Bones: William Tyndale—Martyr, Father of the English Bible (2004), p. 47.

  5. Geciteerd in Wilcox, Fire in the Bones, p. XV.

  6. Geciteerd in Bobrick, Wide as the Waters, p. 168; zie ook Kiefer, James E. Biographical Sketches of Memorable Christians of the Past, ‘Hugh Latimer, Bishop and Martyr.’ http://justus.anglican .org/resources/bio/269.html.

  7. Zie Wilcox, Fire in the Bones, pp., 125–126, 197; Fox’s Book of Martyrs, William Byron Forbush, red. (1926), p. 181.

  8. Zie William Cullen Bryant, red., Picturesque America; or, the Land We Live In, 2 delen (1872–1874), deel 1, pp. 500–502; zie ook LeGrand Richards, A Marvelous Work and a Wonder, herziene uitgave (1966), p. 29.

  9. Geschiedenis van Joseph Smith 1:8.

  10. Jakobus 1:5.

  11. Geschiedenis van Joseph Smith 1:11–20.

  12. Inleiding van het Boek van Mormon.

  13. Zie Geschiedenis van Joseph Smith 1:27–62.

  14. Zie LV 13; Geschiedenis van Joseph Smith, deel 1:66–72; Kerkgeschiedenis in de volheid der tijden, (lesboek van de kerkelijke onderwijsinstellingen, 2003), p. 55.

  15. ‘De morgen daagt’, lofzang 1.

  16. Zie LV 109.

  17. Zie LV 110.

  18. Geciteerd door Wilford Woodruff. In: Deseret News, 21 december 1869, p. 2.

  19. LV 135:3.